Het is geen toeval dat het Korps Mariniers werd opgericht in 1665, tijdens de Gouden Eeuw, toen Nederland tot de machtigste landen ter wereld behoorde. Het was een tijd waarin de Nederlandse machthebbers een duidelijke visie hadden op de strategische belangen van de Republiek, die vooral economisch van aard waren. De handelsbelangen strekten zich uit over de hele wereld en de zeesoldaten waren een instrument om die belangen zeker te stellen en uit te breiden. In 350 jaar zijn de handelsbelangen eigenlijk niet veel veranderd. Door de delta van de Rijn, Maas en Schelde heeft Nederland een onveranderlijke positie als export- en doorvoerland. Het achterland van de grootste haven van Europa, Rotterdam, herbergt inmiddels tientallen miljoenen consumenten. Export levert daardoor een substantiële bijdrage aan ons Bruto Binnenlands Product. Handel, de bloedsomloop van de wereldeconomie, kan alleen gedijen bij veilige zeeroutes, een vitaal belang voor een handelsland in de top-20 van economieën in de wereld. Sinds de Gouden Eeuw zijn er wel belangen bijgekomen. De zee zelf biedt inmiddels bodem aan een uitgebreide maritieme infrastructuur: olie-en gasplatforms, pijpleidingen, (internet) kabels en windmolenparken. De zeebodem, zoals rond de Noordpool, bevat een schat aan onontgonnen delfstoffen, waarover kuststaten met elkaar in concurrentiestrijd zijn.
De lijfspreuk van ‘het Korps’ luidt Qua Patet Orbis, zo wijd de wereld strekt. Hoewel het Korps Mariniers flexibel inzetbaar is in arctische gebieden en in de jungle, in bergen en op zee, onderscheidt het zich waarschijnlijk het meest in de uitvoering van amfibische taken. Dit kan het zelfstandig, of in multinationaal verband, zoals in het kader van de UK-NL Amphibious Force. Opereren op de grens van zee en land is een specialisme dat voorwaardelijk is gebleken voor het openen van nieuwe fronten, maar ook voor het heimelijk en chirurgisch uitschakelen van tegenstanders. Mariniers opereren immers niet alleen vanaf Landing Plaform Docks (LPD’s), zoals Zr Ms Johan de Witt en Zr Ms Rotterdam, maar ook ongezien vanaf onderzeeboten. Overigens zijn LPD’s en onderzeeboten niet de enige platforms die voorwaardelijk zijn voor amfibische operaties. Sea Control gaat vooraf aan amfibische operaties, wat betekent dat ook de zeezijde van zo’n operatie volledig beheerst moet worden: op, onder en boven water. Dit verklaart waarom de Commander Landing Forces een officier der mariniers is, maar dat de gehele operatie geleid wordt door een (vlag)officier van de vloot, de Commander Amphibious Task Force. Na de Tweede Wereldoorlog bleek dat amfibisch optreden ook in het nucleaire tijdperk de doorslag kan geven. Een treffend voorbeeld is operatie Chromite tijdens de Korea-oorlog, waarbij generaal McArthur door de landing bij Inchon de in het nauw gedreven VN-troepen bij Pusan ontzette. Recenter, bij de bevrijding van de Falklands, was amfibisch optreden de sleutel voor succes.
Het Korps Mariniers zou echter te kort worden gedaan door alleen de nadruk te leggen op amfibisch optreden. Zo levert het Korps Vessel Protection Detachtments aan boord van koopvaardijschepen ter bescherming tegen zeerovers en is het in staat maritiem terrorisme aan te pakken. Maar ook met het hele spectrum tussen klassieke infanterietaken en sociale patrouilles is het Korps vertrouwd. Al ten tijde van de dienstplicht bestond het voornamelijk uit beroepspersoneel en dat heeft de afgelopen decennia bijgedragen aan de hoge kwaliteit, ervaring en geoefendheid. Naast maritiem optreden is het Korps ingezet in Cambodja, Irak, de Balkan, Eritrea, Afghanistan en recent nog in Mali, waar de Special Forces van de mariniers, MARSOF, inlichtingenoperaties uitvoerden.
Nederland heeft nog steeds grote maritieme belangen door zijn geografische positie en aandeel in de wereldhandel. In voorgaande decennia kon ons land nog meesurfen op de collectieve maritieme veiligheid waarvan de US Navy en het US Marine Corps de ruggengraat vormden. Sinds de verschijning van het Amerikaanse maritiem strategisch concept A Cooperative Strategy for 21st Century Seapower (2007) is duidelijk dat de VS steeds meer van bondgenoten eist dat zij naar rato bijdragen aan de collectieve maritieme veiligheid. Onderdeel hiervan is de bescherming van maritieme infrastructuur, havens, zeeroutes, waaronder knooppunten (chokepoints), kanalen en zeestraten. Dat de veiligheid in gevaar kan komen blijkt uit de dreiging van zeeroverij bij de Hoorn van Afrika en Nigeria, maar ook uit het gedrag van sommige staten. Zo gedraagt China zich steeds assertiever in de Oost- en Zuid-Chinese Zee en is het land bezig zich deze zeeën – in weerwil van het Zeerechtverdrag – toe te eigenen.
Het belang van oceanen en zeeën als bron van voedsel, energie en grondstoffen, maar ook als middel voor lucratief transport is toegenomen sinds de Gouden Eeuw. Dit is niet alleen een Nederlands vitaal belang, maar dat geldt ook voor zijn bondgenoten. In de internationale verhoudingen, waar blijkt dat Nederland veel verdient aan de zee, verwachten bondgenoten dat ons land zich navenant inspant voor de collectieve veiligheid. Het Korps Mariniers heeft bewezen snel en flexibel inzetbaar te zijn, over de hele wereld, onder de meest uiteenlopende omstandigheden, hoog en laag in het geweldsspectrum. Het Korps bewijst zich vooral in het maritieme domein, waar het – als onderdeel van de Koninklijke Marine – zowel zeeroutes beschermt als maritieme infrastructuur. Hoewel misschien geen instrument meer in de mondiale machtspolitiek, biedt het Korps een onmisbare schakel in de bescherming van Nederlandse en bondgenootschappelijk maritieme belangen.
Dit themanummer van de Militaire Spectator gaat in op de geschiedenis van het korps en op recente operaties waar de mariniers bij betrokken waren. Uit de artikelen blijkt dat het korps zich heeft ontwikkeld tot een professionele organisatie, die optreedt vanuit een eeuwenoude traditie, maar met een eigentijds perspectief.