‘Let us once lose our oaths to find ourselves,

Or else we lose ourselves to keep our oaths.’[1]

– William Shakespeare

De Nederlandse militaire eed heeft een lange traditie en gaat gepaard met veel symboliek en betekenisvolle rituelen. In de eed wordt van militairen verlangd dat zij, boven op de belofte om gehoorzaam te zijn aan de wetten, trouw zweren of beloven aan de koning. De wetten stellen, in artikel 42 van de Grondwet, dat de koning en de ministers de regering vormen (de Kroon).[2] De regering heeft het oppergezag over de krijgsmacht (artikel 97 lid 2), waarmee ondergeschiktheid aan de regering wordt uitgedrukt. Het doel daarvan is dat de krijgsmacht niet zo machtig wordt dat ze de democratische rechtsstaat ondermijnt. Staatsrechtelijk kan de tekst van de eed wellicht kloppen, maar niet vanuit speech act theory. Dit artikel gaat over het gebruik van taal in de militaire eed, met als doel erachter te komen waarom en met welke intentie de koning apart benoemd wordt in de militaire eed.

Karishma Chafekar*

‘We’re unique among militaries. We do not take an oath to a King or a Queen; a tyrant or dictator; we do not take an oath to an individual. No, we do not take an oath to a country, a tribe or a religion. We take an oath to the Constitution.’[3] De Chairman of the Joint Chiefs of Staff van de VS, generaal Mark Milley, sprak deze woorden medio november 2020 uit. Dit was kort nadat bleek dat Donald Trump niet herkozen was als president en hij dit nog niet accepteerde. Milley gaf een belangrijk signaal. Mocht president Trump zich niet neerleggen bij de uitslag van de Amerikaanse verkiezingen en weigeren het ambt over te dragen aan president-elect Joe Biden, dan hoefde hij, ondanks zijn functie als opperbevelhebber, niet automatisch te rekenen op de steun van de krijgsmacht om hem in die positie te handhaven. Op 4 januari 2021 onderstreepten tien voormalige Amerikaanse defensieministers dit.[4] De krijgsmacht dient de grondwet en de democratische rechtsstaat en niet een persoon in de vorm van een president. De woorden van Milley en de voormalige defensieministers leken haast profetisch toen president Trump op 6 januari 2021 tijdens een speech en via sociale media zijn aanhangers aanmoedigde om bij het Capitool te demonstreren, dat zij uiteindelijk bestormden en binnendrongen.

Het is niet vanzelfsprekend dat Europa, of Nederland, een situatie als op Capitol Hill bespaard blijft. De voorzitter van de Nederlandse Tweede Kamer besloot immers niet voor niets om de beveiliging van de Eerste en Tweede Kamergebouwen nog eens stevig onder de loep te nemen.[5] Welke rol de krijgsmacht in een dergelijke situatie speelt om het staatshoofd in zijn positie te handhaven is een delicate kwestie.

Natuurlijk, het Amerikaanse democratische systeem verschilt wezenlijk van het onze. Echter, in beide gevallen leggen militairen een eed of belofte af. Dit is logisch in een organisatie die, als de regering een beroep doet op de krijgsmacht, gelegitimeerd gebruik van geweld kan maken. Maar wat staat er eigenlijk in die militaire eed, wat wordt ermee bedoeld en wat impliceert de tekst – zeker als de rechtsstaat onder druk staat? Is het niet vreemd dat militairen trouw aan de koning uitspreken?

Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is het nodig te begrijpen hoe taal wordt gebruikt in de eed of belofte. Volgens John Austin[6] gaat taal veel verder dan het coderen, zenden, decoderen en het ontvangen van boodschappen of kennis.[7] Taal gaat over handelingen, over wat John Searle noemt ‘intentionaliteit’.[8] Als je, bijvoorbeeld, je excuses aanbiedt, iets belooft, of orders geeft, dan heb je tegelijkertijd met een bepaalde intentie een handeling verricht. Austin en Searle noemen dit ‘speech act’.

Vanuit speech act theory betekent het afleggen van een eed of het maken van een belofte van trouw dat je een ‘transactie van trouw’ maakt. Terwijl je iets zegt, handel je. Je verplicht jezelf tot een serieuze verbintenis. Welke gevolgen heeft dit? Waarom wordt eigenlijk trouw gezworen aan de koning? Wat betekent het als je belooft de wetten te gehoorzamen als militair? Wat betekent het als je je onderwerpt aan de krijgstucht? Speech act theory ontleedt als het ware de gevolgen van het uitspreken van bepaalde woorden en met welke intentie dat gedaan wordt.

Dit artikel gaat over de effecten en gevolgen van het uitspreken van de eed. Centraal staat de vraag: ‘Welke transactie komt tot stand door in de militaire eed trouw te zweren aan de koning, boven op de gehoorzaamheid aan de wetten?’

Militairen van de Amerikaanse National Guard bewaken het Capitool in januari 2021. De rol van de krijgsmacht bij het eventueel handhaven van een staatshoofd in zijn positie is een delicate kwestie. Foto U.S. Air National Guard, Bryan Myhr

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, wordt eerst naar speech act theory gekeken om vervolgens de intentie te kunnen duiden van de eed en het uitspreken ervan door militairen. Doel is de gevolgen hiervan te begrijpen. Dit artikel beperkt zich tot de eed voor militairen (wapendragers), die verschilt van de eed voor burgerambtenaren bij Defensie, omdat er hogere eisen worden gesteld aan de loyaliteit van militairen: ze moeten loyaal zijn aan de rechtsstaat, aan hun missie en aan elkaar. Vooral de gevolgen van het trouw zweren aan de koning boven op de eerbiediging van de wetten wordt onder de loep genomen aan de hand van speech act theory. De monarchie als staatsvorm staat in dit artikel buiten kijf.

Speech act theory

Speech act theory is een taalfilosofische benadering die analyseert hoe taal in een bepaalde context wordt gebruikt. Speech acts zijn statements (beweringen), waarin door het uitspreken van woorden een handeling tot stand komt met een zeker doel. Austin heeft speech acts uitgebreid ontleed in How to Do Things with Words.[9] John Searle heeft in Intentionality[10] aangetoond dat in speech acts een intentionaliteit wordt uitgesproken – een mentale toestand (zoals overtuiging, verlangen of intentie) die op een bepaalde manier is gericht op objecten of inhoud.[11]

Een speech act bestaat volgens Austin uit drie elementen: locuties, illocuties en perlocuties. ‘Ik heb dorst’ is een voorbeeld van een speech act. Het locutieve deel is niets meer dan het gebruik en het uitspreken van de woorden; een directe taalhandeling. Het illocutieve element gaat over de intentie van de spreker in het uitspreken van de woorden om iets te drinken te krijgen van iemand; een indirecte taalhandeling. Het perlocutieve element gaat over het effect op de toegesprokene: iemand staat op om een glas water te halen. Deze drie aspecten samen vormen de speech act.

Austin merkt verder op dat niet alle statements ‘waar’ of ‘niet waar’ zijn. Er zijn ook statements die noch waar, noch onwaar zijn. Commissive speech acts,[12] zoals de huwelijksbelofte, zijn hiervan een voorbeeld. Door uit te spreken ‘Ja, ik wil’ is het huwelijk niet beschreven of gerapporteerd, noch waar of niet waar, maar komen de juridische en ethische verplichtingen aan je partner direct tot stand. Volgens Austin zijn er zes voorwaarden voor een geslaagde speech act, zie Figuur 1.[13]

Figuur 1 De zes voorwaarden voor een geslaagde speech act

Als er een schending heeft plaatsgevonden in de eerste vier voorwaarden is de beoogde handeling niet tot stand gekomen. Als je bijvoorbeeld opnieuw de huwelijksbelofte aflegt terwijl je nog getrouwd bent, is de verbintenis niet tot stand gekomen en dus niet rechtsgeldig.

Als de laatste twee voorwaarden zijn geschonden heeft de handeling wél plaatsgevonden, maar is de speech act zélf onoprecht. Een belofte doen, maar die uiteindelijk niet uitvoeren, of niet eens de intentie hebben die na te komen, illustreert dit.

Searle gaat dieper in op intentionaliteit in het illocutieve element van de speech act. Als je iets belooft of zweert, dan uit je een intentie om iets te doen. Intentionaliteit kent vier eigenschappen. De eerste eigenschap is de propositionele inhoud. Deze beschrijft waar de intentie zich op richt. In ‘ik verlang naar een glas water’ heeft de spreker een bepaalde houding tegenover de propositie, het glas water. Die propositie is de inhoud van de mentale toestand: het verlangen ernaar.

De tweede eigenschap gaat over de aanpassingsrichtingen, waarbij dit artikel zich beperkt tot hoe dit zit in beloftes.[14] Het komt erop neer dat, als je eenmaal iets belooft, de belofte onherroepelijk is. Je kunt de woorden van de belofte niet meer aanpassen, maar je moet de wereld vormen naar de belofte.[15] Dit heet de wereld-naar-geest aanpassingsrichting. Vergelijk het met een boodschappenlijstje dat je hebt gekregen. In de supermarkt – de wereld – werk je het lijstje af door producten te kopen, en niet andersom. De lijst die je hebt gekregen (de belofte), moet je waarmaken.

De derde eigenschap is de psychische modaliteit, die de relatie weergeeft tussen de houding van de spreker (gevoelens) ten opzichte van de inhoud van de zin. Als je bijvoorbeeld belooft de afwas te doen, uit je een intentie. Echter, zegt Searle, hoef je de specifieke intentie om af te wassen niet per se te hebben. Je mag gerust je eigen morele kompas volgen en bijvoorbeeld liegen. Alleen kun je je dan afvragen wat de waarde is van zo’n belofte.

De laatste eigenschap zijn de bevredigingsvoorwaarden. Als je bijvoorbeeld zegt ‘ik beloof de afwas te doen’ wordt alleen aan de mentale toestand van de intentie om af te wassen voldaan als daadwerkelijk de vaat wordt gedaan. De intentie moet dus in lijn zijn met de handeling. De intenties bepalen dus de bevredigingsvoorwaarden.[16]

De eed en de belofte

Hoe zit het met de eed die door militairen wordt uitgesproken? Welke intentie zit hierachter en welk doel dient die?

De huidige militaire eed vindt zijn oorsprong in het Koninklijk Besluit van 26 februari 1814. De militaire eed luidde toen: ‘Ik zweer trouw aan den Souvereinen Vorst, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht’.[17] Een jaar later riep ‘Souverein Vorst’ Willem I zichzelf tot ‘Koning’ uit en werden de woorden in de eed hieraan aangepast.[18] De eed uit 1815 werd alleen door officieren uitgesproken. Vanaf 1982 legt iedere vrijwillig dienende militair, krachtens het Algemeen Militair Ambtenaren Reglement, dezelfde eed af: ‘Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht. Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat beloof ik)’.[19]

Johan Rudolf Thorbecke. Onder zijn leiding werd in 1848 de Grondwet herzien, waarbij de koning een grondwettelijk instituut werd, onschendbaar enonder verantwoordelijkheid van de ministers. Afbeelding Rijksmuseum

Om de eed te toetsen aan speech act theory, moet eerst de betekenis van de woorden in de tekst worden ontleed. De eed bestaat uit twee delen. Het eerste deel begint met of ‘ik zweer’, of ‘ik beloof’ trouw aan de koning. In de context van de eed voor militairen betekent ‘zweren’ volgens Van Dale dat je iets plechtig belooft, namelijk dat je ‘zweert’ (=plechtig belooft) trouw te zijn aan de koning, ‘zweert’ gehoorzaam te zijn aan de wetten en ‘zweert’ je te onderwerpen aan de krijgstucht.[20] Volgens Van Dale betekent beloven in de context van de eed ‘iets toezeggen’. In het geval van de eed ‘zegt’ de eedaflegger dus ‘toe’ trouw te zijn aan de koning. Met ‘trouw’ wordt volgens Van Dale bedoeld dat je iemand niet verlaat, ook niet onder moeilijke omstandigheden, en dat je je plichten nauwgezet vervult. Het tweede deel van de militaire eed zet de transactie van trouw, gehoorzaamheid en onderwerping in werking door de voorgaande elementen te ‘beloven’ of te bekrachtigen met ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ – een taalconstructie uit de middeleeuwen.[21]

Het interessantste in het eerste deel van de eed is wat er met ‘de Koning’ wordt bedoeld en waarom dit woord in de eed met een hoofdletter wordt geschreven. Volgens Van Dale kan het woord ‘koning’ onder andere betekenen ‘vorst die over een koninkrijk regeert’.[22] Volgens de Nederlandse Taalunie gebruiken we een hoofdletter om bijzonder respect uit te drukken.[23] De precieze betekenis van ‘de Koning’ in de eed blijft ambigu: tegenwoordig is de koning een ambtsdrager en niet een vorst die over een koninkrijk regeert. De reden waarom de uitdrukking onduidelijk is, is dat de relatie tussen de semantische en de lexicale betekenis[24] geen waterdichte dekkingsgraad heeft. We moeten daarom kort naar de staatsrechtelijk-historische context kijken.

In The King’s Two Bodies legt Ernst Kantorowicz[25] uit dat de koning als het ware twee lichamen heeft en de betekenis van de koning in het staatsbestel tweeledig is: de koning als persoon (the body natural) en als belichaming van het publieke bestel (the body politic).[26] De koning had in de grondwet van 1815 nog veel macht. Zijn ministers hadden de rol van adviseur en voerden zijn besluiten uit zonder er verantwoordelijkheid voor te dragen.[27] Het lijkt erop dat in de militaire eed uit 1815 de koning als persoon wordt bedoeld, omdat trouw aan de koning nadrukkelijk wordt uitgesproken naast de gehoorzaamheid aan de wetten. In 1815 waren die positie van de vorst en de beleving van de monarchie aanzienlijk anders. De vorst had in artikel 59 van de grondwet van 1815 het ‘oppergezag over de vloten en legers’.[28] Dit kan impliceren dat militairen aan de koning persoonlijk trouw zwoeren en daarom ‘Koning’ met een hoofdletter geschreven werd in de eed. In de aanloop naar de grondwetsherziening van 1848, onder leiding van Thorbecke, bestonden binnen het officierskorps twee kampen. Liberalere militairen uit onder andere Breda en Maastricht hadden petities ingediend om onder andere de officierseed eenduidig te maken en alleen trouw te zweren aan de grondwet.[29] Het meer behoudende deel van het officierskorps wees deze zienswijze volledig af en hield vast aan de opvatting dat de officier trouw zwoer aan de ‘persoon des konings’.[30] De tweede groep trok aan het langste eind.[31] In de grondwet van 1848 wordt de koning een grondwettelijk instituut en wordt hij onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.[32] Vanaf dat moment moet de rol van de koning anders worden geïnterpreteerd. De koning wordt als het ware een symbool van het wettig gezag – een body politic. Zijn oppergezag[33] over de vloten en legers wijzigt slechts symbolisch, de koning heeft het ‘oppergezag over zee- en landmacht’.[34] Pas in de grondwet van 1983 wijzigde het oppergezag: ‘de regering heeft het oppergezag over de krijgsmacht’. Hoewel de rol van de koning in het staatsbestel wijzigde, bleef de eed sinds 1815 onveranderd, wat een spanningsveld oplevert in de bewoording.

Vervolgens wordt ‘gehoorzaamheid aan de wetten’ gezworen of beloofd. ‘Gehoorzaamheid’ betekent volgens Van Dale dat je bereid bent bevelen op te volgen.[35] In de context van de eed komt het erop neer dat militairen zweren of beloven bereid te zijn om te handelen naar ‘de wetten’, kennelijk inclusief de Grondwet, waarin de koning als instituut al is vereeuwigd.

In het derde element van de eed zweert of belooft de militair ‘onderwerping aan de krijgstucht’. Het betekent dat de militair zich overgeeft aan de krijgstucht en zich ernaar gedraagt, zoals vastgelegd in de Wet Militair Tuchtrecht.[36] Het tuchtrecht handhaaft de orde en discipline binnen de krijgsmacht.

Observaties

Met het uitspreken van de eed gaan militairen een verbintenis aan waarbij ze trouw zweren of beloven aan de koning, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht. Deze (commissive) speech act bestaat uit: locuties, illocuties en perlocuties.

De locutie is puur het gebruik van woorden om een boodschap over te dragen, in dit geval de feitelijke woorden van de militaire eed.

De militaire eed heeft sinds 1815 een vaste woordformule en de procedure en het protocol van elk krijgsmachtdeel worden gevolgd bij het uitspreken ervan. Militairen zweren of beloven met de hand aan het vaandel of standaard van hun moedereenheid. Foto MCD, Hans Roggen

De illocutie is de handeling die de spreker voornemens is uit te voeren. Het gaat alleen om de intentie van de boodschap in de militaire eed, die volgens Searle aan de vier eerdergenoemde eigenschappen moet voldoen. (1) De propositionele inhoud in de speech act van de militaire eed is: trouw aan de koning, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht. (2) Omdat de eed een ‘commissive speech act’ is, is het uitspreken van de eed onherroepelijk. Aan de tekst kan daarna niet getornd worden, de militair moet zich gedragen naar datgene wat hij in de eed gezworen of beloofd heeft. In deze wereld-naar-geest-aanpassingsrichting is het dus aan de militair om de wereld te vormen naar wat hij heeft beloofd of gezworen in de eed, en niet andersom. (3) Het uitspreken van de woorden van de eed gaat gepaard met het uiten van een intentionele toestand – psychische modaliteit. Er is een bepaalde houding ten opzichte van de inhoud van de eed. (4) Om aan de bevredigingsvoorwaarden te kunnen voldoen moet de militair oprecht de intentie hebben te handelen in lijn met de uitgesproken woordformule (de eed). Anders gezegd: als de eed onoprecht is uitgesproken, dan is weliswaar aan de juridische voorwaarden voldaan en een verbintenis aangegaan, maar intentioneel stelt het niks voor.

De perlocutie gaat over het resultaat van de handeling, dus wat daadwerkelijk is bereikt met de speech act oftewel het uitspreken van de eed. Zoals eerder aangegeven, moet een succesvolle speech act volgens Austin aan zes voorwaarden voldoen (zie Figuur 1).

De eerste voorwaarde stelt dat er een geaccepteerde conventionele procedure moet bestaan, zoals een vaste woordformule met een specifieke procedure en protocol. In lijn hiermee ligt de tweede voorwaarde, die zegt dat de omstandigheden juist moeten zijn om de eed uit te (kunnen) spreken. Ten aanzien van de militaire eed is er sinds 1815 een vaste woordformule en worden de procedure en het protocol van elk krijgsmachtdeel gevolgd bij het uitspreken ervan.[37] Zo zweren of beloven militairen met de hand aan het vaandel of standaard van hun moedereenheid[38] en wordt de eed of belofte afgenomen door de commandant.

In de derde voorwaarde moet de procedure correct, en in de vierde compleet uitgevoerd worden door degene die de eed uitspreekt: de militair spreekt de eed zonder fouten of onderbrekingen uit en werkt de speech act volledig af.[39] In zijn boek A Promised Land beschreef de voormalige Amerikaanse president Barack Obama een interessante situatie.[40] Chief Justice Roberts struikelde over de woorden van de presidentiële ambtseed met als gevolg dat Obama ook vergissingen maakte in het uitspreken van de woorden. Het gebrek in de eedaflegging was kennelijk van zo’n grote orde, dat die de volgende dag, zonder publiek, opnieuw werd gedaan.[41]

De vijfde voorwaarde stelt dat de intentie waarmee de eed wordt uitgesproken oprecht moet zijn. Rituelen en symboliek – zoals het zweren met de hand aan het vaandel – versterken emoties en daarmee de intentie. Ze zijn van belang om de verbintenis met de krijgsmacht te symboliseren en onderstrepen loyaliteit en verantwoordelijkheid. Zeker als het bij militairen ‘erop aan komt’, kunnen dergelijke emoties het verschil maken. Hoe belangrijk deze gevoelens zijn, bleek toen koning Willem-Alexander tijdens zijn staatsbezoek aan Indonesië in maart 2020 zijn excuses aanbood voor het Nederlandse geweld in de voormalige kolonie.[42] De emoties liepen hoog op toen de koning als staatshoofd – aan wie (of waaraan) met een bepaalde intentionele toestand trouw is gezworen – excuses aanbood voor de daden van de militairen. De Indië-veteranen vonden echter dat ze destijds met de beste intenties hadden gehandeld, volgens de instructies van de regering, en konden zich niet vinden in de excuses.[43] Het uitspreken van de militaire eed is dus niet louter het uitspreken van een (juridische) formule, intenties moeten meegenomen worden bij het zo toekomstbestendig mogelijk formuleren ervan.

Ten slotte moeten militairen de intentie die meekomt met het uitspreken van de eed ook kunnen en willen vertalen in hun gedrag. Het spanningsveld in de tekst van de eed – het separaat trouw zweren aan de koning boven op de wetten, waarin de koning als instituut reeds verankerd is – kan daarom gevolgen hebben voor hoe de militair ermee omgaat. De grondwettelijke taken van de krijgsmacht (artikel 97) zijn het verdedigen en beschermen van de belangen van het koninkrijk en het handhaven en bevorderen van de internationale rechtsorde. Deze vertalen zich naar drie hoofdtaken:

beschermen van het eigen grondgebied en dat van bondgenoten;
bevorderen van de (internationale) rechtsorde en stabiliteit;
leveren van bijstand bij rampen en crises.[44]

De tweede hoofdtaak is een interessante. Bij de grondwetswijziging van 2000 werd het bestaan van de krijgsmacht aangevuld met de ‘handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde’.[45] Echter, het ministerie van Defensie zet het woord ‘internationaal’ tussen haakjes (bijvoorbeeld op zijn website),[46] wat impliceert dat de krijgsmacht ook als hoofdtaak heeft de nationale rechtsorde en stabiliteit te bevorderen.[47] Dit is tevens vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Politiewet, dat bepaalt dat de politie in bijzondere gevallen een beroep op bijstand kan doen op de Koninklijke Marechaussee en andere delen van de krijgsmacht voor de ‘strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde’.[48] Wat gebeurt er bijvoorbeeld als – theoretisch – de koning van militairen verlangt hem in zijn positie te handhaven, terwijl de regering en volksvertegenwoordiging daar anders over denken? In deze casus zou de koning niet alleen de eed die hijzelf in 2013 conform artikel 32 van de Grondwet heeft afgelegd verbreken, maar tevens de constitutionele orde. Hij zou dan niet meer de verpersoonlijking van de staat zijn (the body politic), maar het fysieke individu (the body natural).[49] Deze vraag is interessant in het kader van de woorden van generaal Milley. Als de woorden van de Nederlandse eed letterlijk genomen worden, dan zijn die in de huidige tijd op z’n minst bijzonder te noemen.

Beschouwing

Op basis van Austin en Searle kan de eed vanuit verschillende invalshoeken bekeken worden. Het is fundamenteel dat de eed als speech act succesvol moet zijn: alleen dan kan je de woorden waarmaken. Als we kijken naar de eed zijn er drie spanningsvelden. Ten eerste is er discrepantie in de woordformule (locutie). Onduidelijk is wat de intentie is van het separaat trouw zweren of beloven aan de koning boven op de wetten, waarin de rol en positie van de koning al geregeld is. Ten tweede is het cruciaal dat intenties van de eedaflegger in lijn zijn met de woorden van de eed (illocutie). De eed moet dus zodanig geformuleerd worden dat militairen hun verantwoordelijkheid en taak erin herkennen. Ten derde moet de woordformule dusdanig opgesteld zijn dat de eedaflegger deze, samen met zijn intenties, kan vertalen in zijn gedrag (perlocutie).

De militaire eed heeft een vaste woordformule en een letterlijke tekst. De geconstateerde discrepantie in de woordformule is vanuit speech act bezien ambigu, en daardoor verwarrend. Aan de ene kant is er sprake van woordovertolligheid, omdat de koning als instituut reeds is verankerd in de wetten. Aan de andere kant: waaraan zweert de militair nu trouw, aan de koning als persoon of aan de koning als de belichaming van het staatsbestel – dat al sinds 1848 geregeld is in de Grondwet?[50] Als het slechts gaat om de belichaming van de wetten, kan in de eed ook volstaan worden met, ‘Ik zweer of beloof trouw aan de Koning en onderwerping aan de krijgstucht’. Daarnaast vond er in 1983 een grondwetswijziging plaats die de regering, in plaats van de koning, het oppergezag gaf over de krijgsmacht. Er is toen ook ter sprake gekomen wat deze wijziging voor de eedformule zou moeten of kunnen betekenen. Het zou logisch zijn geweest dat de zinsnede ‘trouw aan de koning(in)’ mee had moeten veranderen in ‘trouw aan de regering’, maar dat is niet gebeurd, omdat veel officieren grote waarde hechtten aan een nauwe en zichtbare band met het koningshuis.[51] Mede dankzij de lobby van het Werkcomité Grondwetswijziging 1980 van onder andere de Federatie van Nederlandse Officieren (FVNO) kreeg deze wens gehoor.[52] Met een wat gepolderde oplossing hielden vele militairen het gevoel trouw te zweren aan de persoon van de koning en daarmee aan het door hen gekoesterde huis van Oranje. Een quickscan onder een beperkte groep cadetten, adelborsten, officieren en eedafnemers geeft een eerste indruk dat de meningen over het thema nogal uiteenlopen.[53] In dat licht is het tevens interessant op te merken dat in de dagorder van de voormalige Commandant der Strijdkrachten, luitenant-admiraal Rob Bauer, op 15 april jl. te lezen valt dat hij kiest voor het woord ‘staatshoofd’ (en niet ‘koning’) in het deel waarin hij beschrijft dat hij in 1985 de eed had afgelegd.[54]

Het deel ‘gehoorzaamheid aan de wetten’ kan vollediger. De politie heeft, bijvoorbeeld, zowel de Grondwet als de overige wetten in de eed opgenomen.[55] Niet alle regels van constitutionele aard staan in de Grondwet geformuleerd.[56] En niet alle wetten gaan over het staatsbestel. Het benoemen van ‘de wetten’ verdient dus een aparte vermelding, naast de Grondwet. Deze combinatie verkleint de ambiguïteit in de politie-eed en vergroot de eenduidigheid. Ten aanzien van de onderwerping aan de krijgstucht is deze combinatie in zoverre relevant voor speech act theory dat zij ‘ten dienste staat van de handhaving van de interne orde binnen de krijgsmacht’.[57] Een bepaald gedrag wordt daarmee eenduidig afgedwongen.

In het recht gaat het om het ontstaan van een rechtsgevolg bij het uitspreken van de eed. Met het correct en compleet afleggen van de eed is een militair, los van de intentie, een verbintenis aangegaan. Hij hoeft dus niet per se te menen wat hij uitspreekt. Juridisch gezien is het correct, maar intentioneel waardeloos. Het basisprincipe van een eed of belofte is dat je meent wat je uitspreekt. Als je de woorden niet meent, of niet kunt menen omdat ze bijvoorbeeld dubbelzinnig zijn, boeten ze volledig aan kracht in. Geen kleinigheid dus, zo een formule die wordt uitgesproken door mannen en vrouwen die de democratische rechtsstaat bewaken. In het verlengde hiervan: wat te doen met een onduidelijke tekst? De basis voor de militaire eed is een tekst die inmiddels al een paar eeuwen meegaat: een historisch gegroeide praktijk. De terminologie van de eed heeft de historie overleefd, maar heeft inmiddels een andere inhoudelijke betekenis gekregen. Het apart noemen van de koning boven op de wetten is daarom markant. Bij het ontstaan van de huidige eed was de rol van de koning anders dan nu. Tegenwoordig is de koning een ambtsdrager wiens taken en verantwoordelijkheden verankerd zijn in de wetten. Is het daarom nog nodig de koning separaat in de eed te benoemen? Het leidt slechts tot verwarring.

Voor militairen is het uitspreken van de eed een symbool geworden van het volwaardig lid worden van de krijgsmacht. Dit staat ook beschreven in de Defensiebundel Ceremonieel en Protocol: ‘Militair ceremonieel draagt bij aan de publieke presentatie van de krijgsmacht en symboliseert tevens de permanente bescherming die geboden wordt aan de handhaving van de internationale rechtsorde en aan onze constitutionele monarchie en parlementaire democratie.’[58] Daarentegen is het opvallend dat het Werkcomité Grondwetswijziging 1980 opmerkte dat militairen in de eed persoonlijk gebonden waren aan hun vorst(in).[59] Zweren militairen dan toch trouw aan de koning als persoon? Het blijft onduidelijk voor een organisatie die draait op duidelijkheid. Welke rol heeft de koning, oftewel het staatshoofd, conform de wetten eigenlijk ten opzichte van de krijgsmacht? Staatsrechtelijk gezien is die er niet.[60] Is het noodzakelijk in het ritueel om volwaardig lid te worden van de krijgsmacht, dat trouw wordt gezworen of beloofd aan de koning?

Het afleggen van de eed bij de beëdiging van Vrouwen Hulpkorps-officieren op het Julianakamp Kijkduin (1950). Foto Beeldbank NIMH

Kijkend naar hoe de eed functioneert in het normatieve karakter van de rechtsstaat[61] waarin de Grondwet (en daarmee de koning als staatshoofd) boven de burger is geplaatst, dan is alles wat de Grondwet existentieel bedreigt een punt van zorg. Militairen kunnen worden aangespoord door de regering om de Grondwet te beschermen. In de tekst van de eed wordt de koning echter nadrukkelijk genoemd, en de Grondwet indirect, waarmee als het ware de verplichting wordt afgedwongen aan de koning persoonlijk loyaal te zijn en meer ‘moreel’ gewicht wordt toegekend aan het koningschap.

Conclusie

Wat betekent het tegenwoordig om in de eed trouw te zweren of te beloven aan de koning? Past de woordformule nog wel in het huidige tijdsgewricht? In dit artikel stond deze vraag centraal: ‘Welke transactie komt tot stand door in de militaire eed trouw te zweren aan de koning, boven op gehoorzaamheid aan de wetten?’ Hiervoor is vanuit een taalkundig-filosofisch perspectief de militaire eed onder de loep genomen.

Speech act theory duidt de intentie van het uitspreken van de eed. In essentie zegt deze theorie in relatie tot de militaire eed dat je intentie in overeenstemming moet zijn met wat je uitspreekt, opdat je je ernaar kunt en zult gedragen. Idealiter wordt er dus zoveel aandacht aan de woordformule besteed dat de intentie ervan in lijn is met de intentie van de eedaflegger en wordt ervoor gezorgd dat er geen ambiguïteit is. De eed is echter voor verschillende interpretaties vatbaar. Volgens speech act theory komt de transactie daarom strikt genomen niet tot stand. De intentie achter het trouw zweren aan de koning in de eed boven op de gehoorzaamheid aan de wetten is onduidelijk. Als de intentie van de militaire eedaflegger in lijn is met de waarden van de Nederlandse democratische rechtsstaat, dan moet volgens speech act theory geen trouw worden gezworen aan de koning, maar juist wel aan de Grondwet en de wetten. Dit neemt echter niet weg dat er binnen de krijgsmacht sympathie bestaat voor de koning.

De rol van de koning in staat en samenleving en ten opzichte van de krijgsmacht is in de loop van de tijd ingrijpend gewijzigd. De wereld is ingrijpend veranderd. De tekst van de eed deinde niet mee. Het blijven handhaven van gewoonten en tradities die niet meebewegen in een veranderende omgeving zorgt ervoor dat inhoud aan kracht verliest. Ligt het daarom niet meer voor de hand dat door militairen trouw wordt gezworen of beloofd aan de Grondwet en overige wetten van het Koninkrijk der Nederlanden? De tekst van de militaire eed is daarmee eenduidig en de intentie van de militair als eedaflegger in lijn met de woorden van de eed. Die eed, die past in de huidige tijdgeest en recht doet aan de manier waarop de monarchie is ingericht, zou er dan zo uit kunnen zien: ‘Ik zweer/beloof trouw en gehoorzaamheid aan de Grondwet en de wetten van het Koninkrijk der Nederlanden en onderwerping aan de krijgstucht. Zo waarlijk helpe mij God almachtig/Dat beloof ik.’

 

* Karishma Chafekar is docente Engels KIM/KMA. Zij werkt bij het TalenCentrum Defensie (TCD) van de Nederlandse Defensie Academie in Breda.

[1] William Shakespeare, Love’s Labour’s Lost, act 4, scene 3, ll. 335-336.

[2] De Nederlandse Grondwet. Zie: https://maxius.nl/grondwet/hoofdstuk2/paragraaf2.

[3] ‘Hoogste legergeneraal: wij leggen eed af aan grondwet, niet aan persoon’, in: NRC Handelsblad, 13 november 2020. Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2020/11/13/hoogste-legergeneraal-wij-leggen-eed-af-aan-grondwet-niet-aan-persoon-a4019931.

[4] ‘All 10 living former defense secretaries: Involving the military in election disputes would cross into dangerous territory’, in: The Washington Post, 3 januari 2021. Zie: https://www.washingtonpost.com/opinions/10-former-defense-secretaries-military-peaceful-transfer-of-power/2021/01/03/2a23d52e-4c4d-11eb-a9f4-0e668b9772ba_story.html.

[5] ‘Voorzitter Arib wil extra onderzoek beveiliging Tweede Kamer’, NOS, 7 januari 2021. Zie: https://nos.nl/artikel/2363422-voorzitter-arib-wil-extra-onderzoek-beveiliging-tweede-kamer.html.

[6] John Austin was de grondlegger van het begrip ‘speech act’ en heeft dit geanalyseerd in How to do things with words (Cambridge, Harvard University Press, 1975). Dit is een verzameling van zijn lezingen over speech acts aan Harvard University in 1955.

[7] J. Anderson, Applying Speech Act Theory to Regional Integration, 3 januari 2018. Zie: http://www.shd.chiba-u.jp/glblcrss/Discussion_Papers/pdf/Applying_Speech_Act_Theory_and_Regional_Integration.pdf.

[8] John Searle heeft het fenomeen ‘intentionaliteit’ in speech acts aangetoond in onder andere ‘A Classification of Illocutionary Acts’, in: Language in Society 5 (1976) (1) en Intentionality: an essay in the philosophy of mind (Cambridge, Cambridge University Press, 1983).

[9] Austin, How to Do Things with Words.

[10] Searle, Intentionality, 12.

[11] J. Veldeman, ‘Intentionaliteit en het menselijk handelen’, in: de Uil van Minerva, 1 oktober 2015. Zie: https://ojs.ugent.be/deuilvanminerva/article/download/1555/1564/.

[12] Commissives zijn een van de vijf soorten speech acts. Zie Searle, ‘A Classification of Illocutionary Acts’, 11.

[13] Austin, How to Do Things with Words, 14-15.

[14] Searle, ‘A Classification of Illocutionary Acts’, 10.

[15] Searle, Intentionality, 7.

[16] Ibidem, 10-11.

[17] G.A. Geerts, ‘De eed in historisch perspectief’, in: Militaire Spectator 151 (1982) (8). Zie: https://www.militairespectator.nl/sites/default/files/bestanden/uitgaven/1982/1982-0365-01-0094.PDF.

[18] ‘16 maart 2015: de echte “verjaardag” van het koningschap’, Parlement.com. Zie: https://www.parlement.com/id/vjs2gly3mswl/16_maart_2015_de_echte_verjaardag_van.

[19] Algemeen Militair Ambtenaren Reglement, art. 126a.

[20] Van Dale, zie: https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/zweren#.X_yIti9h1N0.

[21] ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’, Genootschap Onze Taal. Zie: https://onzetaal.nl/taaladvies/zo-waarlijk-helpe-mij-god-almachtig/.

[22] Van Dale.

[23] ’16.7 Hoofdletter uit respect’, Taalunie. Zie: https://woordenlijst.org/leidraad/16/7.

[24] Semantiek gaat over de betekenis achter de woorden, lexicologie gaat over de woordenschat.

[25] Ernst Kantorowicz was een historicus en een autoriteit op middeleeuwse en vroegmoderne ideologieën over de relatie tussen koningschap en staat.

[26] E.H. Kantorowicz, The King’s Two Bodies (Princeton University Press 1957) 7.

[27] De Nederlandse Grondwet, artikel 24: Koningschap. Zie: https://www.nederlandrechtsstaat.nl/module/nlrs/script/viewer.asp?soort=commentaar&artikel=24.

[28] De Nederlandse Grondwet, artikel 68: Oppergezag over de krijgsmacht. Zie: https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vi7ocbijybxh/artikel_68_oppergezag_over_de.

[29] B. Schoenmaker, Burgerzin en Soldatengeest (Boom, Amsterdam, 2009) 49.

[30] Schoenmaker, Burgerzin en Soldatengeest, 50.

[31] In 1849 is bij het aantreden van koning Willem III nog een poging gedaan door luitenant Stieltjes om de officierseed te beperken tot trouw aan de Grondwet. In 1840 stond namelijk nog in de eed ‘Trouw aan koning Willem II’ terwijl koning Willem III zou aantreden. Minister van Defensie Voet maande alle officieren de eed opnieuw af te leggen voordat koning Willem III zelf de eed op de Grondwet had afgelegd. Stieltjes vroeg wegens gewetensbezwaren om uitstel van de militaire eedaflegging totdat de Tweede Kamer duidelijkheid had gegeven over het verkrijgen van een eenduidige eedsformule die congruent was met de grondwetswijziging. Stieltjes werd uiteindelijk door Voet ontslagen. Zie Schoenmaker, Burgerzin en Soldatengeest, 50-51.

[32] Door deze wijziging wensten liberale officieren in 1848 van de krijgsmacht een zuiver nationale instelling te maken in plaats van een vorstelijke door naast de eed ook de oranje vaandels te vervangen door de driekleur. Zij vroegen zich bijvoorbeeld af waarom de marine voer onder de nationale vlag en de landmacht marcheerde ‘onder de kleuren van eene dynastie’. Zie Schoenmaker, Burgerzin en Soldatengeest, 56.

[33] Niet te verwarren met ‘opperbevel’ dat bijvoorbeeld lag bij de zoon van koning Willem I, Willem II, in 1815.

[34] J.P. Duyverman, ‘Na de strijd. Grondwet, krijgsmacht, Koninklijk oppergezag’, in: Militaire Spectator 151 (1982) (9). Zie: https://www.militairespectator.nl/sites/default/files/bestanden/uitgaven/1982/1982-0385-01-0103.PDF.

[35] Van Dale. Zie: https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/gehoorzaam#.X_yJ4y9h1N0.

[36] ‘Wet militair tuchtrecht’. Zie: https://wetten.overheid.nl/BWBR0004788/2020-04-01.

[37] In hoofdstuk 18 Ceremonieel en Protocol van Defensiepublicaties is in detail de procedure van de militaire beëdiging vastgelegd, zie: https://puc.overheid.nl/mp-bundels/doc/PUC_41859_10/1/.

[38] ‘Betekenis van vaandels en standaarden’, ministerie van Defensie. Zie: https://www.defensie.nl/onderwerpen/vaandels-en-standaarden/betekenis-van-vaandels-en-standaarden.

[39] Uit praktische overwegingen spreken militairen tegenwoordig alleen de laatste zin uit. Soms vindt dit zelfs plaats op marktpleinen om symbolisch midden in de maatschappij de beëdiging te laten plaatsvinden, waarbij civiele autoriteiten aanwezig (kunnen) zijn.

[40] B. Obama, A Promised Land (Penguin Random House UK, 2020) 230.

[41] ‘After fumbled oath, Roberts and Obama leave little to chance’, Reuters, 18 januari 2013. Zie: https://www.reuters.com/article/us-usa-inauguration-roberts-idUSBRE90H16L20130118.

[42] ‘Wel koninklijke excuses bij bezoek Indonesië, wat betekenen ze?’, NOS, 15 maart 2020. Zie: https://nos.nl/artikel/2327154-wel-koninklijke-excuses-bij-bezoek-indonesie-wat-betekenen-ze.html.

[43] De reactie van KNIL-veteraan en marinier John Bruininga was exemplarisch. Zie: Anne-Lot Hoek, ‘Een stap naar meer ruimhartigheid’, in: De Groene Amsterdammer, 19 maart 2020. Zie: https://www.groene.nl/artikel/een-stap-naar-meer-ruimhartigheid.

[44] ‘Wat doet Defensie?’, ministerie van Defensie. Zie: https://www.defensie.nl/onderwerpen/overdefensie/het-verhaal-van-defensie/wat-doet-defensie.

[45] De Nederlandse Grondwet, artikel 97. Zie: https://wetten.overheid.nl/BWBR0001840/2018-12-21#Hoofdstuk5.

[46] ‘Wat doet Defensie?’, ministerie van Defensie. Zie: https://www.defensie.nl/onderwerpen/overdefensie/het-verhaal-van-defensie/wat-doet-defensie.

[47] Er is een discrepantie in de beschrijving van de hoofdtaken tussen wat de rijksoverheid stelt op haar website

(https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/krijgsmacht/taken-van-de-krijgsmacht) en het ministerie van Defensie. De Rijksoverheid zet ‘internationale’ in ‘internationale rechtsorde’ bijvoorbeeld niet tussen haakjes.

[48] Politiewet 2012. Zie: https://wetten.overheid.nl/BWBR0031788/2020-07-01#Hoofdstuk5.

[49] Kantorowicz vond dit fenomeen, ondanks zijn uitgebreide onderzoek in The King’s Two Bodies over het koningschap, wonderlijk. Hij schrijft bijvoorbeeld in zijn boek op blz. 273: ‘Undoubtedly the concept of the “king’s two bodies” camouflaged a problem of continuity.’ Zie verder: https://hedgehogreview.com/issues/eating-and-being/articles/the-kings-two-bodies-and-the-crisis-of-liberal-modernity.

[50] Het is overigens opvallend dat het tot aan 1992 kennelijk niet nodig was voor Kamerleden trouw te zweren aan de koning. Dit staat ook in de Grondwet in artikel 60. De betekenis van de koning is voor hen toch niet anders dan voor militairen, advocaten of burgerambtenaren, die ook trouw beloven aan de koning in hun eed? De Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal uit 1992 verlangde van Kamerleden, tot op de dag van vandaag, alsnog trouw aan de koning boven op de Grondwet. Over de noodzakelijkheid van het benoemen van de koning in de eed valt op z’n minst te twisten. Zie: ‘De Grondwet zegt niets over eed aan de koning’, in: de Volkskrant, 16 februari 2013. Zie: https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/de-grondwet-zegt-niets-over-eed-aan-de-koning~b14f451d/.

[51] ‘Krijgsmacht en grondwet’ in: Intercom 2001 (2). Zie: https://www.vovklict.nl/intercom/2001/2/Krijgsmacht.pdf.

[52] Duyverman, ‘Na de strijd’, 390.

[53] De groep was te klein en de opvattingen liepen te veel uiteen om te spreken over een eenduidige mening van officieren en eedafnemers, nader onderzoek is nodig om preciezer te meten.

[54] ‘In 1985 zwoor (sic) ik trouw aan het staatshoofd, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht.’ Zie dagorder van de CDS, luitenant-admiraal Bauer, tijdens zijn commando-overdracht aan generaal Eichelsheim op 15 april 2021.

[55] Besluit Algemene Rechtspositie Politie, artikel 9. Zie: https://wetten.overheid.nl/BWBR0006516/2018-02-09#HoofdstukI.

[56] P. Ducheine, ‘Staatsrecht en Krijgsmacht’, 12, in: M.D. Fink, Inleiding Militair Recht (Breda, Nederlandse Defensie Academie, 2014). Zie: https://dare.uva.nl/search?identifier=1fa921df-2869-40cc-ae06-dacbc4ba3da1.

[57] Zie: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2018/11/01/kamerbrief-over-het-militair-tuchtrecht-in-verhouding-tot-het-medisch-tuchtrecht/kamerbrief-over-het-militair-tuchtrecht-in-verhouding-tot-het-medisch-tuchtrecht.pdf.

[58] Defensiebundel Ceremonieel en Protocol, ministerie van Defensie, 15 augustus 2015. Zie: https://puc.overheid.nl/mp-bundels/doc/PUC_41859_10/1/.

[59] Duyverman, ‘Na de strijd’, 395.

[60] Ibidem, 391.

[61] Hiermee wordt grofweg bedoeld dat onze samenleving een zekere ordening nodig heeft om te kunnen functioneren. Het recht schept die orde en houdt die in stand door het samen maken van afspraken in een systeem van regels om ons aan te houden.

Over de auteur(s)

Karishma Chafekar

Karishma Chafekar is docente Engels KIM/KMA. Zij werkt bij het TalenCentrum Defensie (TCD) van de Nederlandse Defensie Academie in Breda.