Op 4 mei herdenken we vooral de doden van de Tweede Wereldoorlog, die destijds diepe wonden sloeg in onze samenleving. Op 5 mei staan we stil bij hoeveel persoonlijke strijd en bittere overwinningen onze vrijheid waard is. Dit motiveert om ervoor te blijven vechten. Intussen leven we in Nederland alweer zo’n 75 jaar in vrede, veiligheid en vrijheid. De Tweede Wereldoorlog bepaalt voor velen het beeld van wat oorlog is. Maar vragen we ons ook af of dit beeld zo’n 75 jaar na dato nog wel klopt? Anders gezegd, bereiden we ons nog steeds voor op die vorige oorlog, terwijl we al in een volgende generatie van oorlogvoering en bedreigingen beland zijn?
Oorlog is voor veel Nederlanders ver weg en lang geleden. Daarom roepen 4 en 5 mei misschien wel tegenstrijdige en verwarrende gedachten op. Er zijn steeds minder mensen die de rauwe werkelijkheid van de oorlog in Nederland daadwerkelijk hebben meegemaakt. Jongere generaties die deze ervaring wel hebben, hebben die ver weg opgedaan. Dat oorlog ook weer dichtbij huis zou kunnen plaatsvinden en ons zeer direct zou kunnen raken, is voor velen slechts een hypothese. We wanen ons veilig.
Wat oorlog, vrede en vrijheid tegenwoordig inhouden levert vragen op. Natuurlijk, we weten zeker dat we de ellende van die verwoestende, industriële Tweede Wereldoorlog nooit meer willen. Als gevolg daarvan bereiden we ons vooral voor op het voorkomen van zo’n oorlog. Maar het is de vraag of er überhaupt weer zo’n grootschalige oorlog zal komen – zonder ook maar iets af te doen aan tirannie in de wereld. En hoewel WO II inmiddels ver achter ons ligt, zijn er nog steeds crises, conflicten en oorlogen, die ook nog lastiger onder controle te krijgen zijn. Sterker nog, ze komen frequenter voor, zijn intenser en normoverschrijdender, maar meestal ook ver van ons vandaan en moeilijk te beheersen.
We menen dat iedereen het verbod op aanvalsoorlogen respecteert dat is neergelegd in het Handvest van de Verenigde Naties. En er zijn meer verdragen die ertoe dienen dat we met elkaars belangen rekening houden en mensenrechten beschermen. Toch is de realiteit weerbarstiger. We weten dat de eeuwige vrede van Kant een mooi streven is, maar ook een droom. Hegel wees ons er op dat de soevereine wil van staten gericht is op eigenbelang wat ze uiteindelijk naar de wapens doet grijpen.
In Nederland zijn vrede, veiligheid en vrijheid zo vanzelfsprekend dat we ons niet afvragen welke verantwoordelijkheid we moeten nemen om zo te kunnen blijven leven. Onvrijheid, onderdrukking, conflict en oorlog zijn voor velen ver weg. Vreemd eigenlijk, omdat we geen halt globalisering en interdependentie geen halt kunnen toeroepen. Het helpt niet om nog hogere hekken of muren te bouwen. Onze Internationale Veiligheidsstrategie stelt terecht: ‘Een actieve inzet voor wereldwijde stabiliteit, solidariteit en veiligheid is tevens welbegrepen eigenbelang, want moderne dreigingen laten zich weinig gelegen liggen aan grenzen of dijken.’ Het kan geen kwaad eens goed bij onszelf te rade te gaan wat we hiermee moeten: waar trekken we een streep in het zand? De vraag dringt zich bovendien op wat we op de mat kunnen brengen om in de huidige constellatie verantwoordelijkheid te nemen. Onze krijgsmacht is uitgekleed, die van onze (NAVO-)partners is niet veel beter. Daarnaast is het de vraag of onze capaciteiten voldoende antwoord kunnen bieden aan hedendaagse dreigingen. Een toekomstbestendige krijgsmacht ontstaat niet door maar wat geld ‘bij te plussen’ en er vanuit te gaan dat het dan wel goed komt.
Vrede en vrijheid, veiligheid en verantwoordelijkheid hebben een andere connotatie dan 75 jaar geleden in een wereld die gedomineerd wordt door cyber en oprukkende Chinezen. Het Griekse woord cyber betekent ‘sturen’. Dat doen de Chinezen in het virtuele domein, al was het maar omdat president Xi Jinping de Chinese droom wil verwezenlijken, waarbij zijn land over zo’n dertig jaar het machtigste ter wereld zal zijn. China knoopt met ontwikkelingslanden bilaterale banden aan en steeds vaker tevens met de landen van weleer. Ook Europa wordt geruisloos gebonden aan Beijing. Na Piraeus en diverse landen in Oost-Europa is nu ook Italië gezwicht voor het Chinese geld. Groot-Brittannië zal weinig keuze hebben na de Brexit. Er lijkt steeds meer sprake van een Chinese omsingeling van Europa. Waarschijnlijk zal Xi de wijsheden van Sun Tzu volgen: ‘Laat bij het omsingelen van de vijand een uitweg voor hem open; dwing geen vijand die in het nauw gedreven is tot de strijd.’ Een andere wijsheid die Xi goed in zijn oren zal hebben geknoopt is: ‘Het slechtste wat je kunt doen, is een ommuurde stad belegeren (…) Een beleg kost veel tijd en middelen en eindigt vaak desastreus.’
Xi rijdt een paard van Troje de stad binnen en holt Europa van binnenuit uit. Zo kan hij zijn wil opleggen aan de Europeanen zonder bloed te vergieten, zoals in de industriële oorlogen van weleer. Tegelijkertijd verwezenlijkt hij de doelstellingen van de Chinese droom om in 2049 – als de Chinese Volksrepubliek haar honderdste verjaardag viert – de machtigste te zijn.
Het Chinese Volksleger staat niet bekend om zijn geweldige expeditionaire kracht, maar steekt wel stevig in op cyberspace. De Chinezen besturen via het virtuele domein het eigen binnenland tot diep in de huiskamers en hebben daar al grote delen van de buitenwereld aan toegevoegd. Cyberspace is vertrouwd voor het Volksleger. De NAVO onderkent cyberspace weliswaar als nieuw domein, maar een doctrine is nog in ontwikkeling. Binnenkort komt er al wel een Nederlandse cyberspacedoctrine. Daarin zijn verschillende rollen en activiteiten te onderscheiden zoals offensief, defensief, inlichtingen verzamelen en wetshandhaving. Het zal niemand verbazen dat de Nederlandse mogelijkheden voor militaire cyberspace-operaties nog in de kinderschoenen staan. De realiteit is dat we in cyber vooralsnog op achterstand lijken te staan ten opzichte van potentiële opponenten. Als we vrede, veiligheid en vrijheid in de 21e-eeuwse cybercontext serieus nemen, hebben we geen tijd meer te verliezen.
Tachtig jaar geleden werden we in hoog tempo onder de voet gelopen omdat we onvoldoende voorbereid waren. Die les is geleerd en leidt ertoe dat de Nederlandse regering er verstandig aan doet – naast de instandhouding van een geloofwaardige (conventionele) afschrikking – een forse inhaalslag te maken, zodat we 21e-eeuwse dreigingen het hoofd kunnen bieden. Verantwoordelijkheid nemen voor investeringen in middelen en mogelijkheden voor offensieve en defensieve militaire cyberoperaties is van wezenlijk belang voor wie niet slechts eens per jaar het belang van vrede en veiligheid met de mond wil belijden.