Rusland kan ‘do whatever the hell it wants’ tegen een NAVO-lid dat niet genoeg uitgeeft aan defensie, zei de Amerikaanse presidentskandidaat voor de Republikeinen onlangs. Hij ondermijnde daarmee de bijstandsclausule (Artikel 5), de kurk waarop de NAVO drijft. ‘Burdensharing’ is altijd een belangrijk thema geweest binnen het trans-Atlantische bondgenootschap – oud-president Barack Obama kritiseerde in 2016 de ‘free riders’ onder de Europese leden – maar nooit werd een potentiële vijand op deze manier aangemoedigd door de mogelijke leider van het sterkste land in de NAVO.
Begin april vierde de NAVO haar 75-jarige bestaan. Jubilea zijn vaak reden voor extra aandacht, en in 1999 wijdde de Militaire Spectator een heel themanummer aan de 50ste verjaardag van de verdragsorganisatie. Hoe keek men toen aan tegen de trans-Atlantische alliantie, die op dat moment haar oorspronkelijke doelstelling – de Sovjet-Unie weerhouden van een aanval – behaald had?
Men zag in dat na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie de bestaansreden van de NAVO ter discussie stond. ‘Eigenlijk kan niemand overtuigend aangeven waarom die NAVO er nog is’, schreven P. Rusman en P. Colijn. En ‘Meer praktisch: het is de vraag of dit een stabiele situatie is. De NAVO is niet dood, maar zal zij niet just fade away bij gebrek aan relevantie?’
Ook Rob de Wijk beschreef de twijfels over de levensvatbaarheid van het bondgenootschap: ‘Artikel 5, de wederzijdse bijstandsclausule, wordt nog steeds als de belangrijkste samenbindende factor gezien en de jure ontleent de NAVO haar bestaansrecht hieraan. Het ter discussie stellen van deze clausule zal het Bondgenootschap ongetwijfeld ondermijnen, want artikel 5 is de enige zichtbare uiting van bondgenootschappelijke solidariteit.’ De bijstandsverplichting is echter niet hard geformuleerd. Met slechts symbolische hulp zou een land aan zijn verplichting voldoen, zonder dat die hulp concreet iets bijdraagt aan verdediging en of afschrikking. Zo’n situatie ‘ondermijnt wel het Bondgenootschap.’
De defensie-inspanningen (het gebrek daaraan) van de Europese leden waren eveneens reden tot zorg: ‘Maar een verdeelde NAVO is een zwakke NAVO. Daarom kan de NAVO niet overleven zonder sterk leiderschap. Slechts de Amerikanen zijn daartoe in staat. Maar ook speelt burdensharing een rol: de Amerikanen willen niet alléén verantwoordelijk zijn voor het oplossen van problemen in Europa.’
Een welkomstceremonie voor een NAVO-battlegroup in Letland. Collectieve verdediging staat weer bovenaan de agenda van het 75-jarige bondgenootschap. Foto NAVO
Met de Russische invasie van Oekraïne is de relevantie weer terug bij die van de beginfase: de focus van de NAVO ligt weer op collectieve verdediging, en niet meer op ‘operaties buiten het verdragsgebied’, zoals De Wijk schreef in 1999. Rusman en Colijn stelden destijds dat de NAVO moest evolueren tot een ‘collectieve-veiligheidssysteem’, wat een fundamentele omslag vereiste ten opzichte van het begrip ‘collectieve verdediging’. Voor dat laatste ‘is een vijand nodig, voor collectieve veiligheid niet’, schreven zij. Die vijand is inmiddels weer terug. Langzaam maar zeker bewegen de Europese bondgenoten naar een meer evenwichtige burdensharing, nu meer en meer landen voldoen aan de NAVO-norm: twee procent van het BBP uitgeven aan defensie.
Aan de landen langs de oostflank van de NAVO zal het niet liggen, zij pleiten voor het verhogen van de norm naar drie procent. Ook doen zij oproepen voor dienstplicht en civiele weerbaarheid. Dat is gezien de historie niet verwonderlijk, want zoals de Estse premier Kaja Kallas rond de 75ste NAVO-verjaardag zei tegen de BBC: ‘Men zegt dat je pas begrijpt wat vrijheid betekent als je die niet hebt.’