‘Niemand kan ontkennen, dat er zich in de VS een bepaalde isolationistische tendens manifesteert.’
Dit citaat heeft niets te maken met de herverkiezing van Donald Trump tot president van Amerika; majoor der Infanterie J.C.M. Knol schreef het in de Militaire Spectator van augustus 1969, bij het bespreken van een Duits artikel.[1] Eerder dat jaar was de Republikein Richard Nixon aan de macht gekomen, na een verkiezingscampagne waarin hij de beëindiging van de Vietnamoorlog had beloofd. Knol volgde de auteur van het artikel in diens conclusie dat dat militaire fiasco bij veel Amerikanen isolationistische sentimenten had losgemaakt.
Maar wat zouden de gevolgen daarvan zijn voor Europa? Dat de Amerikaanse regering zou overwegen uit de NAVO te stappen was niet aan de orde. Zo vlak na het bloedig neerslaan van de Praagse Lente door Moskou zou Nixon naar verwachting juist aandringen op ‘een verandering — lees: nauwere band — van Amerika’s houding t.o.v. Europa, gericht op versterking van de NAVO’. Dat zou tegelijkertijd wel gepaard kunnen gaan met bezuinigingen van de VS op zijn troepensterkte in Europa. Meer eigen boontjes doppen dus, maar het was wel bemoedigend dat de NAVO had besloten ‘de Middellandse-Zeevloot te versterken en t.a.v. ‘randgebieden’ waarschuwende taal (…) aan het adres van Rusland’ had laten horen.
Ook in de tijd van majoor Knol probeerde Moskou de NAVO te destabiliseren, met ‘de felle Sovjet-campagne tegen West-Duitsland eind 1968/begin 1969, in een poging dit land politiek te isoleren’. De zin ‘(…) de Russische bereidheid daarentegen Frankrijk in de afgelopen jaren economisch en diplomatiek te steunen in zijn streven naar onafhankelijkheid’ had Knol echter best van eigen commentaar mogen voorzien, want met die politiek hadden de Russen immers maar al te duidelijke bedoelingen.
[1] J.C.M. Knol, ‘Hoe staat Amerika momenteel tegenover Europa?’, Militaire Spectator 138 (1969) (8) 393-395.