Op 17 januari 1991 begon een coalitie onder leiding van Amerika Operatie Desert Storm om Koeweit te bevrijden. In de maanden daarvoor waren ongekende aantallen militairen, wapens en wapensystemen, plus natuurlijk de bijbehorende munitie, uit de VS en Europa naar Saoedi-Arabië verscheept. De omvang van die militaire verplaatsing van middelen en mensen was de grootste sinds de Tweede Wereldoorlog.[1] De daarop volgende luchtoorlog duurde tot 24 februari en de grondoorlog duurde slechts honderd uur.

 

Na afloop daarvan hadden de Amerikaanse grondtroepen nog voor 65 dagen munitie in reserve.[2] Al snel rees dan ook de vraag of de coalitie gewoonweg niet veel te veel had verscheept. Waarom was de logistiek in haar planning uitgegaan van een munitieverbruik per dag zoals in de Tweede Wereldoorlog of bij een conventionele oorlog tussen de NAVO en het Warschaupact? Dit kon natuurlijk veel efficiënter en als de Amerikanen in maart 2003 Irak binnenvallen gebeurt dat dan ook met veel minder grondeenheden en munitie. Ook de opheffing van het Warschaupact zorgde ervoor dat de munitievoorraden verder werden ingekrompen en dat munitiefabrieken werden gesloten. Links en rechts viel daarbij de graag door managers – maar niet door strategen – gebruikte term just in time. Want waarom zou je dure voorraden aanhouden als het mogelijk is om net op tijd net voldoende munitie aan het front af te leveren?

 

Maar nu, na ruim een jaar oorlog tussen Oekraïne en Rusland, is het klassieke logistieke vraagstuk van het geschatte munitieverbruik per dag weer helemaal terug. Niet alleen de strijdende partijen, maar ook hun bondgenoten zien hun ingekrompen munitievoorraden dramatisch verder slinken, terwijl de overgebleven fabrieken geen capaciteit hebben om dat snel aan te vullen. Dat just in time heeft zich nu tegen ons gekeerd en dat geldt niet alleen voor munitie.

 

Het aanhouden van reserves, of dat nu om mensen, eenheden, middelen, wapensystemen of simpelweg munitie ging, was tot de val de Berlijnse Muur een ongeschreven wet in alle westerse krijgsmachten. Maar sindsdien wordt dat als een bron van pure verspilling gezien, temeer omdat langdurige, letale gevechtsoperaties tot het verleden zouden behoren door het wegvallen van de Sovjet-Unie. Een herleving van de Russische expansiedrift zouden we tien jaar van tevoren kunnen onderkennen en dat zou ruim genoeg zijn om ons te herbewapenen. Zo redenerend sloot bijvoorbeeld op 1 augustus 1998 de munitiefabriek De Kruithoorn in Den Bosch definitief haar poorten.

 

Reservisten, reserve-eenheden en reservematerieel (met uiteraard de bijbehorende munitie) kosten inderdaad veel geld in vredestijd, maar voor de huidige snelle herbewapening in een overspannen marktsituatie betalen we nu de hoofdprijs. En wie tijdens een oorlog geen reserves meer heeft, verliest.

 

Uiteraard, de prioriteit is nu vooral om Oekraïne te steunen in zijn strijd tegen Rusland en de bestaande tekorten bij de krijgsmacht aan te vullen. Maar daarna zouden we in Nederland toch maar weer eens aan reserves moeten gaan denken.


[1] William Pagonis, Moving Mountains. Lessons in Leadership and Logistics from the Gulf War (Boston, Harvard Business Review Press, 1992).

[2] Idem, 147.

 

 

Over de auteur(s)