Bij speciale operaties denkt men vaak aan spectaculaire acties. Wat is de realiteit, hoe zien speciale operaties eruit en wie worden daarbij ingezet? Dit artikel schetst een perspectief op de rol van special operations forces in de huidige uitdagende veiligheidssituatie. Het is een bewerking van de oratie die prof. dr. Kitzen op 15 juni 2023 uitsprak ter aanvaarding van de leerstoel Irreguliere Oorlogvoering & Speciale Operaties aan de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie.

Prof. dr. Martijn Kitzen*

Waar denkt u aan bij speciale operaties? Grote kans dat deze vraag beelden oproept van een groepje tot de tanden bewapende vechtersbazen die met spectaculaire acties een goed bewaakt doelwit weten uit te schakelen. Dat is immers de manier waarop zulke operaties vaak in films of boeken worden voorgesteld. De oudere generatie herinnert zich waarschijnlijk wel The Guns of Navarone en meer recent waren er American Sniper, Zero Dark Thirty en 12 Strong. Nu zijn die laatste drie weliswaar gebaseerd op echte ervaringen tijdens de Global War on Terror, maar ook hier geldt dat zulke ‘realistische’ films een gedramatiseerd en vaak eenzijdig beeld schetsen als het gaat om speciale operaties en de operators die ze uitvoeren. Dat valt nog meer op als we naar actiefilms kijken. John James Rambo blijkt het door zijn achtergrond als Green Beret tijdens de Vietnamoorlog in zijn eentje te kunnen opnemen tegen een overmacht aan tegenstanders en dat telkens weer. Dat zien we ook bij het A-Team – die naam is een rechtstreekse verwijzing naar de special forces van de Amerikaanse landmacht – en in de film Commando – ook een duidelijke verwijzing – waarin Arnold Schwarzenegger als gepensioneerd kolonel zijn dochter uit de handen van een criminele bende weet te redden.[1] Speciale operaties spreken zozeer tot de verbeelding dat ze zelfs een thema zijn voor absurdistische films zoals Inglourious Basterds en ook genres als fantasy en science fiction maken er dankbaar gebruik van. Zo draait Star Wars om een kleine groep van zeer begaafde krijgers, de Jedi, die er met hun acties uiteindelijk in slagen een heel galactisch keizerrijk op de knieën te krijgen.

De uitdagende veiligheidssituatie van tegenwoordig heeft een nieuw perspectief nodig op de rol van special forces, zeker voor relatief kleine landen als Nederland en België. Foto MCD, Valerie Kuypers

Tot zover het populaire beeld. Wat is de realiteit, hoe zien speciale operaties eruit en wie worden daarbij ingezet? En wat is de betekenis van dit soort operaties in de huidige veiligheidsomgeving? Het zijn turbulente tijden waarin we te maken hebben met een intensivering van strategische competitie tussen grootmachten, een grootschalige oorlog in Europa en geavanceerde niet-statelijke dreigingen. Bovendien geldt dat conflicten zich steeds minder laten beperken in tijd en ruimte. Het is moeilijk vast te stellen wanneer een confrontatie precies begint of eindigt en lokale gebeurtenissen kunnen – al dan niet door gebruik van het virtuele domein – wereldwijd effect hebben. Dit artikel wil een perspectief schetsen op de rol van special operations forces in deze uitdagende veiligheidssituatie. Daartoe gaat het eerst in op wat speciale operaties zijn en welke soort eenheden daarbij betrokken zijn. Om die vraag te kunnen beantwoorden wordt achtereenvolgens de geschiedenis van deze vorm van militair optreden en de conceptuele benadering ervan behandeld. Vervolgens is het belangrijk stil te staan bij de dreigingen waarmee we geconfronteerd worden. Al deze elementen vormen de basis voor een nieuw perspectief op de inzet van special operations forces. Hierbij gaat het vooral om het definiëren van het palet van mogelijke taken en rollen vanuit het gezichtspunt van een klein land als Nederland of België. Ter afsluiting staat dit artikel stil bij de betekenis van deze bevindingen voor het onderzoek en onderwijs van de sectie Irreguliere Oorlogvoering & Speciale Operaties aan de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW).

Speciale operaties in historisch perspectief

De geschiedenis zit vol met voorbeelden van wat we tegenwoordig speciale operaties noemen. Er zijn tal van variaties als het gaat om rol, betekenis, uitvoering en betrokken personen. De ontwikkeling van dit soort optreden is waarschijnlijk net zo oud als oorlogvoering zelf en gaat dus terug tot de eerste conflicten. De westerse militaire geschiedenis beschouwt het paard van Troje als een van de eerste op schrift gestelde voorbeelden.[2] Na de klassieke oudheid groeiden speciale operaties tijdens de middeleeuwen en vroege renaissance uit tot een veelgebruikt politiek-militair instrument.[3] Adellijke heersers, ridders en huurlingen zagen het als een middel om langdurige, kostbare oorlogen of een beleg te voorkomen door bijvoorbeeld de leiders van de tegenstander te doden of ontvoeren. We hebben overigens uit deze periode ook voldoende illustraties van het feit dat zulke acties niet altijd even goed verliepen. De 15e-eeuwse Kroniek van Den Haag vermeldt bijvoorbeeld een onsuccesvolle poging van de Franse koning om de zoon van zijn rivaal, de hertog van Bourgondië, te ontvoeren uit diens kasteel in Gorinchem.[4] Daartoe ging de Bastaard van Rubempré, een beruchte huurling van de Franse vorst, in 1464 met een bende op pad. De heren namen uitgebreid de tijd om vanuit de meest luxe herberg de boel te verkennen terwijl ze zich voordeden als kooplieden. Na drie weken werd de gastvrouw toch wat achterdochtig en dat leidde tot de ontmaskering van de operatie. Deze hele affaire betekende een strategisch gezichtsverlies voor de Franse koning en versterkte de positie van zijn opponenten. Nu we toch in onze streken zijn aanbeland kunnen we natuurlijk ook niet onbenoemd laten dat op het kasteel van Breda de bekendste speciale operatie uit de Nederlandse geschiedenis heeft plaatsgevonden toen op 4 maart 1590 het turfschip met een verborgen strijdmacht binnen de muren aanlegde. Aangekomen bij deze unieke gebeurtenis en plek, wil ik een sprong maken naar de ontwikkelingen in onze tijd.

Moderne westerse speciale operaties vinden hun oorsprong in de Tweede Wereldoorlog waarin diverse nieuwe eenheden werden opgericht om de operaties van conventionele troepen te ondersteunen, strategische doelen uit te schakelen, inlichtingen te verzamelen en het verzet te organiseren, trainen en begeleiden.[5] In deze periode ligt ook de oorsprong van de Nederlandse commando’s die vanaf 1942 gevormd werden door het Britse leger. 22 maart, de dag dat de eerste vrijwilligers hun opleiding begonnen, wordt gezien als de geboortedag van het Korps Commandotroepen (KCT).[6] Naast soortgelijke initiatieven vroeg de grote verscheidenheid in missies ook om diversiteit onder wat men toen al special forces noemde. Het eveneens Nederlandse Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO) maakte bijvoorbeeld gebruik van speciaal geselecteerde mannen en vrouwen met heel verschillende achtergronden.[7] Direct na het einde van de oorlog werd het grootste deel van de nieuw opgerichte eenheden weer opgeheven. Duitsland en Japan waren verslagen en men zag de noodzaak niet deze capaciteit in stand te houden.

Het populaire beeld van speciale operaties bestaat uit tot de tanden bewapende vechtersbazen die spectaculaire acties uitvoeren. Maar wat is de realiteit?. Foto U.S. Navy, Katie Cox

Dekolonisatieconflicten en de Koude Oorlog leidden echter al snel tot een hernieuwde vraag. Het bestrijden van guerrillabewegingen vroeg om een specialistische aanpak en om daarin te voorzien werden er nieuwe eenheden opgericht. De Amerikaanse Green Berets zijn wellicht het meest bekende voorbeeld hiervan. President John F. Kennedy sprak daar in 1962 over als ‘forces which are too unconventional to be called conventional’, bedoeld voor ‘another type of war, new in its intensity, ancient in its origins’.[8] Dat laatste is een duidelijke verwijzing naar conflicten die een ander karakter hebben dan grootschalige oorlogvoering en verklaart waarom in het Amerikaanse militaire denken speciale operaties en irreguliere oorlogvoering tot op de dag van vandaag nauw met elkaar verbonden zijn. De onorthodoxe aard van de toenmalige speciale operaties bleek onder andere uit het feit dat psychologische oorlogvoering, inlichtingenvergaring en beïnvloeding van lokale partijen als inherent onderdeel van het optreden werden gezien.[9] Bovendien moesten de eenheden niet alleen tegen irreguliere tegenstanders kunnen optreden, maar zelf ook een guerrilla kunnen voeren tegen een communistische regering of bezettingsmacht. Dit alles onder de noemer Unconventional Warfare. Naast deze activiteiten werd het bestrijden van terrorisme een steeds belangrijkere taak van speciale eenheden. De ontwikkeling hiervan kwam in een stroomversnelling na het gijzelingsdrama tijdens de Olympische spelen in München van 1972.[10] Succesvolle voorbeelden zijn onder andere de Israëlische redding van het merendeel van de passagiers van een gekaapte Air France-vlucht uit het Oegandese Entebbe in 1976 en de ontzetting van de Iraanse ambassade in Londen door de Special Air Service (SAS) in 1980. In Nederland werden in deze periode de Bijzondere Bijstandseenheden (BBE’n) opgericht, met als bekendste wapenfeit de beëindiging van de Molukse treinkaping bij De Punt (1976).[11] De daarbij betrokken BBE-mariniers is overigens een van de voorgangers van onze huidige Maritime Special Operations Forces (MARSOF).

Een volgende stap in de ontwikkeling van westerse speciale operaties vindt zijn oorsprong in de nadagen van de Koude Oorlog. Speciale eenheden kregen in die tijd een definitieve plek in de structuur van veel krijgsmachten en groeiden uit tot een vaste waarde die wereldwijd op een veelzijdige manier kon worden ingezet. In de Verenigde Staten vormde de rampzalige mislukking van operatie Eagle Claw, de poging de gijzelaars uit de Amerikaanse ambassade in Teheran te bevrijden, in 1980 de directe aanleiding voor een reeks hervormingen. Dit leidde in 1987 tot de oprichting van het United States Special Operations Command (US SOCOM) dat voortaan de verantwoordelijkheid kreeg over de ontwikkeling en het inzetten van de speciale eenheden van verschillende krijgsmachtsdelen.[12] US SOCOM groeide al gauw uit tot een bepalende entiteit en gaf een boost aan het conceptuele denken. Speciale operaties moesten voortaan in het hele conflictspectrum een effectieve bijdrage kunnen leveren. Dat kwam goed van pas na de ineenstorting van de Sovjet-Unie en tijdens de oorlogen en vredesoperaties in de periode die daarop volgde. Ook in andere landen sloeg dit aan. Voor Nederland gold dat het KCT en de speciale troepen van het Korps Mariniers zich in de jaren 1990 en 2000 in rap tempo ontwikkelden als eenheden die snel, wereldwijd en met grote precisie konden worden ingezet om strategische effecten te bereiken.[13] De taakstelling die daarbij hoorde varieerde van Special Reconnaissance, het uitvoeren van complexe verkenningen, en Direct Action, het uitschakelen van hoogwaardige doelen, tot Military Assistance, het trainen van lokale bondgenoten. Niet geheel toevallig missies die traditioneel gezien het vaakst terugkomen en in deze periode ook doctrinair werden vastgelegd als de kerntaken van westerse special operations forces.[14]

Special Reconnaissance was een van de taakstellingen voor speciale troepen na het einde van de Koude Oorlog. Foto MCD, Louis Meulstee

Intussen zorgde de Global War on Terror er vanaf 2001 voor dat speciale eenheden een steeds grotere rol kregen in moderne oorlogvoering. De focus kwam echter meer en meer te liggen op het uitschakelen van belangrijke terroristenleiders. In tegenstelling tot langdurig onconventioneel optreden te midden van complexe lokale samenlevingen in Irak, Afghanistan of Syrië brachten acties gericht op het vijandelijke leiderschap en hun netwerk direct tastbare resultaten. In de ogen van veel politici, beleidsmakers en het grotere publiek zijn contraterrorisme-operaties als Neptune Spear, de uitschakeling van Osama Bin Laden, dan ook hét voorbeeld van een speciale operatie.[15] Daarbij vergeet men dat zulke acties op de lange termijn alleen succesvol zijn als ze worden ondersteund door activiteiten gericht op verzoening en het verhogen van de veiligheid van de lokale bevolking.[16]

Dit brengt ons terug bij het populaire beeld. De geschiedenis van speciale operaties leert dat ze in allerlei vormen en soorten bestaan. Toch is de eenzijdige kijk die ons doorgaans wordt voorgeschoteld hardnekkig geworteld in de publieke perceptie van dit soort operaties. Als erfenis van meer dan 20 jaar strijd tegen terreur worden speciale eenheden vooral gezien als ‘door kickers’ die heel precies terroristenleiders en andere hoogwaardige doelen kunnen uitschakelen. En dat terwijl de huidige internationale veiligheidssituatie vraagt om veelzijdigheid. De speciale operaties-gemeenschap zelf onderkent dat het juist nu belangrijk is het veelzijdige karakter van speciale operaties te behouden en dat eenheden en operators zich blijven ontwikkelen om huidige en toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden. Sommigen spreken daarbij zelfs van een nieuw tijdperk in de ontwikkeling van het westerse speciale optreden.[17] Om dit beter te kunnen begrijpen is het nodig in te gaan op de conceptuele benadering van dit soort operaties en de eenheden die erbij betrokken zijn.

Special operations (forces): een conceptuele verkenning

De meeste definities van speciale operaties kunnen worden gezien als pogingen het veelzijdige karakter hiervan onder één noemer te brengen. Funs Titulaer, Willem Emke en Martijn Rouvroije analyseren in Special Operations Forces Explained: Redux zowel militaire als academische definities.[18] Ze komen tot de conclusie dat de belangrijkste doctrines, die van respectievelijk de NAVO en de Verenigde Staten, vier overlappende aspecten behandelen.[19] Als eerste worden speciale operaties uitgevoerd door speciaal daarvoor geselecteerde, opgeleide, uitgeruste en georganiseerde eenheden die op onconventionele wijze hun doel weten te bereiken. Een tweede aspect betreft het feit dat speciale operaties wanneer nodig onder geheimhouding kunnen worden uitgevoerd. Als derde is er de notie dat dit soort operaties vaak een hogere mate van politiek, diplomatiek of militair risico met zich meebrengt. Tot slot benadrukken deze definities dat speciale operaties bedoeld zijn om strategische of operationele effecten te bereiken. Aan de academische kant valt op dat de meeste definities zich niet zozeer richten op het beschrijven van de karakteristieken van speciale operaties, maar op de meerwaarde van deze operaties in relatie tot conventionele operaties.[20] Dat nodigt uit hier verder op in te gaan.

Er zijn verschillende theorieën die de verhouding tussen special operations forces en reguliere eenheden beschouwen. Door de bank genomen gaat het daarbij om de manier waarop speciale operaties complementair zijn aan conventionele operaties en strijdkrachten. Tom Searle beschrijft in zijn invloedrijke theorie speciale operaties als ‘operations outside the conventional operations box’.[21] In de praktijk kan slechts een deel van alle taken en verantwoordelijkheden van het militaire apparaat (de ellips in Figuur 1), worden vervuld door conventionele strijdkrachten. Het niet door de conventionele box bestreken gebied vormt de kloof in militaire capaciteit – ook vaak the void genoemd – die door speciale operaties moet worden afgedekt. Hierbij geldt dat zowel de ellips als de conventionele box groter of kleiner kan worden. Dat hangt samen met veranderingen in de veiligheidssituatie en met wat de politiek van haar strijdkrachten verlangt. Speciale Operaties zijn in deze opvatting dus een functie van de politiek-strategische context en zullen continu moeten innoveren om hierop te kunnen inspelen.[22]

Figuur 1 Speciale operaties volgens Searles ‘Outside the Box’[23]

Colin Gray beschrijft in Explorations in Strategy waarom speciale operaties zo geschikt zijn deze kloof in militaire capaciteit op te vullen. Hij doet dat aan de hand van twee ‘master claims’, namelijk ‘economy of force’ en ‘expansion of choice’.[24] Het laatste slaat op het feit dat speciale operaties politieke en militaire leiders meer opties geven als het aankomt op de inzet van het militaire middel. Een capaciteit voor speciale operaties staat garant voor flexibiliteit, minimaal geweldsgebruik en precisie. Dat wordt grotendeels mogelijk gemaakt door de eerste master claim, economy of force, die erop neerkomt dat speciale operaties significante resultaten kunnen bereiken met beperkte middelen. Daar zijn meerdere redenen voor te noemen, maar hier wil ik vooral ingaan op de aard van special operations forces. Volgens Robert Spulak onderscheiden deze eenheden en hun personeel zich door hun vermogen met Clausewitziaanse frictie om te gaan. Met andere woorden, ze zijn in staat risico te mitigeren en zelfs zeer moeilijke missies tot een goed einde te brengen.[25] Dat is een rechtstreeks gevolg van de manier waarop deze elitesoldaten onder zware fysieke en mentale druk geselecteerd en opgeleid worden, de flexibiliteit die wordt geboden door kleine groepen van breed inzetbare individuen en de mogelijkheid creatief op te treden omdat ze in tegenstelling tot reguliere eenheden minder zijn gebonden aan starre doctrinaire en operationele raamwerken en daardoor op een onorthodoxe manier kunnen opereren.[26] Speciale eenheden onderscheiden zich dus zowel in de fysieke en mentale als conceptuele component.[27]

Als laatste is het van belang hier nog wat uitleg te geven over de van oorsprong Amerikaanse term special operations forces, die ik tot nog toe als synoniem met speciale eenheden heb gebruikt. Het is echter van belang te benadrukken dat special operations forces niet alleen slaat op de operators zelf, maar ook op ander personeel dat bij operaties betrokken is. In de Verenigde Staten worden bijvoorbeeld de ondersteunende squadrons van de luchtmacht – net als in Nederland overigens – en de speciale helikoptercapaciteit van de landmacht hiertoe gerekend, evenals eenheden voor psychologische oorlogvoering en civiel-militaire samenwerking.[28] Speciale operaties draaien weliswaar om een harde kern van operators, maar ze zijn daarbij afhankelijk van ondersteunende eenheden die ervoor zorgen dat zij hun missie kunnen vervullen.

Turbulente tijden: het 21e-eeuwse internationale veiligheidslandschap

Zoals in de inleiding gezegd leven we in turbulente tijden waarin we te maken hebben met een groot aantal verschillende dreigingen. De oorlog in Oekraïne is het meest zichtbaar, maar ook op andere plekken zorgt de toenemende competitie tussen grootmachten, de groeiende rol van sterke regionale spelers en de opkomst van geavanceerde gewelddadige niet-statelijke actoren voor instabiliteit. David Kilcullen spreekt in deze context ook wel over ‘draken en slangen’ die steeds meer op elkaar gaan lijken.[29] Hij bedoelt daarmee dat landen als Rusland, China, Noord-Korea en Iran – de draken – naast de dreiging met conventionele of nucleaire middelen tegenwoordig veelvuldig gebruik maken van onorthodoxe methodes om invloed te winnen en hun eigenbelang veilig te stellen. Dat hebben ze afgekeken van de slangen: niet-statelijke groeperingen als al-Qaida, Hezbollah of Islamitische Staat die de afgelopen twintig jaar hebben geleerd hoe je (gedeeltelijk) overeind kunt blijven in een oorlog tegen het Westen. Op hun beurt is het de slangen gelukt hun geweldscapaciteit uit te breiden en ze deinzen er zelfs niet meer voor terug om op dezelfde manier als reguliere legers op te treden als dat kan. Dit alles betekent dat we niet alleen onze conventionele afschrikking op orde moeten hebben, maar ook irreguliere dreigingen moeten kunnen afstoppen.

Speciale operaties draaien om een harde kern van operators, maar ze zijn daarbij afhankelijk van ondersteunende eenheden, zoals helikoptercapaciteit. Foto MCD, Jan Dijkstra

Als we naar de huidige trends kijken dan is het de verwachting dat deze ontwikkeling zich verder doorzet.[30] Wapens en andere middelen voor oorlogvoering zijn steeds breder beschikbaar. De vergaande verbondenheid van de moderne wereld zorgt er niet alleen voor dat we beter kunnen samenwerken, maar maakt ons ook kwetsbaar voor partijen die onze fysieke en virtuele netwerken willen misbruiken of treffen. En dan tekenen zich ook nog eens de contouren af van een technologische revolutie waarbij de eerste signalen er al op wijzen dat kunstmatige intelligentie een grote impact zal hebben op oorlogvoering.

Deze drie ontwikkelingen zorgen ervoor dat staten en gewelddadige niet-statelijke spelers in rap tempo meer capaciteiten krijgen om zowel op een conventionele als irreguliere manier druk uit te oefenen.[31] Dit wordt nog eens extra gecompliceerd door een vervaging van de klassieke tijd- en ruimtegrenzen. Conflicten beperken zich zelden nog tot één gebied, maar hebben vaak een veel verdere impact. Dat uit zich niet alleen in fysieke acties, maar ook via middelen als communicatiesatellieten en het internet. Het is dan ook niet meer dan logisch dat cyber en space tegenwoordig als domeinen van militair optreden worden gezien. Zelfs onze eigen samenlevingen zijn het toneel van een voortdurende sociaal-politieke informatiestrijd waarin externe partijen binnen onze landsgrenzen proberen invloed uit te oefenen.[32] Deze methode wordt door autoritaire rivalen als China en Rusland ook succesvol gebruikt om in niet-westerse landen het wantrouwen jegens het Westen verder aan te wakkeren met als gevolg een verlies van westerse invloed.[33] Dat heeft potentieel grote gevolgen in regio’s in Afrika en het Midden-Oosten waar vergaande destabilisering al dan niet indirect effect op Europa gaat hebben, of die we nog hard nodig zullen hebben om te voorzien in onze vraag naar grondstoffen. Zulke beïnvloedingscampagnes illustreren dat er continu sprake is van acties die erop gericht zijn onze belangen te schaden. Dat maakt het moeilijk te bepalen wanneer een conflict precies begint of eindigt. In de huidige competitie is het niet altijd even duidelijk wanneer een potentieel escalerende actie is ingezet. Dat geldt zeker als die zich afspeelt onder de drempel van wat wij als oorlog beschouwen en het schimmig is wie er precies achter zit. We zullen dan ook klaar moeten zijn om hybride of ambigue activiteiten in dit grijze gebied (de grey zone) tussen oorlog en vrede te detecteren, attribueren en indien nodig af te stoppen.

Een nieuw perspectief op de inzet van special operations forces

Wat is nu de rol van special operations forces in het moderne veiligheidslandschap? Een antwoord hierop begint bij het vaststellen waar precies de kloof, the void, ligt tussen de capaciteit van reguliere eenheden en de verantwoordelijkheden en taken van de krijgsmacht als geheel. Aangezien dit niet alleen afhankelijk is van de veiligheidssituatie, maar ook van nationale politiek, is dit voor ieder land anders. Toch is er een algemene trend waarneembaar. Op dit moment richten westerse krijgsmachten zich namelijk weer massaal op hun originele hoofdtaak, conventionele afschrikking. De box wordt daarmee een stuk kleiner, want de afgelopen twintig jaar waren reguliere eenheden – althans op papier – naast deze taak ook bezig met expeditionaire counterinsurgency- en stabilisatieoperaties.[34] Tegelijkertijd zijn er met de intensivering van strategische competitie en het voortduren van de strijd tegen terroristische organisaties en andere gewelddadige niet-statelijke groeperingen ook meer taken bijgekomen voor het militaire apparaat. Dat betekent dus dat the void groter is geworden door enerzijds een krimpend takenpakket van reguliere eenheden en anderzijds een uitbreiding van de militaire verantwoordelijkheid in haar geheel. Kolonel der mariniers Bas Brust heeft de gevolgen hiervan voor westerse special operations forces in kaart gebracht.[35] Hij concludeert dat speciale eenheden in de huidige context in totaal zo’n 25 (inter)nationale en binnenlandse rollen kunnen vervullen en 19 verschillende strategische effecten kunnen bereiken. Het gaat te ver hier op al deze punten in te gaan, maar opvallend is dat het zwaartepunt ligt in het irreguliere deel van competitie en oorlogvoering.[36] Ook andere rapporten wijzen op een heel spectrum aan taken waarbij het belangrijk is te blijven innoveren om bijvoorbeeld in samenwerking met cyber- en space-middelen in meerdere domeinen effecten te bereiken.[37]

Onze turbulente tijden vragen dus om special operations forces met een veelzijdig karakter. Voor kleine landen als Nederland en België komt dit erop neer dat weloverwogen keuzes gemaakt moeten worden om met beperkte middelen een gebalanceerde capaciteit te genereren.[38] Dat vraagt om heldere politiek-militaire besluitvorming en een einde aan de ‘strategische vaagheid’ die de afgelopen decennia heeft gekenmerkt.[39] Het helpt daarbij niet dat er nog steeds een eenzijdig beeld bestaat van speciale operaties waarbij de focus op dit moment ligt op conventionele afschrikking en oorlogvoering. Waar zo’n prioritering mij voor reguliere eenheden overigens niet meer dan terecht lijkt, is dit voor speciale eenheden anders omdat zij vooral het verschil kunnen maken als het gaat om de irreguliere aspecten van moderne competitie, crises en conflicten.[40]

Onderzoek door Ricky van der Pas biedt een welkom inzicht in de koers die een klein land kan varen als het aankomt op de ontwikkeling en inzet van hedendaagse special operations forces.[41] Het draait daarbij om het verkrijgen van veiligheidsgaranties van bondgenoten door relevante bijdrages die niet alleen een militair probleem oplossen, maar tegelijkertijd ook gewicht geven aan het eigen politieke standpunt. Speciale operaties vormen door hun ‘economy of force’ een relatief goedkoop en betrouwbaar instrument voor dit doeleinde.[42] Bovendien genieten special operations forces prestige en dat maakt het voor kleine landen aantrekkelijk om via dit middel hun internationale status en invloed te vergroten. Wat Nederland betreft hebben we dit gezien bij inzet van speciale eenheden in onder meer Afghanistan, Irak en Mali.

Met de oprichting van het Nederlandse Special Operations Command (NLD SOCOM) in 2018 heeft het denken over speciale operaties als strategisch instrument van ons buitenlands beleid een nieuwe impuls gekregen. Dat is onder ander terug te zien in het visiedocument Netherlands Special Operations Forces 2035 dat stelt dat onze special operations forces een strategische niche vullen door hun vermogen met precisie te opereren in extreem gevaarlijke situaties met een hoog politiek of militair risico waarin grootschalige aanwezigheid ongewenst of onmogelijk is.[43] Hierbij is nadrukkelijk aandacht voor de rol van speciale eenheden als middel om Nederland te positioneren als sterke en betrouwbare partner binnen internationale allianties en netwerken, in het bijzonder het zogeheten ‘global SOF network’.[44] Om relevant te blijven is het van belang het eigen SOF-systeem en de mensen die daarin centraal staan voortdurend te ontwikkelen en deze binnen de Nederlandse krijgsmacht als aanjagers van innovatie te laten fungeren.[45] Dit stelt onze special operations forces in staat een veelzijdig karakter te behouden waarmee veel verschillende rollen binnen het hele conflictspectrum kunnen worden vervuld.

Uitreiking gevechtsinsigne aan mariniers van de Special Operations Land Task Group in Mali. Foto MCD, Sjoerd Hilckmann

Het gaat dan niet alleen om traditionele taken en doorontwikkelingen daarvan, maar ook om nieuwe rollen die ons in staat stellen de acties van tegenspelers in het grijze gebied tussen oorlog en vrede beter te doorzien. Dat kan bijvoorbeeld door zogenaamde afgeschermde operaties in samenwerking met de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en eventueel het Defensie Cybercommando.[46] Ook Early Forward Presence (EFP) in een potentieel conflictgebied biedt mogelijkheden meer grip te krijgen op complexe veiligheidsdynamieken waarbij deze rol bij uitstek geschikt is om Nederland internationaal onderscheidend te positioneren. Verder blijft het belangrijk hoogwaardige doelen uit te kunnen schakelen en is er ook veel vraag naar Unconventional Warfare zoals het trainen en organiseren van verzetsgroepen in de Baltische Staten.[47] Onze Nederlandse special operations forces kunnen zo niet alleen bijdragen aan afschrikking in Europa, maar bovenal ook aan het detecteren en tegengaan van beïnvloeding en instabiliteit in kwetsbare gebieden om ons heen. Gezien de huidige focus op het indammen van Moskous agressie is het niet meer dan logisch na te denken over de rol van onze speciale eenheden bij het tegengaan en afschrikken van Russische activiteiten – al dan niet via organisaties als Wagner – in fragiele staten aan de buitenranden van Europa.

Onderzoek en onderwijs sectie Irreguliere Oorlogvoering & Speciale Operaties

In zijn oratie ‘Oorlog en het Schild van Athena. De waarde van Krijgswetenschappen’ schetst Frans Osinga drie wetenschappelijke functies van het vakgebied, namelijk het verduidelijken van de aard van hedendaagse oorlog(voering), het verklaren van de logica en het succes van militair geweld, en theorievorming en toetsing. [48] De verkregen kennis kan onder andere direct worden ingezet voor de gebruikers – militairen, besluitvormers en beleidsmakers – die bij de inzet van krijgsmacht betrokken zijn. Dat kan middels onderwijs, maar ook door valorisatie in de vorm van advies, kennisborging of andere activiteiten. Luitenant-kolonels Joost Tuinman en Matthias Schwarzbauer wijzen in een recent onderzoek bijvoorbeeld op de meerwaarde van een academisch perspectief bij het nadenken over toekomstige effecten, strategieën en concepten voor speciale operaties.[49]

Sinds haar oprichting is de sectie Irreguliere Oorlogvoering & Speciale Operaties op alle hiervoor genoemde terreinen actief. Daarbij ligt de focus op zowel speciale operaties als irreguliere oorlogvoering met als doel op deze twee onderwerpen zo breed mogelijk en op een multidisciplinaire manier kennis op te bouwen voor de Nederlandse en Belgische krijgsmachten en in het bijzonder de respectievelijk SOCOM’s. Dat gebeurt onder andere op basis van de in dit artikel verwerkte ideeën, theorieën, concepten en inzichten. Samen met de Amerikaanse hoogleraar James Kiras wordt er op dit moment gewerkt aan een nieuw boek, Into the Void. Dat analyseert – inderdaad – hoe special operations forces om kunnen gaan met de huidige kloof in militair optreden, welke uitdagingen daarbij komen kijken en welke vormen van optreden het meest succesvol zijn in de hedendaagse veiligheidssituatie.

Het gros van het onderzoek binnen de sectie wordt echter verricht door promovendi vanuit het aio-programma van het Commando Landstrijdkrachten. Recentelijk promoveerde majoor Martijn van der Vorm op een proefschrift waarin het lerend vermogen van de krijgsmacht tijdens en na operaties werd geanalyseerd.[50] Luitenant-kolonel Ivor Wiltenburg zal postuum promoveren op Security Force Assistance, een taak waarin veel overlap bestaat tussen speciale en conventionele eenheden. Met behulp van onderzoeksassistent Vibeke Gootzen is dit onderzoeksthema overigens verder opgepakt om de huidige ervaringen met het trainen van Oekraïense militairen te analyseren. Majoor Marnix Provoost houdt zich bezig met complexe insurgencies zoals we die op dit moment zien in bijvoorbeeld de Sahel, maar is inmiddels ook uitgegroeid tot een veelgevraagd expert over Russische strategische cultuur en oorlogvoering. Luitenant-kolonel Gijs Tuinman verdiept zich in de complexiteit van oorlog en de manier waarop krijgsmachten daarmee omgaan. En tot slot onderzoekt majoor Peter Schrijver hoe Oekraïne in de strijd tegen Rusland succesvol gebruik weet te maken van informatiemanoeuvre. Daarnaast zijn er ook nog enkele buitenpromovendi actief, zoals Aiden Hoyle, die Russische desinformatie onder de loep neemt, en luitenant-kolonel Rick Breekveldt, die onderzoek doet naar beïnvloeding als onderdeel van speciale operaties. Maarten Broekhof – zelf diplomaat – analyseert de rol van buitenlandse zaken in militaire operaties en Jelle Hooiveld bestudeert het eerdergenoemde Bureau Bijzondere Opdrachten tijdens de Tweede Wereldoorlog als vroege vorm van Unconventional Warfare.

Het toegankelijk maken van deze kennis gebeurt middels valorisatie, waarbij Martijn Rouvroije en kapitein-commandant Jan Weuts een sleutelrol spelen. Zij overbruggen de kloof, onze eigen void, tussen de academie en de praktijk van respectievelijk Nederlandse en Belgische special operations forces. Daarnaast onderzoeken beiden de strategische en theoretische context van speciale operaties. Voor onderwijs geldt dat de sectie inmiddels met verschillende vakken actief is in nagenoeg alle opleidingen van de NLDA, waarbij binnen de Master Military Strategic Studies ook samen met studenten onderzoek wordt gedaan. De in dit artikel genoemde studies van kolonel der mariniers Bas Brust en Ricky van der Pas zijn voorbeelden hiervan. Binnenkort verschijnt er ook nog een monoloog bij de Amerikaanse Joint Special Operations University waarin kapitein Tijs Althuizen en de schrijver van dit artikel de ontwikkeling van de gecombineerde inzet van speciale eenheden, lokale bondgenoten en het luchtwapen analyseren. Als laatste zijn er speciale themadagen en de cursus Strategic Awareness for SOF Operators waarin Nederlands en Belgisch personeel gezamenlijk wordt meegenomen in de strategische context van speciale operaties. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van de inzichten van de Belgische soldiers-scholars kapitein Pieter Balcaen en korporaal Pierre Jean Dehaene. Inmiddels zijn er verschillende iteraties geweest en is er interesse vanuit onder andere Denemarken en Zweden.

Buluitreiking op de NLDA. De sectie Irreguliere Oorlogvoering & Speciale Operaties is inmiddels met verschillende vakken actief in nagenoeg alle opleidingen van de NLDA. Foto MCD, Louis Meulstee

Dat laatste is een mooie illustratie van het feit dat het vakgebied internationaal steeds meer belangstelling krijgt en dat de sectie binnen de gemeenschap bekendheid geniet. Daarbij moet ook vermeld worden dat er een solide samenwerking bestaat met het Irregular Warfare Initiative (gesponsord door West Point en Princeton) en met diverse buitenlandse masterprogramma’s in irreguliere oorlogvoering. In die laatste categorie valt bijvoorbeeld de band met de Amerikaanse Naval Postgraduate School (NPS), waar luitenant-kolonel Ben Gans op dit moment doceert en onderzoek doet naar multi-domeinaspecten van speciale operaties. Verder bereidt majoor Erik Ringenier zich binnen de sectie voor op zijn plaatsing in Amerika waar hij onder andere de Joint Special Operations Master of Arts aan de National Defense University zal volgen. Zo blijkt dat het global SOF network ook academisch stevig geworteld is en dat het onderwijs en onderzoek van de sectie Irreguliere Oorlogvoering & Speciale Operaties van de Faculteit Militaire Wetenschappen daar een vast deel van uitmaakt.

 

* Professor dr. Martijn Kitzen is hoogleraar Irreguliere Oorlogvoering & Speciale Operaties aan de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie.

[1] A-Team is de kortere naam voor Special Forces Operational Detachment Alpha, de basisformatie waarin de speciale eenheden van de U.S. Army optreden.

[2] Zie bijvoorbeeld John Arquilla, From Troy to Entebbe, Special Operations in Ancient and Modern Times (Lanham, University Press of America, 1996); Derek Leebaert, To Dare and to Conquer: Special Operations and the Destiny of Nations, from Achilles to Al Qaeda (New York, Little, Brown & Co, 2006).

[3] Yuval Noah Harari, Special Operations in the Age of Chivalry, 1100-1550 (Woodbridge, The Boydell Press, 2007) 184.

[4] Harari, Special Operations in the Age of Chivalry, 134-140.

[5] Zie bijvoorbeeld Christopher Marsh, James D. Kiras en Patricia J. Blocksome, Special Operations, Out of the Shadows (Boulder, Lynne Riener, 2020) 1-2; Bernd Horn, ‘The evolution of SOF and the rise of SOF Power’, in Jessica Glicken Turnley, Eyal Ben-Ari en Kobi Michael (red.), Special Operations Forces in the 21st Century, Perspectives from the Social Sciences (Abingdon, Routledge, 2019) 15-27; Will Irwin en Isaiah Wilson III, The Fourth Age of SOF: The Use and Utility of Special Operations Forces in a New Age (Tampa, JSOU Press, 2022) 9-48; Yair Ansbacher en Ron Schleifer, ‘The three ages of modern Western special operations forces’, Comparative Strategy 41 (2022) (1) 32-45. Zowel Irwin & Wilson als Ansbacher & Schleifer onderkennen drie ontwikkelingsgolven in het ontstaan van moderne westerse speciale operations forces. Hoewel de precieze afbakening verschilt komen de drie periodes grofweg overeen met de Tweede wereldoorlog, de Koude Oorlog en de periode daarna, die wordt gedomineerd door de Global War on Terror.

[6] Arthur ten Cate en Martijn van der Vorm, Callsign Nassau, Het moderne Korps Commandotroepen 1989-2012 (Amsterdam, Boom, 2012) 11-14.

[7] Jelle Hooiveld heeft in het kader van zijn nog te verschijnen proefschrift over het BBO een uitvoerige schets van het ingezette personeel gemaakt. Voor de oprichting van het BBO zie ook Jelle Hooiveld, Operatie Jedburgh. Geheime Geallieerde Missies in Nederland 1944-1945 (Amsterdam, Boom, 2014) 27-28.

[8] John F. Kennedy, Remarks at West Point to the Graduating Class of the U.S. Military Academy, June 6th 1962. Zie: https://www.presidency.ucsb.edu/documents/remarks-west-point-the-graduating-class-the-us-military-academy.

[9] Zie onder meer Alfred H. Paddock, Jr., U.S. Army Special Warfare, Its Origins (Lawrence, University Press of Kansas, 2002) 113-139; Sam C. Sarkesian, ‘The American Response to Low-Intensity Conflict’, in David A. Charters en Maurice Tugwell (red.), Armies in Low-Intensity Conflict, A Comparative Analysis (Londen, Brassey’s, 1989) 34-39; Hy S. Rothstein, Afghanistan & The Troubled Future of Unconventional Warfare (Annapolis, Naval Institute Press, 2006) 36-38.

[10] Ansbacher en Schleifer, ‘The three ages of modern Western special operations forces’, 37.

[11] Zie bijvoorbeeld Christiaan van der Spek, Een Wapen tegen Terreur. De Geschiedenis van de Bijzondere Bijstandseenheid Krijgsmacht, 1972-2006 (Amsterdam, Boom, 2009); Olof van Joolen en Silvan Schoonhoven, Liggen blijven! Achter de schermen bij de mariniers van De Punt en de terreuracties van 1973-1978 (Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2018).

[12] US SOCOM, US SOCOM History 20 Years 1987-2007 (Tampa, US SOCOM, 2007) 12. Zie: https://irp.fas.org/agency/dod/socom/2007history.pdf.

[13] Ten Cate en Van der Vorm, Callsign Nassau, 324. Zie ook G.R. Dimitiru, G.P. Tuinman en M. van der Vorm, ‘Operationele Ontwikkeling van de Nederlandse Special Forces, 2005-2010’, Militaire Spectator 181 (2012) (3) 107-110.

[14] Simon Anglim, ‘Special Forces – Strategic Asset’, Infinity Journal 1 (2011) (2) 17; Marsh, Kiras en Blocksome, Special Operations, Out of the Shadows, 2-3; Rob de Wijk, Frank Bekkers, Tim Sweijs, Stephan de Spiegeleire en Dorith Kool, The Future of NLD SOF: Towards an All-Domain Force (Den Haag, HCSS, 2021) 28.

[15] Dit komt erop neer dat speciale operaties vooral als Direct Action worden gezien. Een beeld dat overigens niet alleen in populaire cultuur en de media wordt uitgedragen, maar vaak ook in wervingscampagnes van speciale eenheden zelf. Funs Titulaer en Martijn Kitzen, ‘The Population-Centric Turn in Special Operations: A Possible Way Ahead for SOF Informed by a Cross-Disciplinary Analysis of State-Building Interventions’, Special Operations Journal 6 (2020) (1) 47-50. Zie ook Jack Watling, ‘Sharpening the Dagger, Optimising Special Forces for Future Conflict’, Whitehall Report 1-21 (2021) 2-3. Voor de planning en uitvoering van de uitschakeling van Bin Laden zie, onder andere, Mark Bowden, The Finish. The Killing of Osama Bin Laden (Londen, Grove Press, 2012).

[16] Zie ook David Kilcullen, ‘Counterinsurgency: The State of a Controversial Art’, in Paul B. Rich en Isabelle Duyvesteyn (red.), The Routledge Handbook of Insurgency and Counterinsurgency (Abingdon, Routledge, 2012) 141-143.

[17] Irwin en Wilson, The Fourth Age of SOF.

[18] Funs Titulaer, Willem Emke en Martijn Rouvroije, Special Operations (Forces) Explained: Redux. On the nature of Western special operations and the forces that conduct them (Breda, NLDA, 2023) 14-17. Dit is een verdere uitwerking van Funs Titulaer, ‘Special Operations (Forces) Explained. On the nature of Western special operations and the forces that conduct them’ Militaire Spectator 190 (2021) (2) 84-99.

[19] Het gaat hier om NATO, Allied Joint Doctrine for Special Operations AJP-3.5 (B Version1) (Brussel, NATO, 2019) en U.S. Department of Defense, Joint Publication 3-05: Special Operations (Washington, DoD, 2014).

[20] Zie bijvoorbeeld Arquilla, From Troy to Entebbe, xv-xvi; Colin S. Gray, Explorations in Strategy (Westport, Praeger, 1998) 149-150; Anglim, ‘Special Forces – Strategic Asset’, 16. Robert G. Spulak, Jr., ‘A Theory of Special Operations: The Origins, Qualities and Use of SOF’, JSOU Report 07-7 (2007) 1, 21.

[21] Tom Searle, ‘Outside the Box: A New General Theory of Special Operations’, JSOU Report 17-4 (2017) 14.

[22] Ook Richard Rubright benadrukt het belang van een grondige analyse van de huidige en toekomstige context als basis voor het vaststellen van het precieze werkgebied van speciale operaties. Richard W. Rubright, ‘A Unified Theory for Special Operations’, JSOU Report 17-1 (2017) 39-40.

[23] Rubright, ‘A Unified Theory for Special Operations’, 18.

[24] Gray, Explorations in Strategy, 168-174.

[25] Zie ook Jonathan Schroden, ‘Why Special Operations? A Risk Based Theory’, CNA Occasional Paper (Arlington, CNA, 2020).

[26] Spulak, ‘A Theory of Special Operations’, 19-21.

[27] Zie ook James D. Kiras, Special Operations and Strategy, From World War II to the War on Terrorism (Abingdon, Routledge, 2006), 6-7. Voor het belang van training, groepscohesie en leiderschap zie William H. McRaven, Spec Ops. Case Studies in Special Operations Warfare: Theory and Practice (Novato, Presidio Press, 1995) 390-391.

[28] Linda Robinson, Masters of Chaos. The Secret History of the Special Forces (New York, Public Affairs, 2004) XII-XIII. Zie ook Bas Brust, ‘The Roles and Utility of Small States’ Special Operations Forces in the Great Power Competition; From Theory to Tangible Advice’, Thesis Master Military Strategic Studies (Breda, NLDA, 2022) 32-33.

[29] David Kilcullen, The Dragons and the Snakes. How the Rest Learned to Fight the West (Londen, Hurst, 2020).

[30] Voor de hierna beschreven trends zie Rob Johnson, Martijn Kitzen en Tim Sweijs, The Conduct of War in the 21st Century, Kinetic, Connected and Synthetic (Abingdon, Routledge, 2021) 295-302.

[31] Dat uit zich niet alleen in traditionele en irreguliere oorlogvoering, maar ook in het tweezijdige karakter van moderne strategische competitie waarbij enerzijds sprak is van conventionele afschrikking, anderzijds van irreguliere acties. Zie Eric Robinson, ‘The Missing, Irregular Half of Great Power Competition’, Modern War Institute, 8 September 2020: https://mwi.usma.edu/the-missing-irregular-half-of-great-power-competition/.

[32] Jahara Matisek en Buddhika Jayamaha, Old & New Battlespaces. Society, Military Power, and War (Boulder, Lynne Rienner, 2022) 136-137.

[33] Jonathan Holslag, Van muur tot muur. De wereldpolitiek sinds 1989 (Amsterdam, De Bezige Bij, 2022) 380-381. Over Chinese en Russische beïnvloedingsoperaties zie ook Mick Ryan, War Transformed. The Future of Twenty-First-Century Great Power Competition and Conflict (Annapolis, Naval Institute Press, 2022) 108-112.

[34] Uitzondering hierop is Security Force Assistance, het trainen en steunen van lokale bondgenoten, dat eerder vooral als onderdeel van Military Assistance door speciale eenheden gebeurde. Op dit moment trainen Nederlandse conventionele eenheden bijvoorbeeld Oekraïense militairen. Zie, onder andere, Ivor Wiltenburg en Martijn Kitzen, ‘What’s in a Name? Clarifying the Divide between Military Assistance and Security Force Assistance’, Small Wars Journal, 9 November 2020: https://smallwarsjournal.com/jrnl/art/whats-name-clarifying-divide-between-military-assistance-and-security-force-assistance.

[35] Brust, ‘The Roles and Utility of Small States’ Special Operations Forces in the Great Power Competition’, 45-47, 55-56. Brust maakt onderscheid tussen internationale rollen voor de NAVO, VN of EU, rollen in het nationaal belang tijdens internationale operaties en binnenlandse rollen.

[36] Daarbij geldt ook dat de meeste van deze rollen en effecten nauw verwant zijn met diplomatieke acties en dat er hierin een zekere wisselwerking tussen speciale operaties en diplomatie bestaat. Ibidem, 42-44.

[37] Zie, onder andere, Joost Tuinman en Matthias Schwarzbauer, ‘The Strategic Utility of SOF in Great Power Competition: A NATO Perspective’, Master Thesis Defense Analysis (Monterey, NPS, 2022); De Wijk, Bekkers, Sweijs, De Spiegeleire en Kool, The Future of NLD SOF; Watling, ‘Sharpening the Dagger’.

[38] Zie ook Ulrica Pettersson, Gunilla Eriksson en Urban Molin, ‘Conclusion’, in Gunilla Eriksson en Ulrica Pettersson (red.), Special Operations from a Small State Perspective. Future Security Challenges (Cham, Palgrave Macmillan, 2017) 180-181.

[39] M.W.M. Kitzen en F.H. Thönissen, ‘Strategische vaagheid, Hoe het gebrek aan strategische visie het lerend vermogen van de Koninklijke Landmacht beperkt’, Militaire Spectator 187 (2018) (4) 206-223.

[40] Voor de situatie in Nederland zie Brust, ‘The Roles and Utility of Small States’ Special Operations Forces in the Great Power Competition’, 55.

[41] Ricky van der Pas, ‘Status, Smallness, and Special Forces. A theoretical introduction to the defence policies of small states’, Thesis Master Military Strategic Studies (Breda, NLDA, 2022) 43-45.

[42] Naast ‘economy of force’ bieden speciale operaties ook in kleine landen ‘expansion of choice’. Colin Gray noemt ter aanvulling van deze ‘master claims’ ook nog 7 andere claims, waarbij voor kleine landen vooral geldt dat special operations forces innovatie aanjagen en competentie demonstreren. Voor een overzicht van de claims zie Gray, Explorations in Strategy, 168-185.

[43] NLD SOCOM, Netherlands Special Operations Forces 2035. Any time, any place – a strategic course of action for special operations (Den Haag, Ministerie van Defensie, 2022) 13-14.

[44] NLD SOCOM, Netherlands Special Operations Forces 2035, 40-43.

[45] Ibidem, 35-38, 45-48.

[46] Special operations forces hebben als onderdeel van Special Reconnaissance altijd al inlichtingenvergaring als rol gehad. Gedurende de Global War on Terror heeft deze rol zich verder ontwikkeld en in de huidige multi-domeinomgeving zijn er nog meer mogelijkheden. Voor ontwikkeling tijdens de Global War on Terror zie bijvoorbeeld John Hardy, ‘Hunters and Gatherers: The Evolution of Strike and Intelligence Functions in Special Operations Forces’, International Journal of Intelligence and CounterIntelligence 36 (2023) (4) 1-21. Voor de specifieke rol in kleine landen zie Ben Haspels en Flemming Haar, ‘The Strategic Utility of Small-State Special Operations Forces (SOF) as Information Collectors Supporting National Decision-Making’, Master Thesis Defense Analysis (Monterey, NPS, 2018).

[47] Zie bijvoorbeeld Otto Fiala en Ulrica Pettersson, ‘ROC(K) Solid Preparedness. Resistance Operations Concept in the Shadow of Russia’, PRISM 8 (2020) (4) 17-28. Voor het Nederlandse perspectief op Unconventional Warfare zie Nico Zoontjens, ‘A Study on the Feasibility of Netherlands Special Operations Forces Conducting Unconventional Warfare’, Master Thesis Defense Analysis (Monterey, NPS, 2022).

[48] Frans Osinga, ‘Oorlog en het Schild van Athena. De Waarde van Krijgswetenschappen’, Oratie (Leiden, Universiteit Leiden, 2019). 44-46.

[49] Tuinman en Schwarzbauer, ‘The Strategic Utility of SOF in Great Power Competition’, 165.

[50] Martijn van der Vorm, ‘The Crucible of War: Dutch and British military learning processes in and beyond Southern Afghanistan’, proefschrift (Leiden, Universiteit Leiden, 2023).

Over de auteur(s)

Dr. M.W.M. Kitzen

Martijn Kitzen is als universitair docent verbonden aan de kennissectie Militair Operationele Wetenschappen van de NLDA en de Universiteit van Amsterdam.