Luc Panhuysen voert de lezer in zijn boek Het monsterschip terug naar het absolute hoogtepunt in de glorierijke carrière van luitenant-admiraal Maarten Harpertszoon Tromp: de Slag bij Duins in 1639. Deze zeeslag in de laatste fase van de Tachtigjarige Oorlog vond plaats bij de rede van Duins, een ankerplaats voor de Engelse kust tussen Dover en Ramsgate. Tegenover een indrukwekkende Spaanse Armada (niet te verwarren met de bekendste Armada uit 1588) plaatste Tromp zijn monsterschip, een verwijzing naar het mythische zeemonster uit de Bijbel. Tromp gebruikte het als beeldspraak om van zijn vloot een eenheid te smeden zodat het samenstel van schepen krachtiger en vaardiger in het zeegevecht zou zijn dan de Spanjaarden van wie de galjoenen stuk voor stuk sterker waren dan de Nederlandse schepen.

Spanjaarden en Duinkerker kapers

Het monsterschip bestaat uit vijf hoofdstukken. De eerste vier hoofdstukken vormen – om een passende beeldspraak te gebruiken – de inleidende beschietingen voor het laatste hoofdstuk, dat de eigenlijke zeeslag behandelt. Panhuysen begint door de geopolitieke situatie te schetsen. De Tachtigjarige Oorlog was in een beslissende fase beland. De gevechtshandelingen waren in 1621 hervat na het aflopen van het Twaalfjarig Bestand. De krijgskansen keerden voortdurend, maar kregen een voor de Republiek gunstige wending toen het Frankrijk van kardinaal Richelieu haar een bondgenootschap aanbood. Dat betekende tevens een afsluiting van de zogeheten Spaanse Weg, de landroute vanuit Noord-Italië langs de oostgrens van Frankrijk via Luxemburg en de Nederlanden, waarlangs Spanje zijn troepen aanvoerde voor de strijd tegen de Republiek. Doordat Spanje vrede sloot met Engeland werd de route over zee naar Vlaanderen ineens weer een levensvatbaarder alternatief. Zie daar de eerste helft van Tromps opdracht: het tegenhouden van een Spaanse Armada met aan boord zo’n vijfduizend soldaten. De vloot die hij daarvoor van de Staten-Generaal beschikbaar kreeg gesteld was bedroevend zwak en niet omvangrijk genoeg voor deze opdracht. Tot overmaat van ramp werd Tromp met nog een opdracht opgescheept: een einde maken aan het kapersnest Duinkerken. De Duinkerker kapers vormden al jaren een ware plaag voor de Nederlandse handelsvaart en visserijvloot. De oplossing voor Tromps dilemma hoe met twaalf schepen beide opdrachten uit te voeren lag voor de hand: versterking van de vloot. Hierin lag het probleem dat de Republiek gedurende haar hele bestaan zou tergen.

Klassiek dilemma

Het klassieke dilemma van niet-insulaire seapowers: hoe houd je je vloot op peil terwijl je tegelijkertijd je landgrenzen moet verdedigen? In de Republiek vormde dit de tegenstelling tussen de zeeprovincies Friesland, Zeeland en met name het machtige Holland en de landprovincies. Die laatste werden doorkruist door de elkaar bevechtende legers. Logisch dus dat deze gewesten hun prioriteit legden bij investeringen in het leger en vaste verdedigingswerken. Ze waren ook nodig voor de zeeprovincies om, zoals Panhuysen dat mooi formuleert, te dienen ‘als stootkussen tegen de machtige vijand’ (blz. 70). Binnen dit krachtenveld probeerde Tromp bij stadhouder Frederik Hendrik en de Staten-Generaal het belang van versterking van de vloot uit te leggen teneinde het noodzakelijke geld los te krijgen (men kan hier een parallel met het heden in zien). Panhuysen illustreert dit levendig waardoor de lezer bijna het gevoel krijgt dat Tromp zich meer onderweg naar en in Den Haag bevond dan aan boord van zijn vlaggenschip. Hoe dan ook, Tromp koos uiteindelijk zee om de Duinkerkers klein te krijgen. Deze vermeden uiteraard een gevecht op open zee met een vijandelijke oorlogsvloot en dus restte Tromp niets anders dan met zijn vloot tussen de gevaarlijke zandbanken voor Duinkerken een blokkade van het kapersnest in te stellen, onderwijl in afwachting zijnde van de Armada. Toen die uiteindelijk ten tonele verscheen volgde een hevig gevecht, waarna een buitengewoon zonderlinge en complexe situatie ontstond. De aangeslagen Spanjaarden zochten een veilig heenkomen op de rede van Duins, op de voet gevolgd door Tromp, die daar ook zijn ankers liet zakken. Beide opponenten werden op de rede van elkaar gescheiden door de Engelse admiraal Pennington die de Engelse rechten en neutraliteit waarborgde. Zijn koning, Karel I, speelde een sluw diplomatiek spel waarbij hij beide partijen zo veel mogelijk tegen elkaar uitspeelde om er zelf beter van te worden. Onderwijl was het ook tot de Staten-Generaal doorgedrongen dat versterking van de vloot nodig was en stuurde die elk schip dat enige gevechtswaarde had naar Tromp. Uiteindelijk barstte de bom en viel Tromp aan. Ook hier, in de beschrijving van de zeeslag, excelleert Panhuysen in zijn levendige beschrijving, waardoor de lezer zich bij tijden midden in de zeeslag waant. De slag eindigde in een totale overwinning voor Tromp. De Spaanse vloot was op twaalf schepen na totaal vernietigd: op de kust gedreven, gezonken, verbrand of prijsgemaakt. Desalniettemin waren de Spanjaarden er – mede door het dubbelspel van Karel I – in geslaagd een aanzienlijk aantal van de meegebrachte troepen toch in Vlaanderen aan land te brengen. Bovendien was Duinkerken nog steeds niet uitgeschakeld als basis voor de kapers.

Biografieën

Heeft Panhuysen met Het monsterschip nieuwe feiten aan het licht gebracht? Nee, dat kan men niet zeggen. Johanna K. Oudendijk wijst bijvoorbeeld in haar biografie van Tromp uit 1942 al op de overwinning van een vloot van de West-Indische Compagnie in Zuid-Amerikaanse wateren op een tweede Spaanse vloot, drie maanden later, welke gebeurtenis tezamen met de uitkomst van de zeeslag bij Duins het einde van de Spaanse zeeheerschappij betekende. Tezamen met opstanden in Catalonië en Portugal waren dit gebeurtenissen waar Spanje zich niet meer van zou herstellen, een conclusie die ook de meer recente biografen van Tromp, zoals Anne Doedens en Liek Mulder in hun werk uit 1989, Ronald Prud’homme van Reine in zijn dubbelbiografie over Tromp en zijn zoon Cornelis uit 2001 en Graddy Boven in zijn biografie uit 2010, trokken. Ook in Panhuysens beschrijving van de gevechtshandelingen gedurende de slag en zijn voorspel kan niets nieuws ontdekt worden. Het gebruik van de kiellinie als nieuwe tactische innovatie wordt alom, hier en daar zonder nuance, aan Tromp toegeschreven. En voor een nog meer diepgaande beschrijving van de Slag bij Duins houdt het werk van M.G. Boer uit 1941, Tromp en de Armada van 1639, nog verrassend goed stand. Wel weet Panhuysen, meer nog dan anderen, de grootsheid van Tromp sprekend naar voren te brengen. De bescheiden man, die als vlootvoogd hart voor zijn manschappen had en van zijn officieren een team wist te maken. Verder ligt de waarde van het boek van Panhuysen erin dat hij op zeer toegankelijke wijze niet alleen het leven aan boord, het varen en vechten, maar ook dat aan de wal, waar alles ondersteund werd, treffend weet te beschrijven. Daarbij weet hij ook het verhaal op de juiste momenten in de overkoepelende internationale en nationale politieke ontwikkelingen te plaatsen. Hij doet dit met zijn inmiddels bekend vlotte pen, die het boek zeer prettig leesbaar maakt. Kortom, zowel de geïnteresseerde lezer zonder voorkennis als de buff, die met de materie al meer bekend is, komt aan zijn trekken.

Erik Meijer, promovendus Universiteit van Amsterdam

Het monsterschip

Maarten Tromp en de Armada van 1639

Door Luc Panhuysen

Amsterdam (Atlas Contact) 2022

320 blz. – ISBN 9789045040714

Luc Panhuysen Het monsterschip

Over de auteur(s)

Mr. E.C.A. Meijer, MA

Erik Meijer studeerde internationale betrekkingen en bereidt momenteel een promotieonderzoek voor over seapower, maritieme strategie en marines.