In de jaren zeventig van de 20e eeuw was er sprake van ontspanning (détente) in de Koude Oorlog tussen de Sovjet-Unie en het Westen. Tegen die achtergrond vond de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE) plaats, die leidde tot de Helsinki-akkoorden (1975). Drs. G.W.F Vigeveno schreef in de Militaire Spectator een vooruitblik op de top van Belgrado van 1977, waarbij de betrokken partijen de naleving van de Helsinki-akkoorden zouden evalueren, en stelde het nut van détente ter discussie.[1]

Ondanks de politieke détente versterkte de Sovjet-Unie zich militair in die periode. Vigeveno signaleerde een paradox: ‘tijdens de Koude Oorlog werd de militaire en ideologische dreiging als zeer acuut ervaren, terwijl de Sovjet-Unie toen in feite geen partij voor het Westen was; nu haar militaire mogelijkheden metterdaad reden tot zorgen geven, is het gevoel van dreiging bij velen verdwenen.’

Het in slaap sussen van het Westen leek een doelbewuste, effectieve strategie van de Sovjet-Unie: ‘Het is niet denkbeeldig dat het scheppen van een (vals) gevoel van veiligheid een van de doelstellingen was die de Sovjet-Unie met détente in het algemeen en met de CVSE in het bijzonder trachtte te bereiken. Als gevolg daarvan zou het eigen militaire apparaat door steeds meer mensen in het Westen als overbodig of zelfs schadelijk worden gezien. Het enige resultaat van de agressieve taal van Chroetsjov en het protsen met nucleaire raketten was immers het opjagen van de Westelijke bewapeningsprogramma’s geweest; door middel van détente zouden zij weer kunnen vertraagd.’

Vigeveno stelde de fundamentele vraag of détente het Westen nou zoveel opleverde. ‘Doordat onze bereidheid tot onderhandelen echter zoveel groter is dan onze bereidheid expansie te voorkomen, is een situatie ontstaan waarin de Sovjet-Unie de vruchten van het eerste kan plukken zonder de nadelen van het tweede te ondervinden…Het détenteproces heeft een demobiliserend effect op het Westen, zonder tegelijkertijd te leiden tot matiging van het Russische buitenlandse en militaire beleid.’

In Belgrado moest het Westen daarom het spel hard spelen: ‘…verhoging van de politieke spanning zou – mits op de juiste wijze gepresenteerd – de bedwelmende werking ongedaan kunnen maken die détente in het Westen heeft. De veiligheid zou wellicht daardoor uiteindelijk worden vergroot.’ De auteur vond dat beëindigen van détente als serieuze optie moest worden overwogen. Afschrikking was dan voldoende om te voorkomen dat kleine conflicten zouden escaleren: ‘De beste manier om dit risico (escalatie, red.) te beperken is niet zozeer gelegen in het scheppen van een ontspanningsklimaat als wel in het aan de tegenpartij duidelijk maken waar de grenzen van het toelaatbare lopen.’


[1] Drs. G.W.F. Vigeveno, ‘Belgrado en de toekomst van détente’, Militaire Spectator 146 (1977) (6) 255-262.

Over de auteur(s)