The Book at War van Andrew Pettegree gaat over de rol van boeken in oorlog en conflict, die vanaf de negentiende eeuw steeds groter werd. De titel is echter enigszins misleidend: onder book verstaat de auteur niet alleen het fraai ingebonden drukwerk dat we kennen uit boekhandel of bibliotheek; om goede redenen verbreedt hij zijn scope naar nagenoeg alle vormen van gedrukte kennis en cultuur. De auteur beschrijft hoe romans, verhalen en poëzie het moreel van frontsoldaten en burgerbevolking moesten versterken en hoe kranten, informatiebrochures en propagandapamfletten het land voorbereidden op wat komen ging. Er was nu vakliteratuur benodigd voor stafwerk, opleiding en training, met Clausewitz als boegbeeld. Het Manhatten Project of de ontcijfering van de Enigma waren nooit geslaagd zonder diepgaande wetenschappelijke studies. Maar ook beschrijft Pettegree hoe bijvoorbeeld tweedehands reisgidsen, gebruikt als informatiebron voor landkaarten van onbekend terrein, van grote betekenis konden zijn voor de inlichtingendiensten.

Dat deze enorme behoefte aan gedrukte kennis en informatie destijds ontstond was volgens Pettegree het gevolg van de professionalisering van het krijgsbedrijf, de industrialisering van de oorlogsproductie en de mobilisatie van de burgerbevolking. Parallel hieraan liepen de toegenomen geletterdheid en introductie van nieuwe druktechnieken. Onlosmakelijk verbonden hiermee was de opkomst van algemeen toegankelijke bibliotheken waardoor een breed publiek de mogelijkheid kreeg literatuur voor kennis en ontspanning te raadplegen en te bestuderen, te lenen en die weer door te geven aan de volgende lezer.

Ontwikkeling van oorlog en conflict

In zijn twee eeuwen overspannend betoog vertelt Pettegree thematisch welke rol boeken en bibliotheken speelden in de aanloop naar, tijdens en na afloop van oorlog of conflict. Die rol kwam niet willekeurig tot stand, maar vloeide voort uit de wijze waarop oorlog en conflict zich in die twee eeuwen ontwikkelden: oorlog en conflict bepaalden wat geschreven en gedrukt werd. Pettegrees inzicht hoe oorlogvoering zich ontwikkelde en zijn kennis van het boek levert een unieke koppeling op. Hij is erin geslaagd deze combi te vertalen naar een mooi geschreven verhaal dat meer beschouwend van aard is dan analyserend en vaak zelfs ontnuchterend direct is. Pettegree schrijft merkbaar voor de Engelse lezer. De ontwikkeling die zijn land doormaakte, met nadruk op de Eerste en Tweede Wereldoorlog, staat centraal. Er zijn slechts ‘uitstapjes’ – met niet altijd even consequente vergelijkingen – naar de VS, Duitsland, de voormalige Sovjet-Unie, en een enkel voorbeeld uit andere landen zoals Frankrijk en Nederland, waarover zo meer. Duidelijk komt naar voren dat elk land een eigen idee had hoe het gedrukte woord de oorlogsinspanning het beste kon ondersteunen, en hoe dit weer verschilde met een voorgaand conflict of oorlog. De bijdrage aan het behalen van de overwinning is onweerlegbaar, terwijl de prijs die daarvoor betaald moest worden hoog kon zijn.

Opvallend is de moeite die men zich in oorlogstijd steeds getroostte om boeken en andere publicaties massaal te blijven schrijven, drukken en verspreiden. Dit vergde immers grote financiële inspanningen. Er waren bovendien schaarse grondstoffen voor nodig. Om de publicaties bij de lezer te krijgen, tot aan de frontlijn aan toe, moest bovendien een beroep worden gedaan op – eveneens schaarse – logistieke capaciteit. Inventiviteit, zoals het recyclen van uit zwang geraakte boeken, en innovatie – de paperback won het definitief van de hardcover – hielpen de kosten te beperken, maar waren niet de doorslaggevende redenen om boeken te blijven publiceren. Wat (wel) de doorslag gaf was dat vriend en vijand begrepen hoe groot de kracht is die van boeken uitgaat. Boeken zijn gekoppeld aan het beeld hoe men wil leven, de idealen die een samenleving nastreeft en vormen de identiteit van een land of natie waarvoor iemand vecht. Zowel democratische als totalitaire leiders wisten ‘woorden als wapens’ op waarde te schatten en zetten deze zonder voorbehoud in om hun visie of al dan niet giftige ideologie te verbreiden.

Nederland

Tegelijkertijd riep het boek als drager van kennis en ideeën sterke tegenkrachten op. Tegenstanders deden er alles aan kennis en informatie voor elkaar af te schermen. Een bezetter gebruikte naast geweld ook de drukpers om verzet te bestrijden, maar omgekeerd idem dito. Als voorbeeld hiervan besteedt Pettigree ruime aandacht aan Nederland in de Tweede Wereldoorlog en de Duitse vervolging van de clandestiene pers wat veel verzetsmensen, auteurs, drukkers en koeriers het leven heeft gekost. En wat te denken van cleansing om politiek onwelgevallige bibliotheken op te schonen. Ook de Nederlandse bibliotheken kregen tijdens de oorlog opdracht alle in de ogen van de bezetter onwelgevallige literatuur te verwijderen. Bibliotheken werden door alle eeuwen heen doelgericht geplunderd en leeggeroofd, om hun waarde, om kennis te verkrijgen, maar ook om de bevolking te demoraliseren of te dehumaniseren. Dat trof tijdens de Tweede Wereldoorlog in het bijzonder de Joodse bibliotheken. De Nederlandse bibliotheken kwamen er verder redelijk goed vanaf. Maar de bibliotheek van het KIM bijvoorbeeld werd grotendeels leeggeroofd en de boeken kwamen nooit meer terug. Wat ook opvalt wanneer Pettegree zijn uiteenzettingen vertaalt in cijfers: of het nu gaat om productie, distributie, roof of vernietiging, de aantallen die ermee gemoeid zijn lopen al heel snel op naar de duizenden, zo niet honderdduizenden en soms miljoenen exemplaren. En dan nog blijken ‘na afloop’ nog heel veel exemplaren over om ideeën en kennis verder te laten leven.

Digitale media

De auteur staat in het laatste hoofdstuk stil bij de ontwikkeling van de digitale media als concurrent voor het gedrukte woord. Hij constateert dat ondanks alle onheilstijdingen het gedrukte boek zijn plaats naast de digitale media behouden heeft. De toegankelijkheid tot gedrukte bronnen lijkt juist vergroot door de (zoek)mogelijkheden van bijvoorbeeld het internet. Maar hier lijkt Pettegree toch wel weg te kijken van de realiteit, dat behoeft geen uitleg. Hoe het boek de concurrentie aangaat en welke conclusies naar aanleiding van successen of teleurstellingen te trekken zijn, daarop gaat hij niet in. Hij lijkt te zeggen: het gedrukte woord heeft zoveel veerkracht, dat zal vast in de toekomst ook zo zijn. Voor Pettegree is het duidelijk: ‘het boek’ is een vorm van communicatie die zich door de eeuwen heen staande houdt te midden van alle bedreigingen én vernieuwingen. Bibliotheken zijn hiermee onlosmakelijk verbonden.

The Book at War is lichtvoetig geschreven in zeer toegankelijk Engels, hoewel een enkel Shakespeareaans woord de lezer soms tot het woordenboek dwingt. Het boek bevat veel anekdotisch materiaal en bijzondere ‘weetjes’ (Stalin was een groot liefhebber van poëzie en schreef het zelf ook; Hitler verdiende goed aan de auteursrechten van Mein Kampf, hoewel het aanvankelijk slecht verkocht). Pettegree verpakt zijn kritiek nogal eens in sarcastisch woordgebruik, waarbij voldoende onderbouwing achterwege blijft; zoals al aangegeven becommentarieert en filosofeert hij meer dan dat hij analyseert. Het verhaal zelf en het gedetailleerde informatie- en cijfermateriaal maken het toch tot een sterk boek.

Ltkol b.d. drs. Jan-Leendert Voetelink

The Book at War

Libraries and Readers in an Age of Conflict

Door Andrew Pettegree

Londen (Profile Books) 2023

474 blz. – ISBN 9781800814936

Over de auteur(s)

Luitenant-kolonel b.d. drs. Jan-Leendert Voetelink

Jan-Leendert Voetelink is luitenant-kolonel b.d. van de Koninklijke Luchtmacht.