‘In den tegenwoordigen materialistischen tijd, waarin men over niets anders spreekt dan hoogere of lagere prijzen en loonen, komt het meer ideëele wel eens hevig in ’t gedrang’. Zeker met de feestdagen in het achterhoofd zullen sommigen dit statement een adequate omschrijving vinden van onze tijd. De schrijfwijze verraadt echter dat het om een oudere tekst gaat, van 100 jaar geleden om precies te zijn.[1]
Reflecterend op de veranderingen in de krijgsmacht tijdens en als gevolg van de Eerste Wereldoorlog deed W.J Arriëns in het artikel ‘Wat men bij ons vergeet’ zijn beklag over de morele staat van het Nederlandse leger. Zijn oplossing is vrij simpel: ‘Door alle tijden heen heeft het niet stoffelijke toch altijd den te volgen weg gewezen’. Het ‘niet stoffelijke’ betreft hier vooral traditie, waaraan het volgens Arriëns door hervormingen in het Nederlandse leger ontbrak.
Een blik over de grenzen zou Nederland kunnen helpen. ‘Onze reglementen en voorschriften hebben zich steeds vrijwel onthouden van het geven van wenken op dit gebied; zij zijn, in tegenstelling met die in Frankrijk en Duitschland verschenen, droog, dor en zakelijk.’ Met name Frankrijk geldt als voorbeeld van hoe het dan wél moet, omdat in de militaire opleiding in dat land veel aandacht is voor traditie, geschiedenis, en ceremonieel, elementen die de eenheid van de gevechtstroepen zouden bevorderen. Nederlandse zuinigheid leidde tot de verkeerde beslissingen: ‘Bij ons heeft men een te grooten sprong gemaakt en het kind met het badwater weggegooid. Door, met het oog op kostenbesparing, de opleiding tot het allernoodzakelijkste voor het gevecht te beperken, vergat men, dat er van een moreele vorming geen sprake kon zijn’.
Helaas, constateert de auteur, zit daarnaast een misschien wel typisch Nederlandse eigenschap verbetering in het Nederlandse leger in de weg: ‘Wij weten het beter, geven alleen voorschriften voor den oorlog en maken zoo van het leger wat men wel eens noemt “een bende”.’
[1] W.J. Arriëns, ‘Wat men bij ons vergeet’, in: Militaire Spectator 90 (1921) (4).