Na twintig jaar zeuren in deze columns is het eindelijk een feit: Defensie krijgt er substantieel en structureel geld bij. Zo’n 5 miljard euro per jaar. De vlag kan eindelijk uit. Natuurlijk weet ik dat deze politieke aardverschuiving niet door mij alleen tot stand is gebracht. Ik moet een deel van de eer laten aan ons voormalig bevriende staatshoofd Vladimir Poetin. Maar zowel Vladimir als ik hebben ons best gedaan. Als gevolg van onze gezamenlijke inspanningen daalt in Nederland (en daarbuiten) langzamerhand het besef weer in dat wie de vrede liefheeft zich helaas het beste kan voorbereiden op een oorlog. En dat zoiets niet gaat voor een grijpstuiver. Je kunt het ook anders zeggen: in de afgelopen 2000 jaar is in Europa duizenden malen heftig en langdurig oorlog gevoerd. Wat maakt het aannemelijk dat zoiets in de toekomst nooit meer zal gebeuren? Niets! Maar de afgelopen dertig jaar was die waarheid als een koe bij vrijwel geen enkele Nederlandse politicus tussen de oren te krijgen. Liever leefde men in een zelf gefantaseerd Luilekkerland, waar de wegen geplaveid waren met vredesdividend.

 

Maar goed, beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald zullen we maar zeggen. Door Vladimirs toedoen is de samenhorigheid in Europa flink toegenomen. En komt er eindelijk extra geld. Nu komt het volgende belangwekkende issue: hoe gaan we die extra centen binnen Nederland verdelen? Er circuleren op het ministerie en bij de krijgsmachtdelen al heel wat lijstjes en voornemens. Extra JSF’s, extra artillerie, extra drones. Over hoe de extra miljarden precies verdeeld worden en wie de winnaars en verliezers zullen worden van de strijd om de financiële injecties wil ik het vandaag niet hebben. Ik wil vandaag namelijk schrijven over – letterlijk en figuurlijk – klein bier. Het is tijd om een lans te breken voor een activiteit waar u vast niet als eerste aan zult denken: onze samenhorigheid.

Als we op zoek gaan naar de kracht van onze organisatie, dan huichelt menigeen aan de top ‘het personeel’. En van dat personeel wordt – door diezelfde huichelaars – vooral de loyaliteit en de samenhorigheid geroemd. Een van de middelen om samenhorigheid en loyaliteit tot stand te brengen is sinds jaar en dag de samenkomst. Onderdelen, jaarklassen, KMS, KIM, HMV of KMA-jaargenoten, mensen die samen op uitzendingen zijn geweest, lichtingsgenoten of oud-collega’s van een (opgeheven) onderdeel. Al deze mensen hebben gemeenschappelijke banden. En om die banden te verstevigen, wordt er af en toe een feestje gevierd. Een reünie, een jaardag, een verjaardag of een herdenking. De aanleiding doet er niet toe, maar het effect is steeds hetzelfde: versterken van de onderlinge band. De band of brothers! En natuurlijk, daar horen heden ten dage ook de sisters bij. Brothers en sisters in arms halen samen, onder het genot van een muziekje, een drankje en een (blauw)hapje, (oude) verhalen op en realiseren zich weer welke prachtige, indrukwekkende of bizarre zaken ze gemeenschappelijk hebben beleefd. Tot zover de theorie.

Nu de praktijk. Door de heftige bezuinigingen van de afgelopen tientallen jaren, is dit vieren van een feestje binnen de muren van onze eigen organisatie steeds meer in het gedrang gekomen. En dat betekent voor talloze feestelijke gelegenheden dat de organisatoren gedwongen zijn uit te wijken naar commerciële horecapartijen buiten de kazernepoort. De eerste reden daarvoor is dat de defensieorganisatie gewoon niet of nauwelijks wil meewerken. Een vraag bij de facilitaire organisatie leidt zelden tot iemand die enthousiast reageert met de vraag: ‘Eens kijken hoe we dat voor elkaar kunnen krijgen’. Integendeel. ‘Kan niet, geen capaciteit’, of een opsomming van ontmoedigende regelgeving, luidt doorgaans het onpersoonlijke antwoord. Persoonlijk contact wordt in de facilitaire kanalen sowieso heel erg geschuwd. Meestal krijg je een anoniem éénregelig afwijzend antwoord verzonden door een functionele mailbox. Daarbij wordt het woord ‘helaas’ in letter en geest geschuwd.

De tweede reden waarom er veel naar buiten wordt uitgeweken is dat het organiseren van een feestje buiten de muren van een kazerne aanzienlijk goedkoper is dan daarbinnen. Ik ben geen expert in deze materie, maar heb me laten vertellen dat dit komt doordat defensiecateraar Paresto door de regelgeving gedwongen is zogeheten ‘integrale kostprijzen’ te vragen, waarin allerlei zaken verrekend zijn. Dus u betaalt bij de prijs van de kroketten overhead-kosten omdat onze organisatie natuurlijk onder de bezielende leiding staat van honderden generaals, admiraals  en burgersoortgenoten, die dagelijks bezig zijn beleidsmatige randvoorwaarden voor het adequaat smeren van uw krentenbollen te formuleren.

Dat is allemaal de schuld van het volledig doorgeschoten doelmatigheidsstreven binnen Defensie, wat als bijeffect van duizenden reorganisaties onze bedrijfscultuur heeft vergiftigd. Ik wil hier overigens geenszins onze facilitaire dienst en Paresto bashen. Want die zijn slechts uitvoerders van beleid dat binnen het ministerie van Defensie en krijgsmachtdelen juist door al die overhead is uitgedacht. Maar elk zichzelf respecterend bedrijf stelt bij een reünie van oud-werknemers de bedrijfskantine gratis ter beschikking en hanteert daar (door een stukje subsidie) een mild prijsbeleid. Elke horecamedewerker weet dat een deel van zijn werkzaamheden (vaak het grootste deel) in de avonduren of in de weekenden wordt uitgevoerd. Dat zit in zijn beroepskeuze (dna) en zijn salaris verdisconteerd. Maar bij Defensie hebben we onze horecamedewerkers in zulke strakke dwangbuizen en zulke lage schalen ondergebracht dat elk uurtje inzet buiten de kantooruren tot een prijzenfestival aan overuren leidt. Kortom wie probeert binnen Defensie een feestelijke activiteit te organiseren, krijgt heden ten dage: weinig medewerking, veel belemmerende regelgeving en een astronomische rekening toe. Dat zorgt ervoor dat jaarlijks honderden reünies, feestjes of bijeenkomsten van (ex)defensiemedewerkers – min of meer gedwongen – buiten de kazernepoorten worden georganiseerd. En dat voelt niet goed.

Ik zou ervoor willen pleiten om het roer hier drastisch om te gooien. Natuurlijk hoeft het biertje geen 50 cent te kosten en het personeel van Paresto agressief op zoek te gaan naar omzet. Maar een positieve coöperatieve houding, minder bureaucratie en een meer laagdrempelige ondersteuning van feestelijke samenkomsten van (ex)medewerkers, gekoppeld aan een wat vriendelijker prijsbeleid, zou echt de waardering die politici, hoge ambtenaren en generaals altijd zeggen te hebben voor het personeel, tastbaar en een tikkeltje geloofwaardiger maken. Hup Vladimir, zeg jij ook eens wat! Want zonder Russische hulp krijg ik bij Defensie kennelijk niets voor elkaar. Desnoods betalen we ons kleintje bier met roebels.

Over de auteur(s)