Battlegroup! The Lessons of the Unfought Battles of the Cold War van Jim Storr is een boek over tactische kunst. Een kunst die heden ten dage enigszins ondergesneeuwd is geraakt door operationele kunst, iets wat pas veertig jaar bestaat in de NAVO. In die zin vult het boek heel nuttig een niet zo zeer onontgonnen, maar veeleer vergeten vakgebied in. En omdat er over tactiek tegenwoordig weinig onderzocht en geschreven wordt grijpt de auteur vaak terug op anekdotisch bewijs uit grote oefeningen, uitkomsten van meer dan 200 persoonlijke gamingsessies, verschillende internationale doctrines en officiële operationele analyses. Storr brengt met zijn boek de droge NAVO-doctrine dynamisch tot leven met vele voorbeelden, enkele fictieve scenario’s en veel toelichting.

Academisch geweten

Storr weet waar hij het over heeft. Hij was namelijk 25 jaar officier in het Britse leger, waarvan vijf jaar bij de British Army of the Rhine. Daarna was hij operationeel analist bij het Defence Operational Analysis Centre en vervolgens doctrineschrijver, waarbij hij een doctoraat haalde op Cranfield University. In 2006 verliet hij het leger, waarna hij drie boeken schreef. Thans is hij hoogleraar krijgswetenschappen op de Noorse Militaire Academie. Storr is degene die, na experimenten op Cyprus, ‘exploit’ heeft laten toevoegen aan de kernfuncties van het gevecht. Hij geldt mede daardoor een beetje als het ‘academische geweten’ onder zijn voormalige Britse collega’s.

In Battlegroup vergelijkt Storr de verschillende internationale doctrines met elkaar. Het Duitse leger komt er in zijn ogen goed vanaf, omdat de Duitsers alles wat ze in de Tweede Wereldoorlog op tactisch niveau geleerd hebben het best hebben bewaard. Storr baseert zich daarbij voor een belangrijk deel op het vrij onbekende boek Handbuch der Taktik für Führer und Unterführer dat de overste Eike Middeldorf (hoofd van de Duitse ‘lessons learned’ afdeling in 1944-45) na de oorlog schreef om geleerde lessen te bewaren.[1] Het Britse leger komt er slechter van af: ‘The British had forgotten many of the detailed lessons of the Second World War. Snipers, outposts, the clear advantages of reverse slopes and, more than anything else, the importance of surprise: all were being overlooked’ (blz. 53).

Mythes ontrafeld

Storr laat in zijn boek direct een aantal mythes sneuvelen. Zo was het overwicht van het Warschaupact op de NAVO in de eerste week van een conflict lang niet zo groot als toen door de alliantie gepropageerd werd. Ook was de Fulda Gap eigenlijk helemaal geen ‘gap’ omdat het terrein zeer goed te verdedigen was. Dit alles hoort bij de context van de Koude Oorlog. Waar Storr dieper op ingaat is het gevecht op brigade- en bataljonsniveau. Ook daar ontrafelt hij meerdere mythes.

Het winnen van gevechten is niet zozeer het juist toepassen van de grondbeginselen van het gevecht – de Duitsers hadden die niet eens – en draait ook niet om aantallen. Veel meer gaat het – en dat is na uitvoerig onderzoek aangetoond – om het toepassen van surprise, shock and exploitation. Het gaat dan onder andere over verkennen (en dit de vijand beletten), het plotseling toepassen van massaal geweld (het verlammen van de menselijke geest door met name artillerievuur) en het agressief uitbuiten en snelheid maken, waardoor de vijand dieper in het vak steeds opnieuw verrast wordt. ‘Armies which surprise, shock and exploit tend to win battles and campaigns’ (blz. 66). Dat is de lens waardoor Storr veel tactische lessen bekijkt.

Land-georiënteerd

Zoals de naam Battlegroup! al suggereert is het boek erg land-georiënteerd. Storr behandelt alle gevechtsvormen en bekijkt alle wapens en dienstvakken in hun onderlinge samenhang en bijdragen aan het gevecht. Het gaat daarbij steeds om de onderlinge interactie, bestreken gebieden en onderlinge steun, manoeuvre en contra-manoeuvre door positionering van anti-tankwapens, infanterieopstellingen, mijnenvelden, geplande artilleriebarrages, geplande tegenaanvallen, et cetera. Storr gaat ook in op de ideale omvang van eenheden waar al deze wapens/dienstvakken samenkomen: divisies, brigades en bataljons alsmede hoe ‘leidbaar’ en mobiel deze zijn in relatie tot hun omvang en slagkracht. Het blijkt: groter is niet altijd beter.

Illustratief is bijvoorbeeld ook Storrs verhandeling over de verkenners en hun problematiek. Ligt de nadruk op heimelijkheid en omtrekking in de diepte (Duits), of moeten opgedragen routes verkend worden waarbij het meer gevechtsverkenningen worden (Amerikaans)? Heimelijkheid in de diepte levert het meeste op, maar hoe krijg je lichtbewapende verkenners door de vijandelijke verdediging heen? De M3 Bradley was door zijn omvang en geluid tamelijk kansloos, maar de geluidloze Duitse Luchs was al een heel stuk beter. Het is jammer dat Storr niet ingaat op het onderscheid tussen de huidige Britse Ajax en de Fennek, maar daarvoor ligt de focus dan ook op de Koude Oorlog. Hij gaat wel in op onder meer de tanks (‘zwaarder is niet beter’), Infantry Fighting Vehicles (niet mee vechten, het zijn transportvoertuigen’) en stadsgevechten (‘don’t defend, counterattack!’).

Battlegroup! geeft een beeld hoe de verdediging door de verschillende landen geïnterpreteerd en uitgevoerd werd. De Amerikanen zouden in hun vak ver vooraan en frontaal verdedigen in een mengvorm van hun Active Defense en Air-Landbattle-concept, de Britten zouden in het voorterrein een web van overlappende en flankerende MILAN-opstellingen creëren en de Duitsers zouden de vijand meezuigen naar achteren en dan blootstellen aan een tegenaanval. Jammer is dat Storr de Nederlandse verdedigingsdoctrine niet heeft meegenomen, want die was ook heel eigentijds met de positieverdediging waar men per pantserinfanteriebrigade kon vechten met één 620-tankbataljon en twee 484-manoeuvrebataljons met elk vier 121 teams, die dan doorgaans frontaal en niet flankerend opgesteld stonden.[2]   

Storr komt ook nog even terug op het belang van snelheid door het gebruik van basis-gevechtstechnieken en snelle besluitvorming. Hij haalt anekdotes van grote oefeningen te velde aan, waarbij (Duitse) bataljons in staat waren om binnen 20-30 minuten een aanval te improviseren en een aanvallende Duitse brigade die na ontdekking van een dreigende tegenaanval op de flank in 45 minuten (!) reorganiseerde en een tegen-tegenaanval uitvoerde op een bewegende Britse brigade (blz. 52).

Boek voor tactische professionals

Persoonlijk denk ik dat veel tactische kennis en kunst hersteld kan worden door meer training in eenheidsverband, maar vooral ook door individuele conceptuele training van jonge officieren door middel van toegepaste militaire geschiedenis (tactical staffrides), simulaties/serious gaming (zoals de recent heropgestarte fightclub) en discussies over tactiek. Daarom beveel ik dit boek van harte aan bij de tactische professionals; dat zijn natuurlijk alle liefhebbers van tactiek, maar ook alle operationele staven en de opleidingen daarvoor. Ook voor docenten en studenten op de faculteit van de NLDA biedt dit boek kansen. Een gemeenschappelijk joint-gevechtsveld is een onderzoeksveld dat wetenschappelijk benaderd kan worden en waar wetenschappelijke eer te behalen is door weer gericht onderzoek te doen naar de tactische interactie van tal van nieuwe wapensystemen in hun onderlinge uitwerking. Storr reikt met Battlegroup! alvast enkele waardevolle lessen en onderwerpen aan voor nader onderzoek.  

Lkol P.B. Soldaat MA, NLDA

Battlegroup!

The Lessons of the Unfought Battles of the Cold War

Door Jim Storr

Warwick (Helion & Company) 2021

312 blz. – ISBN 9781914059964

[1] Eike Middeldorf, Handbuch der Taktik für Führer und Unterführer (Berlijn, E.S. Mittler & Sohn, 1957). Dit boek is nooit in het Engels vertaald en daardoor relatief onbekend.

[2] Elk 484 bataljon had vier tankpelotons, acht pantserinfanteriepelotons en vier antitankpelotons (prat/TOW) en daarbovenop nog eigen verkennings- en mortierpelotons, alsmede eigen logistiek.

 

Jim Storr Battlegroup

Over de auteur(s)