Den Haag, een ministerie, eerste werkdag, 27 oktober 2017...
‘Zo, u bent de nieuwe staatsecretaris, welkom op het ministerie. Vandaag krijgt u de mediatraining.’[1]
‘Ja, daar heb ik me al op verheugd. Het lijkt me superbelangrijk om open en eerlijk met de maatschappij, de media en natuurlijk ons personeel te kunnen communiceren. Ik ben één en al oor.’
‘We beginnen met de basis. In principe spreekt u niet spontaan, maar altijd van papier. Wat wij natuurlijk van tevoren hebben bekeken. Zo zijn er nooit problemen.’
‘Maar ik ben toch een democratisch gekozen overheidsfunctionaris, daar hoort toch bij dat je verantwoording aflegt? Dan moet ik toch open een eerlijk kunnen praten met media en bijvoorbeeld mijn personeel?’
‘Natuurlijk kunt u praten. Daarvoor ben ik juist hier. U zegt altijd in eerste instantie: vanwege de zorgvuldigheid en de privacy onthoud ik mij van commentaar op individuele gevallen.’
‘Ok, dat snap ik. Maar er zijn ook zaken die geen individuele gevallen betreffen. Neem nou arbeidsvoorwaardenbeleid bijvoorbeeld?’
‘Dat is nog makkelijker. U zegt dan: deze zaken zijn nog onderwerp van overleg met de vakbonden en als zodanig moet ik mij onthouden van commentaar.’
‘Maar ik ben toch de bewindspersoon en u gewoon een ambtenaar? U kunt mij toch niet letterlijk voorschrijven wat ik mag zeggen?’
‘Natuurlijk niet! Voor vakbonden mag u ook overlegpartners zeggen. Dat klinkt vriendelijker, overlegpartners, heerlijk woord. Dat suggereert dat we echt met ze overleggen. Prachtig. Dus u hebt alle vrijheid te variëren. Wij willen u geenszins de mond snoeren.’
‘Ok, ik snap het. Maar er zijn toch nog meer situaties denkbaar. Stel nou dat er wat ernstigs gebeurd is, een ongeluk of zo?’
‘Als er wat gebeurd is wordt het lastiger. Dan roept u in principe ons erbij.’
‘Maar als jullie er niet zijn? Ik ben toch een weldenkend mens.’
‘Indien het niet anders kan, zegt u dat u meeleeft met alle slachtoffers en hun nabestaanden. Vooral die nabestaanden niet vergeten, want slachtoffers klagen meestal niet meer.’
‘Dat begrijp ik. Lijkt me logisch, maar inhoudelijk?’
‘Inhoudelijk zwijgt u als het graf. U zegt dat u het zeer serieus neemt en opdracht hebt gegeven aan een commissie om een grondig onderzoek in te stellen. En lopende het onderzoek moet u zich van commentaar onthouden. U kunt de commissie immers niet voor de voeten lopen.’
‘Ook als het er duimendik bovenop ligt dat we iets fout hebben gedaan?’
‘Dan vooral. Toegeven lijdt tot schadeclaims en krantenkoppen. Dat moet ten koste van alles voorkomen worden. Als we na een jaar of twee grondig en nauwkeurig hebben uitgezocht wat er fout ging, zijn de meeste mensen het alweer vergeten. Met een beetje geluk zit er een nieuwe regering en die rekenen ze dat toch minder aan. En verder kunnen we dan altijd de schuld geven aan de bezuinigingen. Daar heeft het parlement zelf over beslist, en boter op je hoofd stemt mild.’
‘Maar als onze mensen nou heel ontevreden zijn en morren en boze ingezonden brieven sturen naar kranten en op sociale media hun beklag doen. Dan moet ik ze toch zeker toespreken, perspectief geven of een hart onder de riem steken?’
‘Als mensen klagen is het heel simpel: u prijst hun loyaliteit. U zegt dat u hun klachten serieus neemt en dat die het bewijs zijn van hun betrokkenheid bij de organisatie en dat u alles in het werk zult stellen om goed naar hen te luisteren. Oh ja, wat het ook goed doet: dat het grootste goed van de organisatie haar mannen en vrouwen zijn. Vrouwen niet vergeten, die worden altijd graag apart genoemd. Het personeel als het goud van de organisatie. Gaat er iedere keer weer in als zoete koek. En respect natuurlijk. Respect voor de mensen die met gevaar voor eigen leven hun land dienen. U moet dan heel serieus kijken. En dan op het eind natuurlijk – gelet op het regeerakkoord – dat uw handen gebonden zijn en er soms pijnlijke keuzes gemaakt moeten worden.’
‘En als mensen dan vragen welke keuzes ik ga maken?’
‘Dan zegt u dat die keuzes nog onderwerp zijn van onderzoek door een commissie en dat u daarop nog geen commentaar kunt geven zolang het onderzoek loopt.’
‘Maar ik moet toch toespraken houden, af en toe in actualiteitenprogramma’s zitten en daar wat te vertellen hebben?’
‘In dat geval schenkt u wat oude wijn in nieuwe zakken. Als u het maar abstract houdt. We gaan de cultuur veranderen, we gaan de inzetbaarheid verbeteren, we gaan het vullingspercentage de komende tijd aanpakken. We gaan iedereen met goede spullen op pad sturen. Als u een beetje in de oude dossiers snuffelt, ziet u zaken die we in het verleden al hebben beloofd. Die kunnen we rustig weer toezeggen. Altijd in de toekomst. Liefst niet te dichtbij. De meeste mensen zijn dat snel vergeten.’
‘Maar als journalisten nu aandringen. Als ze echt wat nieuws willen horen. Als ze geen genoegen nemen met oud nieuws?’
‘Ik snap wat u vraagt. Die situatie moet u zoveel mogelijk vermijden.’
‘En als het toch gebeurt?’
‘Als het toch gebeurt moet u maatregelen noemen waar iedereen het mee eens is, maar die toch niet gaan gebeuren.’
‘Hoezo niet gaan gebeuren?’
‘Er zijn nu eenmaal zaken die iedereen wel wil, maar die nooit gaan gebeuren.’
‘Zoals, bijvoorbeeld?’
‘Dat u zich zult inzetten voor een Europese krijgsmacht. Dat is Haarlemmerolie voor alle problemen op het gebied van samenwerking, kostenreductie en effectiviteitverbetering.’
‘En verder?’
‘Duurzaamheid. Gebruik in elk antwoord duurzaamheid. Duurzame gebouwen, duurzaam beheer, duurzaam oorlogvoeren. Als het maar duurzaam is. En samenwerken is ook altijd goed. Met de Duitsers, de Noren, de Engelsen, de vakbonden, het bedrijfsleven. Als er maar wordt samengewerkt.’
‘En dat was het?’
‘Nee. Het is verder heel belangrijk nooit, maar dan ook nooit over het beleidsterrein van een ander bewindspersoon te praten. Vooral financiën is daar heel gevoelig voor.’
‘Dan moet ik zeker zeggen: dit is niet mijn beleidsterrein en daarom moet ik mij van commentaar onthouden? Oh ja, en dat we deze zaak dan in goed onderling overleg tussen de beleidsterreinen gaan oplossen en een commissie zullen instellen die een rapport gaat opstellen…’
‘Ik denk dat we kunnen stoppen met de mediatraining: u bent een snelle leerling. U hebt het principe al aardig in de vingers!’
[1] Dit verhaal is ontsproten aan de fantasie van de auteur. Elke gelijkenis met bestaande personen, gebeurtenissen of uitspraken berust op toeval.