In de jaren 80 vervulde ik mijn subalterne functies bij de 41e Pantserbrigade in het Noord-Duitse Seedorf. Acht jaar lang heb ik van heel dichtbij tegen het IJzeren Gordijn aangekeken, zonder ooit de kans te hebben daar een blik achter te werpen. Toen ik in 1992 in mijn eerste majoorsfunctie op een Haagse staf verzeild raakte, miste ik toch wel wat actie. Als majoor op een Haagse staf zat je vooral achter je bureau om aantekenvellen te typen op de kersvers bij Defensie ingevoerde tekstverwerkers. Als ik twee uur naar dat scherm had zitten turen, was ik blij dat ik even de benen kon strekken. Ik ging dus regelmatig bij de secretaresse van onze generaal zitten om even aan de greep van WordPerfect te ontsnappen.
Vaak keek ik dan uit nieuwsgierigheid even door het postboek. Zo’n postboek was in die tijd een soort voorloper van Outlook, waarin op papier alle brieven en stukken zaten die onze directeur moest lezen. Met een krabbeltje in groene inkt bepaalde hij wat er met elk stuk moest gebeuren en welke van zijn in die tijd nog talrijke afdelingen zich met de afhandeling moest bezighouden. Op zekere dag viel mijn oog op een nota, waarin werd aangekondigd dat er een poule van parttime verificateurs zou worden gevormd. Deze verificateurs moesten controles gaan uitvoeren in de voormalige Warschaupactlanden van ontwapeningsverdragen die na jaren moeizame onderhandelingen tussen de NAVO en het Oostblok waren gesloten, maar op hetzelfde moment al weer bijna achterhaald leken door de geopolitieke veranderingen in Oost-Europa. Onze directie kreeg de opdracht een zo’n parttime verificateur te leveren. Ik las de nota snel door: een cursus van vijf dagen bij de Militaire Inlichtingendienst en daarna twee of drie keer per jaar een week rondkijken achter het IJzeren Gordijn. Het leek me geweldig. Onze directeur had de nota nog niet gezien en ik overtuigde de secretaresse dat dit ook helemaal niet nodig was. De vrijwilliger was al gevonden!
Zo gebeurde het dat ik enkele maanden later in Brussel in een klein vliegtuigje stapte om, samen met een stuk of zes andere NAVO-officieren onder leiding van een Belgische overste, naar Hongarije te vliegen, waar wij een reeks van inspecties moesten uitvoeren in de buurt van de Roemeense grens. Tijdens mijn bezoek aan die Hongaarse kazernes viel ik van de ene verbazing in de andere. De kazernes en het materieel van onze geachte opponenten lagen erbij als in een reeds lang failliete autosloperij. Geen enkel raamkozijn of deur op het kazerneterrein had in dertig jaar een verfkwast gezien. Bovenruitjes van veel ramen waren gebroken of gebarsten en kennelijk al heel lang niet meer gerepareerd en voertuigen werden met ijzerdraad en plakband bij elkaar gehouden. Het grootste deel van alle buitenverlichting was defect, straten en wegen waren in deplorabele toestand en er waren op de kazernes nergens bruikbare onderwijsleermiddelen. De presentaties die de lokale commandanten gaven waren met kleurpotloden getekend op de achterkant van vellen behangpapier. Ik liep per ongeluk een zaaltje binnen waar zes soldaten gemeenschappelijk op hun knieën op de grond zaten om de plattegrond van de kazerne van 2x2 meter met kleurpotloden in te kleuren. De knulligheid ten top.
Ditzelfde armoedige beeld zag ik terug in alle kazernes die wij bezochten. Een jonge Hongaarse luchtmachtofficier in ons begeleidingsteam bleek vlieger op een MiG-23 te zijn geweest. Hij vertelde mij met trots dat hij voor zijn huidige functie als begeleider uit honderden kandidaten was uitgezocht. De avonden van elke inspectiedag werden afgesloten met een uitgebreid diner, waarbij de alcohol rijkelijk vloeide. Nadat ik tijdens zo’n diner voorzichtig opperde dat het vliegen in een staaljager mij toch leuker leek dan wat protocol- en papierwerk, vertelde hij mij besmuikt dat hij de laatste jaren negentien vlieguren mocht maken… per jaar!
Het algemene beeld dat ik heb overgehouden aan mijn blik achter het IJzeren Gordijn was dat onze geachte opponenten op papier wel beschikten over heel veel materieel, maar dat de prestaties en de staat van onderhoud daarvan en de geoefendheid van de voormalige Warschaupactsoldaten ver beneden peil waren. Daar kwam nog bij dat de Hongaren ons doorgaans zeer hartelijk ontvingen en uit alles bleek dat ze hun Russische ‘bondgenoten’ liever vandaag dan morgen kwijt waren.
Na enkele dagen rondkijken in een handvol Hongaarse kazernes keek ik met heel andere ogen tegen de formidabele Warschaupactlegers aan waarover ik zo veel had geleerd tijdens mijn opleidingen en tijdens de talrijke briefings van de Sectie 2. Op papier was het allemaal heel indrukwekkend, maar ik zou met die spullen en die mensen de oorlog niet in durven gaan.
In Rusland zelf heb ik nooit een inspectie mogen uitvoeren, maar op een of andere manier heb ik al die jaren toch gedacht dat het daar toch zeker beter zou zijn dan bij de Hongaren, Polen en Roemenen. Kennelijk was ik niet de enige, want tot 24 februari 2022 wisten alle generaals b.d., militaire strategen en Ruslandkenners op tv en in de kranten te melden dat Rusland niet zou aanvallen. En nadat dit wel gebeurde, dat het leger van Oekraïne geen partij zou zijn voor het – volgens insiders – machtige en gemoderniseerde Russische beroepsleger. Als onze inlichtingendiensten wisten hoe slecht het gesteld was met de uitrusting, training en motivatie van de Russen, dan hebben ze die informatie heel lang en heel goed verborgen gehouden. Dat deden ze waarschijnlijk omdat de belastingbetaler en de Nederlandse politiek sowieso al nauwelijks geld voor Defensie over hadden en twijfel zaaien over de gevechtskracht van de Russen de bereidheid om in Defensie te investeren nóg verder zou reduceren. Dan zou het ministerie van Defensie jaren geleden al zijn opgedoekt.
Kennelijk was het voorliegen van onze eigen burgers (en militairen) de enige manier om Nederland te overtuigen toch een beetje geld uit te trekken voor de krijgsmacht. Een leugentje om bestwil heet dat geloof ik. Jammer dat er een oorlog nodig was om die discussie te beslechten. Met dit alles in mijn achterhoofd maak ik me wel een beetje zorgen over de controle op en de staat van het Russische nucleaire arsenaal. Is dat ook zo’n zootje ongeregeld? De experts op tv en in de kranten verzekeren ons echter dat dáár alles picobello is. Voelt u zich nu ook zo veilig?