Mensen zouden meer oog moeten hebben voor de overeenkomsten en verschillen tussen de dodelijke ziekte ‘kanker’ en de maatschappelijke ziekte ‘terrorisme’ in de westerse wereld. En als ze meer oog zouden hebben voor die overeenkomst, dan begrepen politici, journalisten en gewone mensen misschien ook beter hoe we er het beste tegenaan kunnen kijken, hoe we erop moeten reageren en hoe we ermee om moeten gaan, en vooral… wat we er wel en niet aan kunnen doen.
Om te beginnen een paar overeenkomsten. Beide ziektes doen zich voor in allerlei vormen. Beide ‘aandoeningen’ proberen een gezond organisme te verzwakken en te doden door op het eerste gezicht zinloos lijden bij de mens te veroorzaken. Beide slaan ook met grote willekeur toe, op onverwachte plaatsen en door alle sociale lagen van de bevolking heen. Beide doen zich voor op relatief onvoorspelbare schaal en lijken mensen vaak ad random te treffen. Overigens zijn er bij beide ziektes wel indicaties dat de kans op slachtofferschap ‘afhankelijk’ is van menselijke keuzes. Wie rookt, loopt meer kans op bijvoorbeeld longkanker. Maar er zijn ook mensen die hun hele leven roken en op negentigjarige leeftijd vredig sterven… en mensen die longkanker krijgen zonder ooit een sigaret te hebben aangeraakt. Hetzelfde is het met terrorisme in de westerse wereld. Wie het gevaar niet uit de weg gaat en zich publiekelijk uitlaat over - of gedraagt in strijd met - de zieke regels van bijvoorbeeld Islamitisch Staat (regisseur Theo van Gogh, cartoonist Kurt Westergaard, redactie Charley Hebdo), loopt meer risico om slachtoffer van terrorisme te worden dan wie zich conformeert of de boel stilzwijgt. Maar uiteindelijk vallen er bij beide categorieën (risk seekers en risk avoiders) slachtoffers, net als bij kanker.
Er zijn natuurlijk ook verschillen. Het meest positieve verschil: in de westerse wereld is de ziekte terrorisme een stuk minder verspreid dan kanker en maakt daarom ook veel minder slachtoffers. Kanker treft in Nederland per jaar ongeveer 200.000 mensen en ongeveer 40.000 mensen per jaar sterven eraan. Wereldwijd sterven er naar schatting van de WHO 8 miljoen mensen per jaar aan kanker. Als gevolg van terrorisme stierven de afgelopen jaren in Nederland slechts een handjevol mensen en in de hele westerse wereld praten we slechts over gemiddeld enkele honderden slachtoffers per jaar (met grillige pieken, dat wel). Kortom, de ziekte kanker eist vele malen meer slachtoffers dan de maatschappelijke ziekte terrorisme. Het probleem terrorisme is dus bij nauwkeurige beschouwing statistisch veel minder bedreigend dan het probleem kanker.
Als we de voorpagina’s van onze kranten en de onderwerpen van onze actualiteitenrubrieken en journaals lezen, dan krijgen we echter een hele andere indruk. Met name de laatste jaren. Nieuws over de (strijd tegen) terrorisme is bijvoorbeeld niet van de voorpagina’s te slaan. Nieuws over de strijd tegen kanker steekt daar wel heel bleekjes bij af. Af en toe een melding op pagina 13 dat er iets nieuws is ontdekt. That’s it.
De laatste jaren geven we ook veel meer geld uit aan terrorismepreventie en -bestrijding dan aan onderzoek naar preventie en genezing van kanker. Het lijkt erop dat grote delen van het staatsbudget (defensie, politie, justitie, binnenlandse zaken, veiligheidsdiensten, luchthavenbeveiliging) worden uitgegeven aan de strijd tegen het terrorisme. Het geld dat we samen uitgeven aan kankeronderzoek en preventie valt daarbij in het niet. Grote overeenkomst overigens: in beide gevallen wordt er in de Verenigde Staten aanzienlijk meer geld uitgegeven dan in Europa. Van defensie, justitie en veiligheidsdiensten wist u dat vast al, maar ook het budget aan kankerpreventie en onderzoek bedraagt in Europa per inwoner ongeveer 3 euro en in de VS meer dan 15 euro per jaar. Veiligheid in de ruimste zin is de Amerikaan kennelijk meer geld waard dan de Europeaan.
Ik heb geprobeerd uit te leggen waarom er volgens mij een zeer grote overeenkomst bestaat tussen de ziekte kanker en de maatschappelijke ziekte terrorisme en dat de verschillen vooral zitten in het feit dat de kans om te sterven aan kanker vele malen groter is dan de kans om te komen bij een terroristische aanslag, terwijl de verhouding bij publiciteit en angst precies andersom ligt.
Wat hebben we nu aan deze wetenschap? Met andere woorden, wat kunnen we in de westerse wereld leren van onze ervaring in de strijd tegen kanker bij ons gevecht tegen terrorisme? Advies één: kijk naar terrorisme zoals we kijken naar kanker. Zie het als een verschrikkelijk, onrechtvaardig maar ook onvermijdelijk probleem. Doe aan preventie, doe aan bestrijding, doe aan voorlichting, maar geef de uitwassen veel minder aandacht.
Want er is nog een verschil tussen kanker en terrorisme. Terwijl kanker gebaat is bij publiciteit (niet roken, leefstijl aanpassen, bewustwording, fondsenwerving) wint terrorisme juist aan kracht, fondsen en volgelingen door de disproportionele aandacht die de slachtoffers en de daders de laatste jaren krijgen in de westerse media. Veel praten over kanker leidt dus op termijn tot minder kanker, maar veel praten over terrorisme leidt tot méér terrorisme, meer angst en meer volgelingen van deze idioterie.
Dus laten we met z’n allen proberen het in dat opzicht een tandje minder te doen. Minder vette koppen in de kranten, minder zinloze discussies in de politiek en minder aandacht voor de terrorist als persoon, die soms tot mythisch proporties wordt opgeblazen door onze media. Geef ze geen platform, negeer ze, bestrijd ze met hand en tand, en ja: er zullen slachtoffers blijven vallen, maar groter maken dan het is, werkt contraproductief. Niet doen dus.
Ten slotte; met terrorismebestrijding is het net als met het bestrijden van kanker: het gaat moeizaam, met kleine stapjes en niet zonder pijn. Een helemaal kankervrije wereld zal wel nooit bereikt worden, net zo min als een wereld zonder terroristen. Ongemakken bij het reizen, beknotting van onze burger-vrijheden, het doet de maatschappij allemaal net zo veel pijn als chemo’s, bestralingen en operaties bij kankerpatiënten. Helaas… daar kunnen we niets aan doen: maar aan overspannen en sensationele berichtgeving over terrorisme kunnen we samen wél wat doen. Een tandje minder in de sensatiebeluste berichtgeving over terrorisme, zou deze ziekte al heel wat wind uit de zeilen nemen.