Als bureauchef van generaal Scharnhorst moest de toen nog majoor Clausewitz rond 1810 wekelijks briefings verzorgen over de oorlogen die op dat moment door Napoleon in Europa werden gevoerd. Zijn voornaamste inlichtingenbron waren buitenlandse kranten. Misschien dat dit de reden is geweest waarom hij in zijn Vom Kriege zo nadrukkelijk waarschuwt voor een te grote nadruk op inlichtingen en die zelfs een bron van frictie noemt. Er gaat daarmee nog wel het een en ander mis, aldus Clausewitz: ‘Een groot deel van de berichten die men in de oorlog ontvangt is tegenstrijdig, een nog groter deel is onwaar en verreweg het grootste deel is onderhevig aan veel onzekerheid’.[1]

Honderdvijftig jaar later bleek het tijdens de Koude Oorlog ook erg moeilijk om goede inlichtingen te verzamelen over het Warschaupact. In dit themanummer over het vijandbeeld uit die periode zijn de geclassificeerde rapportages van de toenmalige Nederlandse militaire inlichtingendiensten naast de openbare kennis van nu gelegd. Zolang het om de locatie en de samenstelling van de grote eenheden ging lukte het nog wel om daar betrouwbare informatie over te genereren. Hier zal zeker de uitvinding van hoog vliegende spionagevliegtuigen en satellieten hebben meegespeeld, systemen waar Scharnhorst en Clausewitz niet eens van konden dromen. Ook van de verschillende wapensystemen waren de drie inlichtingendiensten vrij goed op de hoogte, aldus de auteurs van de artikelen in dit nummer. Buiten Europa werd destijds nog wel eens een Russisch vliegtuig of tank buitgemaakt of door een overloper aan de NAVO overhandigd.

Maar als het daarentegen om de intenties of de strategische plannen en mogelijkheden van het Warschaupact ging zaten de diensten er vaak naast. Dergelijke zaken laten zich erg moeilijk voorspellen en meer dan eens gingen de drie diensten daarom maar uit van een worst-case-scenario. Zo zagen ze bijvoorbeeld een offensieve doelstelling, terwijl de onderzoekers nu in de archieven alleen een defensieve doelstelling kunnen terugvinden. In zijn theoretische nabeschouwing van de drie historische casestudies onderschrijft ook bijzonder hoogleraar Intelligence in War and Conflict Bas Rietjens het probleem voor inlichtingendiensten om de intenties van de tegenstander goed in beeld te krijgen. Hij legt uit dat er nu meer en ook andersoortige tegenstanders zijn dan in de Koude Oorlog, die het probleem verder vergroten.

De artikelenreeks geeft de lezer een actueel, leerzaam en historisch voorbeeld van de problematiek rondom inlichtingenverzameling. Een adequate oplossing zodat inlichtingendiensten de intenties van mogelijke tegenstanders wel altijd juist kunnen voorspellen is niet voorhanden. Maar historische casestudies geven de lezer natuurlijk wel een goed beeld van de mogelijke valkuilen en hoe die in de toekomst te omzeilen. Dat is in ieder geval een goede stap in de juiste richting.

[1] Carl von Clausewitz, Vom Kriege, Neunzehnte Auflage, Nachdruck, Werner Hahlweg (Bonn, Ferd. Dümmlers Verlag, [1980], 1991), Boek I hfd 6. blz. 258. Vertaling: redactie Militaire Spectator.

Over de auteur(s)