Hoewel Oekraïne sinds zijn  onafhankelijkheid scherpe politieke tegenstellingen kende, waren die tot eind 2013 praktisch geweldloos gebleven. Dit beeld veranderde op slag toen in januari en februari 2014 de pro-Europese antiregeringsprotesten op het Maidanplein in Kyiv bruut werden neergeslagen, resulterend in meer dan honderd doden. Als reactie hierop braken in het hele land protesten en onlusten uit tegen de zittende pro-Russische regering. Rusland buitte de situatie in Oekraïne uit en annexeerde de Krim (18 maart 2014) en begon niet veel later militaire steun te bieden aan separatistische elementen in Oost-Oekraïne. De voortdurende meldingen van beschietingen en gevechten in dit deel van Oekraïne en het neerschieten van de MH17 op 17 juli 2014 staan in ieders geheugen gegrift.

Over de escalatie van het geweld in Oekraïne tussen 2014 en februari 2022 gaat Ukraine’s Unnamed War van de onderzoekers Dominique Arel en Jesse Driscoll, beide politicoloog. Hun onderzoek is geen klassieke politiek-strategische top-down-analyse; het expliciete doel van de onderzoekers is namelijk de stem van de Oekraïense bevolking te laten horen, dus bottom-up. Hoe reageert de bevolking vanuit haar eigen context (politiek, cultureel, maatschappelijk) op de escalatie van het geweld, op de besluiten van het overheidsapparaat en op de standpunten van de diverse politieke partijen en groeperingen? Arel en Driscoll onderzoeken de wisselwerking tussen de bevolking en het bestuurlijke en politieke apparaat in Oekraïne en in hoeverre die de escalatie van geweld in de periode 2014-2022 (mede) heeft bepaald.

Typering van het conflict

De rechtvaardiging voor de bottom-up-benadering komt mede voort uit de typering die de auteurs geven aan het geweld in Oekraïne tussen 2014-2022, namelijk ‘burgeroorlog’. Zij stellen onder meer dat de strijd in deze periode nog voornamelijk gevoerd werd tussen Oekraïners en meer door bewapende burgers dan de reguliere strijdkrachten en dat het geweld niet primair van buitenaf georkestreerd was. Destijds mocht het geweld om politieke redenen niet als burgeroorlog worden geduid en kreeg die strijd ook niet die, of een andere naam. Dat verklaart de titel van het boek: Ukraine’s Unnamed War.

Voor hun onderzoek brachten hebben Arel en Driscoll de Oekraïne politiek en maatschappelijk in kaart gebracht, taalgrenzen en etniciteit onderzocht en talloze media-uitingen geanalyseerd op politieke standpunten en meningen. Uit hun analyse van de verzamelde gegevens komt het beeld naar voren van een aanvankelijk tot in de haarvaten verdeelde samenleving waarin de vraag – of liever de strijd – over meer toenadering tot Europa of het behoud van de oriëntatie op Rusland centraal stond. De scheidslijn tussen beide kampen wordt niet geografisch bepaald of naar voertaal, stellen zij vast. Niet iedereen in Oost-Oekraïne was voor (gedeeltelijke) afscheiding van Oekraïne of tegen meer samenwerking met Europa. En andersom bestond in het begin van de periode 2014-2022 in westelijk Oekraïne nog veel aanhang voor Rusland.

Met name in de vergelijking van de houding van de bevolking op de Krim met die in Oost-Oekraïne wordt het contrast goed zichtbaar. Op de Krim werd al tijdens de Maidanprotesten opgeroepen tot afscheiding. Het Russisch sprekende bevolkingsdeel steunde dit streven in grote meerderheid, stellen de onderzoekers vast. Kyiv slaagde er niet in de afscheidingsbeweging te beteugelen. Rusland stuurde de beruchte ‘groene mannetjes’. Politie en leger hadden hiertegen niets in te brengen. Sterker nog, het overgrote deel van het bestuursapparaat op de Krim liep over naar de Russische bezettingsmacht. In tegenstelling tot de Krim had de bevolking in Oost-Oekraïne beduidend minder op met de afscheidingsbeweging die daar na de annexatie van de Krim op gang was gekomen. Daar ging de bevolking (Russisch en Oekraïens sprekend) de straat op en ging – letterlijk – het gevecht aan met de opstandelingen. Politieke en bestuurlijke autoriteiten lieten het daar afweten met het herstellen van de orde, maar evenmin kozen zij de zijde van de opstandelingen.

De onderlinge tegenstellingen die in het begin van de periode 2014-2022 nog bestonden in het westelijk deel van Oekraïne verdwenen na de annexatie van de Krim nagenoeg helemaal, volgens de onderzoekers doordat het Russisch sprekende bevolkingsdeel voor de pro-Europese regering in Kyiv koos.

Verharding

Eenmaal ontdaan van de tweespalt die tot 2014 de Oekraïense samenleving had beheerst, leidde dit wel tot een verharding van het standpunt van de regering in Kyiv. Bijvoorbeeld door de invoering van taalwetten, die het Russisch sprekende bevolkingsdeel zwaar onder druk zetten. Toch was dit voor deze groep nog geen reden om zich van Kyiv af te wenden. Oekraïne zette nu zijn reguliere strijdkrachten in tegen de door Rusland gesteunde opstandelingen in Oost-Oekraïne, waar de strijd voorheen nog werd gevoerd door lokale vrijwillige milities. De Minsk I- en II-Akkoorden (5 september 2014 respectievelijk 12 februari 2015), die het militaire geweld enigszins tot bedaren moesten brengen, bevatten ook politieke afspraken. Maar Kyiv was vanwege een te onzekere uitkomst niet bereid de bepalingen hierover na te komen. De auteurs waarschuwen er wel voor de schuld van de escalatie bij Oekraïne neer te leggen. Dat zou ‘blaming the victim’ zijn. De verantwoordelijkheid voor het geweld leggen zij terecht en zonder enig voorbehoud bij Rusland.

Arel en Driscoll wijzen ook op de in hun ogen opportunistische rol die Rusland speelde. Het lijkt er volgens hen op dat Moskou alleen bereid was de afscheidingsbeweging te steunen indien de kans op succes groot was (zie de Krim), maar terughoudend was wanneer de kansen minder gunstig leken zoals in Oost-Oekraïne. Pas toen in de loop van 2014 de Oekraïense strijdkrachten de opstandelingen onder de voet dreigden te lopen, intervenieerde Rusland openlijk door zijn eenheden in Oost-Oekraïne in de strijd te gooien. Na het tekenen van de Minsk-akkoorden ontstond een militaire patstelling die tot februari 2022 duurde. De Russische regering bleef in die periode steun geven aan de opstandelingen, wachtend op het moment dat zij meer steun zou krijgen vanuit de bevolking van Oost-Oekraïne, wat echter niet gebeurde.

Gevalideerde reconstructie

Arel en Driscoll zijn er met hun onderzoek in geslaagd een zeer gedetailleerde en bovenal gevalideerde reconstructie te maken van de ontwikkeling van het geweld in Oekraïne in de periode 2014-2022. De keuzes van(uit) de bevolking blijken sterk bepalend te zijn geweest voor de richting waarin het geweld, waarvoor Rusland verantwoordelijk was, zich ontwikkelde. Volgens de onderzoekers heeft Rusland zich in ieder geval vergist in de reactie van het Russisch sprekende bevolkingsdeel van Oekraïne en vervolgens tot 2022 ‘opportunistisch’ afgewacht of hierin, in zijn voordeel, nog verandering zou komen.

Ten slotte toch een kritische kanttekening bij de leesbaarheid van dit boek. De informatie die de auteurs aan de hand van een zeer methodische onderzoeksaanpak naar boven hebben gehaald, analyseren zij met behulp van een van de speltheorie afgeleid beslissingsmodel. Dit gaat helaas gepaard met het veelvuldig gebruik van jargon. Hoewel Ukraine’s Unnamed War volgens de auteurs bedoeld is voor een breder publiek, blijft het hierdoor wel een boek voor de wetenschapper.

lt. kol b.d. Jan-Leendert Voetelink

Ukraine’s Unnamed War

Before the Russian Invasion of 2022

Door Dominique Arel en Jesse Driscoll

Cambridge (Cambridge University Press) 2023

320 blz. – ISBN 9781009055949

Unkraine's unnamed war

Over de auteur(s)

Luitenant-kolonel b.d. drs. Jan-Leendert Voetelink

Jan-Leendert Voetelink is luitenant-kolonel b.d. van de Koninklijke Luchtmacht.