Welke lessen kan men trekken uit de oorlog in Oekraïne, die bijna drie jaar geleden in alle hevigheid losbarstte? Dit artikel is gebaseerd op ervaringen van internationale en Oekraïense instructeurs die werken binnen de Europese trainingsorganisatie, STC EUMAM-UA (Special Training Command European Military Assistance Mission Ukraine).[1] Deze trainingsorganisatie leidt op Duits grondgebied duizenden Oekraïense militairen op in het gebruik van gedoneerde wapensystemen, leiderschap, schieten en het vechten met kleine en grote eenheden. Dit ‘embedded’, van binnenuit, verslag bundelt ervaringen uit tal van verschillende trainingen, ‘lessons learned’ rapportages, stafbezoeken en symposia. Het richt zich met name op de ervaringen aan de frontlijn op het land. Daarbij blijkt dat de aard van oorlog nog steeds hetzelfde is, maar dat veel karakteristieken zijn veranderd.

De vraag is of het westerse beeld van ‘manoeuvre-oorlogvoering’, met daarbij aanvallen zoals door bijvoorbeeld Guderian, Patton en Schwarzkopf werden uitgevoerd, bijstelling verdient. Het is in Oekraïne nagenoeg onmogelijk geworden om ze uit te voeren. Het terrein is vaak zeer drassig, er zijn door beide partijen miljoenen mijnen gelegd en elke beweging wordt waargenomen en aangegrepen. Daardoor is bewegen zeer gevaarlijk geworden en het front is vervolgens tot stilstand gekomen. Beide partijen graven zich in en proberen de tegenpartij weg te slijten. Het is een ‘stellingenoorlog’ geworden.[2] Dit leidt tot nieuwe verschijnselen op het gevechtsveld en dus ook tot een andere trainingsbehoefte om eenheden voor te bereiden. Dit raakt direct de trainingsorganisatie van EUMAM, maar ook de EU- en NAVO-landen. Want ook die kunnen in gevecht komen met het Russische leger. En dat leger leert snel van het huidige conflict en past zich aan. Bovendien heeft er zich een grote woede opgebouwd jegens de NAVO. De vraag is of wij ook voldoende snel van dit grote en betekenisvolle conflict leren. Dit stuk wil een aanzet geven. De observaties en lessen in dit artikel zijn ingedeeld in de functionaliteiten binnen een staf. Daarbij beginnen we altijd met personeel.

Personeel

De aantallen militairen die door Oekraïne op trainingen worden gestuurd nemen af. Dit komt door de grote schaarste aan potentiële militairen en de noodzaak om linies aan het front gevuld en aaneengesloten te houden.[3] Tegelijkertijd neemt de gemiddelde leeftijd toe, zeker nu er ook meer reservisten en oudere vrijwilligers worden opgeroepen. De fysieke inzetbaarheid van oudere mannen is beperkt; tijdelijke medische uitval komt geregeld voor, van onderkoeling tot aan hartaanvallen. Daarbij neemt de noodzakelijke kwaliteit af. Het is bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat in nieuw geformeerde staven een kruidenier de S-4 wordt en iemand met een IT-bedrijfje de S-6. Het is dus voor te stellen dat het aanvangsniveau soms zeer laag is, waarbij de eerste dagen, naast algemene militaire vaardigheden, vooral algemene principes zoals NAVO-symbologie moeten worden uitgelegd en waarbij inzicht in de werking van ‘combined arms’-optreden nog veel te ambitieus en gecompliceerd is.

De militairen die al sinds 2014 door vooral de Amerikanen goed opgeleid zijn, waren vertrouwd met begrippen als ‘mission command’ en een NAVO APP-28-achtige planningsystematiek. Deze goed opgeleide officieren zijn echter aan het front langzamerhand weggesleten en hun vervangers zijn vaak reservisten die nog in de oude Sovjet-stijl zijn opgeleid. En hoewel jongeren er al veel gemakkelijker mee omgaan en de Oekraïense overheid formeel mission command en APP-28 aanhangt, zit dit niet in de cultuur van een oudere Oekraïner (en zeker niet in die van een Rus). Veel EUMAM-instructeurs uit voormalige Warschaupact-landen (h)erkennen dit want ze hebben zelf ook een langdurig (cultureel) omschakeltraject moeten doorlopen. Het is nuttig om deze cultuur te beschrijven, want bij trainingen loopt men er tegen aan.

In de ‘Sovjet-cultuur’ is er een merkbare terughoudendheid, soms grenzend aan onwil, om taken te delegeren. De commandant wil overal zichtbaar bij betrokken zijn en alles zelf doen, hij is immers de baas en dat moet je dan laten zien ook. Het ‘baas-zijn’ biedt formele en informele voordeeltjes, maar dan moet je het wel waarmaken. Het delegeren van bijvoorbeeld logistieke taken wordt gezien als verlies aan status of macht of als ‘luiheid’. Dat een commandant hierdoor overbelast raakt wordt op de koop toegenomen. Maar veel commandanten raken helemaal niet overbelast, want veel slecht nieuws wordt ‘opgeleukt’ of gewoon niet naar boven doorgegeven om te voorkomen dat de commandant zich er mee gaat bemoeien. Dat belangrijke zaken hierdoor blijven liggen, wordt vooral bepaald door hoe belangrijk je, vaak achteraf, iets vindt. Wanneer bijvoorbeeld de vuursteun niet op uur U afgegeven kan worden, wordt dat door de artillerie-officier niet tijdig doorgegeven, want vooraf is dat beschamend omdat dan zichtbaar wordt dat je iets niet hebt geregeld. Wanneer de vuursteun vervolgens ruim te laat alsnog wordt afgegeven laat je tenminste zien dat je je best hebt gedaan en dat jou niets kwalijk kan worden genomen. Dat daardoor eigen troepen worden getroffen is dit hun schuld want volgens plan hadden ze daar nog helemaal niet mogen zijn. Dat daardoor het eindresultaat mislukt is ook minder erg, want de commandant kan gewoon de criteria voor succes en mislukking herdefiniëren. ‘Waarheid’ is vooral wat de machtigste zegt dat die is. Ondergeschikten worden daardoor enigszins afwachtend, want ‘straf’ kan uit onverwachte hoek en om onverwachte redenen komen.

Een bataljons- of brigadecommandant stuurt zijn staf direct en persoonlijk aan. Vaak heeft dit te maken met het feit dat de bataljonscommandanten veel ervaring hebben en door de rangen heen omhoog zijn bevorderd, terwijl hun staf nog deels onervaren is. Maar het is ook een manier om te laten zien dat ze de baas zijn. Het leidt tot enigszins dogmatische plannen en afgedwongen handelen; waardoor als er op laag niveau een pelotonscommandant wordt geconfronteerd met iets onverwachts er dan vaak een vorm van verstarring optreedt en er eerst gevraagd wordt om nieuwe orders.

Bij trainingen ligt het wijzen op fouten gevoelig. De Duitsers hebben er een mooi woord voor uitgevonden: ‘Beratungsrezistenz’. Coaching is daarom een kunstvorm. Om deze reden zijn trainingen voor een bataljonsstaf met hun brigade als hoger niveau (HICON) en hun compagnieën als lager niveau (LOCON) nauwelijks mogelijk. Men ziet dan te veel de onderlinge fouten en daarmee wordt het broze onderlinge vertrouwen ondergraven. Het wijzen naar elkaars fouten is naast een scoreboekje vooral ook zelfbescherming. Daardoor ligt falen in de tactische simulatortraining altijd aan de simulator en nooit aan het per definitie briljante plan. In deze cultuur is het moeilijk om kansen te grijpen, initiatief te tonen en snel op te treden. Daarmee ontbreken belangrijke voorwaarden om manoeuvre-oorlogvoering tot een succes te maken.

De commandant is zoals gezegd allesbepalend. Soms leidt dit ook tot machtsmisbruik. Mensen die nieuw bij een eenheid geplaatst zijn of niet bij de commandant geliefd zijn lopen het risico dat zij, eerder dan anderen, voor gevaarlijke opdrachten worden aangewezen. Het uitvoeren en overleven van gevaarlijke opdrachten levert echter wel veel ‘sociale credits’ op. Dit is belangrijk want sociale verbroedering en eenheidsvorming spelen een grote rol. Er heerst een ‘mannen onder elkaar’-gevoel. Drank speelt een rol, want die helpt om ook in zeer slechte omstandigheden de gezelligheid te bewaren en soms minder geremd eerlijk iets te zeggen.[4]

De sociale verbroedering en cohesie is een belangrijk onderdeel van de mentale component en wordt aangekweekt door langzaam de externe druk te verhogen. Hierdoor gaan de militairen steun bij elkaar zoeken en wordt een eenheid letterlijk een eenheid. Daartoe wordt elke nieuwe eenheid, die door EUMAM in basics getraind is, vrij snel naar de omgeving bij het front gestuurd en begint daar met het beoefenen van het verdedigend gevecht omdat dit het eenvoudigst te leren is. Daarna gaan ze gedurende een week naar de tweede lijn aan het front om te wennen aan de omgevingsgeluiden en het voortdurende artillerievuur en gezoem van drones. Dit is te zien als ‘battlefield-inoculation’. Want hoewel veel soldaten individueel best gemotiveerd zijn, is het wennen aan de oncomfortabele en bedreigende omstandigheden veel belangrijker om stand te houden.

Als de eenheid gewend is aan het leven achter de frontlijn gaan ze trainen voor de aanval. Hierbij krijgt elke eenheid drie mogelijke aanvallen die in hun sector voorbereid moeten worden. Afhankelijk van de situatie kan dan op zeer korte termijn één tegenaanval worden uitgevoerd omdat de plannen er liggen.

De onderofficieren zijn in deze de ruggengraat van het leger. Enkel zij houden, vaak langdurig en op geïsoleerde posities, groepen mannen bij elkaar, zorgen voor hen, instrueren hoe wapens werken en geven tips om gezond en in leven te blijven. Bovendien handhaven zij de sociale cohesie, discipline en gehoorzaamheid aan officieren. Officieren worden hierbij vooral beoordeeld op de mate waarin zij hun vak verstaan en de bewezen uitvoerbaarheid van hun tactische plannen.

Generiek bezien neemt de motivatie echter geleidelijk af omdat het zicht op een snelle overwinning is verminderd. De verliezen nemen toe en personele aanvullingen laten op zich wachten. Compagnieën zijn soms binnen een dag gereduceerd tot 15 man! Verder heeft de vervanging van generaal Zaloezjny ook geen goed gedaan. Hij werd opgevolgd door ‘generaal 200’, een cynische bijnaam die de nieuwe bevelhebber Syrsky heeft gekregen door zijn meedogenloze reputatie.[5]

Oekraïense militairen in opleiding bij de EU trainingsmissie EUMAM STC. Foto EUMAM STC

Toch zijn de Oekraïners (vooral de jongere) wel veel flexibeler en inventiever dan de Russen. Er worden veel nieuwe toepassingen van bestaande wapens bedacht en ook nieuwe wapens, waarbij software-ontwikkeling en artificial intelligence grote stappen maken. Soldaten die iets slims verzinnen aan de frontlijn mogen naar achteren en in een groter verband hun ideeën verder uitwerken. Hierdoor innoveert Oekraïne snel.

Bovenstaande laat zien hoe lastig het is om de mindset en de cultuur te creëren die hoort bij manoeuvre-oorlogvoering. En ook hoe belangrijk het is om een cultuur te creëren waarbij men gezamenlijk kan omgaan met tegenslagen en slechte omstandigheden. Op personeelsgebied zijn er een aantal mogelijke lessen voor Nederland. Zorg ten eerste voor een realistisch en soms bedreigend en oncomfortabel opwerkingstraject. Ten tweede, zorg voor mentale hardheid en dat basisvaardigheden een spierreflex zijn. Zorg ten slotte voor een goed voorbereide opleidingsorganisatie in oorlogstijd met een adequaat personeels-aanvullingssysteem.

Inlichtingen

Het inwinnen van inlichtingen door verkenningen met voertuigen is zelfmoord. Verkenningen vinden plaats met drones, of door kleine groepen (drie man) gehuld in dikke thermische jassen met capuchon tegen warmtebeeldcamera’s. Met name aan Russische zijde vinden daarnaast gevechtsverkenningen plaats, met als doel vuur te trekken en daarmee de vijandelijke posities te onderkennen (vaak weer met drones). Daarbij maken de Russen vaak gebruik van misleiding, bijvoorbeeld door met een gemechaniseerde compagnie geluid te maken en de aandacht te trekken, terwijl de eigenlijke gevechtsverkenning met een uitgestegen peloton vanuit een andere richting wordt uitgevoerd. En omdat verkenningen bij daglicht sneller onderkend worden is er een graduele stijging van verkenningen en ook aanvallen (zo’n 30 procent) bij nacht. Nachtzichtapparatuur is daarom essentieel.

Verder maken de Russen veel gebruik van een bizar soort gevechtsverkenningen. ‘Opofferbare’ (Storm-Z) soldaten moeten een soort zelfmoordaanval uitvoeren langs een opgedragen route, waarbij de reguliere legereenheden toekijken om de terugvurende Oekraïense posities te onderkennen. Daarna volgt vaak een aanval gericht op deze onderkende Oekraïense posities die dan door het vuuroverwicht (steeds vaker door de inzet van glijbommen) losgelaten moet worden. Soms zijn er in een sector wel 30 van dit soort aanvallen per dag. Alleen door indirect vuur en FPV (First Person View)-drones, waarvan de oorsprong niet onderkend kan worden, in te zetten kunnen de Oekraïense verdedigers een afgedwongen gradueel terugvallen voorkomen.

Bij veel verkenningspatrouilles is kaartlezen een probleem, vooral ’s nachts. De huidige generatie is daar niet mee opgegroeid. Enkel door gebruik van tablets met het Oekraïense C2-systeem kunnen jonge Oekraïners locaties en coördinaten bepalen. Zonder tablets verdwalen patrouilles (tijdens trainingen) in het bos en kunnen staven geen relatie leggen tussen de kaart en het reliëf in het terrein.

Door de drones heeft een bataljonscommandant soms meer inzicht in het terrein en de posities van de vijand dan een oprukkend peloton zelf. Het komt daarom nogal eens voor dat een peloton per radio direct door de bataljonscommandant naar het opgedragen doel geleid wordt, wat op zich past bij de oude Sovjet-cultuur.

Naast verkenningen zijn vooral de smartphones van Russische soldaten een grote bron van inlichtingen. Niet alleen kunnen deze worden opgespoord, maar wanneer Russen krijgsgevangen worden genomen moeten zij hun smartphone openen en wordt de inhoud, zoals voorgaande locaties, geanalyseerd. Het afvoeren van de smartphones moet overigens wel strikt gescheiden worden van de normale logistieke- en commandoketen omdat andersom de Russen ze ook kunnen volgen.

Mogelijke lessen voor Nederland zijn: thermische jassen aanschaffen en trainen in infiltratietechnieken voor verkenningen te voet, soldaten leren kaartlezen en leven zonder smartphone, en een grotere nadruk op het kunnen voeren van gevechten bij nacht.

Operaties

Deze oorlog laat veel nieuwe middelen zien, maar ook nieuwe toepassingen van oudere en bestaande. Deze zijn vaak enkel bruikbaar op tactisch niveau. En hoewel dat tot gunstigere verliescijfers leidt, leidt het niet direct tot een overwinning. In die zin zijn er geen ‘Wunderwaffe’.[6] Voorbeelden van veranderingen op tactisch niveau zijn vooral de tactische drones, het verminderde gebruik van grote voertuigen en de diepe verdedigingslinies met mijnen en valstrikken.

Drones

Sinds het begin van de oorlog hebben veel civiele vrijwilligers, die drones al als hobby hadden, zich aangemeld bij het leger. Zij vormen daar droneteams en er zijn, afhankelijk van de frontsector, tot zo’n 40 droneteams per brigade in actie, waarbij er doorgaans zo’n 50 drones tegelijkertijd in de lucht zijn. Met droneteams kunnen operationele zwaartepunten worden gelegd. De droneoperators zijn inmiddels al als een volwaardig krijgsmachtdeel aangemerkt. Het succes van drones is enorm en er zijn vele soorten drones beschikbaar gekomen. Het belang van drones is ook op het strategische niveau onderkend en heeft geleid tot de bouw van fabrieken die tienduizenden drones per jaar kunnen produceren. Deze drones worden tot op het laagste niveau uitgedeeld, waardoor ze snel beschikbaar zijn. Drones die op pelotonsniveau gelanceerd worden zijn al binnen 3 minuten in de lucht, terwijl het op brigade-niveau vaak 20 minuten duurt voor ze ter plaatse zijn. Zelfs infanteriegroepen hebben eigen drones en gebruiken deze om loopgraven te zuiveren, of ze lopen bij een aanval ongeveer 300 meter achter een drone aan. Het gevechtsveld is verdeeld in sectoren en elke sector wordt bewaakt door observatiedrones. Vuursteun of bewapende drones (FPV’s) grijpen onderkende doelen aan. De volgende stap is, analoog aan de ontwikkeling van het luchtwapen in de Eerste Wereldoorlog, vermoedelijk het ontwikkelen van ‘anti-drone-drones’ (jagers).

De aansturing en regie over deze grote aantallen drones wordt geregeld door een ‘droneofficier’ op brigadeniveau. Deconflictie voor frequentiegebruik en jamming wordt onderling geregeld met een EW-officier die naast de droneofficier zit. Het onderscheid tussen eigen en vijandelijke drones is niet te maken. Door het instellen van ‘mini-airspace-management’ worden corridors bekend gesteld waar eigen drones vliegen. Drones op andere plekken zijn dus vijandelijk. Ook het gebruik van tijdsloten is een oplossing: ‘Zet alles van dan tot dan aan de grond, wat dan nog vliegt moet vijand zijn’. Desondanks wordt ingeschat dat een kwart van de drones door eigen troepen wordt neergeschoten.

Door drones is wat wij het ‘diepe gevecht’ noemen nu eigenlijk het belangrijkste gevecht geworden binnen de brigade. De brigadecommandant bemoeit zich, samen met de vuursteun-, EW-, droneofficier en de S2 persoonlijk met het uitschakelen van doelen tot zo’n 20 kilometer in de diepte. Hij heeft ook een persoonlijke drone (en de bataljonscommandanten vaak ook) waarmee hij naar voor hem interessante gebieden toe kan vliegen.

De genieofficier kan op basis van droneverkenningen hindernisadviezen geven. Daarbij kan extra Fascam (mijnen) worden verschoten om gemaakte doorgangen opnieuw af te sluiten, maar er zijn ook drones die mijnen leggen achter de Russische linies op hun logistieke opvoerwegen. Ook zijn er bommenwerperdrones die grote AT-mijnen op beschermde doelen laten vallen. Tevens zijn er ‘relayeer-drones’ die het verbindingsbereik vergroten van bommenwerpers of FPV-drones zodat zij veel verder kunnen optreden. Verder kunnen drones met warmtebeeld in de avond de door de zon opgewarmde mijnen zien, waarna ‘s nachts ‘sapper-teams’ van twee man met thermische jassen gericht de mijnen onschadelijk kunnen maken.

Net als met elk ander wapensysteem ontstaat ook hier een symmetrisch gevecht, waarbij droneteams op elkaar jagen. Zenders worden uitgepeild, landingsplaatsen geobserveerd en onderkende locaties uitgeschakeld, waarbij FPV-drones soms door een openstaand raam naar binnen kunnen vliegen. De grootste dreiging voor de Oekraïners zijn op dit moment FPV-drones, Lancet-3 drones en glijbommen. Luchtverdediging kan de laatste twee onderkennen en uitgeschakelen, mits de geleverde Gepards aanwezig zijn. Om prioriteitsredenen zijn ze dat vaak niet.

Door het dronegevaar hebben veel Russische en Oekraïense voertuigen inmiddels jammers. Het bereik hiervan is echter onvoldoende, waardoor de Oekraïners nog steeds voertuigen kunnen uitschakelen door de laatste 100 meter ‘blind’ te vliegen. De nieuwste drones hebben zelfs doelherkenning met behulp van AI, of dunne fiber optic cables die niet gejamd kunnen worden. De Russen gebruiken veel kooiconstructies op hun voertuigen om aanvallen van boven af te weren, maar dit helpt onvoldoende. Voertuigen blijven kwetsbaar, met verminderde inzet van grote voertuigen tot gevolg.

Verminderde inzet van grote voertuigen

Door de grote dreiging van drones (eventueel in combinatie met artillerievuur) worden grote wapensystemen nauwelijks gebruikt. Zodra die gezien worden, stuurt de tegenstander er (FPV-)drones op af. Ook langeafstand-antitankraketten vormen een groot gevaar en kunnen onverwacht opduiken tussen openingen in boomschermen. Hierdoor kunnen tanks nauwelijks regulier worden ingezet en zeker een verzameling van tanks of andere voertuigen trekt een groot aantal drones aan. Want droneteams zijn sneller te verplaatsen dan een concentratie tanks.

De Oekraïners zijn zuinig op hun tanks. Ze worden daardoor vaak individueel ingezet of op grote afstand ingegraven en gebruikt voor indirect vuur, waarbij drones de doelgeleiding verzorgen. De bemanning zit daarbij vaak niet in de tank, maar op 500 meter ernaast en klimt alleen in de tank voor een vuuropdracht.

Door de grote hoeveelheden drones en ook andere (camera-)sensors is er een soort ‘niemandsland’ ontstaan dat heel diep (5-10 kilometer) is geworden en waarin elk bewegend doel wordt gezien en aangevallen. Wanneer hierbij artillerie wordt gebruikt, wordt die opgespoord met artillerie-opsporingsradars of wederom met drones. Hierdoor vinden ook veel artillerieduels plaats. Getrokken artillerie is niet gepantserd en wordt snel uitgeschakeld. De PzH2000 heeft door zijn bepantsering een hogere overlevingskans. Maar ook gemechaniseerde artillerie is kwetsbaar, met Russische Lancet-drones als grootste dreiging. Russische drones houden dan een mogelijke AMA (Artillery Manoeuvre Area) in de gaten, waardoor ‘shoot and scoot’ niet werkt, want beweging valt op. Wat wel werkt is een vaste ingegraven opstelling die is overspannen met netten, kippengaas en/of een kooiconstructie op het dak en waarbij de sporen op de grond grondig zijn uitgewist. Artilleriestukken staan ook niet meer bij elkaar, maar soms wel een kilometer uit elkaar. Dit betekent dat de doelberekeningen gecompliceerder worden en gelijktijdig batterijvuur niet vaak wordt uitgevoerd. Wanneer EW beschikbaar is worden ook artillerie-opsporingsradars snel uitgepeild en uitgeschakeld.

Samengesteld opgetreden (het optreden van uitgestegen infanterie met het eigen voertuig en het daarop aanwezige boordwapen) vindt nauwelijks meer plaats Het is simpelweg te gevaarlijk voor grote voertuigen. Marders dienen bijvoorbeeld enkel als ‘battlefield-taxi’. Met een ‘Sturmfahrt’ worden infanteristen naar een vijandelijke loopgraaf gebracht, waarna de Marder terugkeert en zo mogelijk een volgende groep infanterie brengt. Marders worden überhaupt niet in de frontlijn ingezet. Een gemechaniseerde compagnie in de verdediging gebruikt de infanterie om de loopgraven in de voorste lijn te bezetten. Op zo’n 3 kilometer achter de FLOT (Forward Line of Own Troops) staan 3 Marders in ingegraven opstellingen. 1 kilometer daarachter staat 1 Marder als pelotonsreserve. De overige Marders van de compagnie bevinden zich op zo’n 15 kilometer achter de FLOT.

Vanuit posities in de diepte wordt er veel indirect geschoten door middel van ‘plunging-fire’, waarbij met 25mm en 40mm indirect en geleid door drones op Russische stellingen wordt geschoten; het ´regent´ daar dan granaten[7].

De verwachte doorbraak bij Robotyne is in 2023 niet zozeer mislukt doordat de mijnenvelden veel dieper waren dan gedacht, maar ook door gebrekkige synchronisatie van vuursteun en grondoptreden. Dat lag deels aan het feit dat de Leopards, Bradleys en doorbraaktanks in veel te korte tijd op verschillende plekken individueel waren opgeleid en nauwelijks samen hadden geoefend. Maar vooral waren het de Russische KAMOV AT-helikopters die al gewaarschuwd waren door de lange opmarstijd vanuit de TAA’s en die achter boomschermen op 8 kilometer afstand hingen, buiten bereik van Gepards en NASAMS, waarna ze vanaf de flanken op de colonne schoten. Ook hier bleek dat het gevecht van verbonden wapens ofwel ‘combined arms’ moeilijk is uit te voeren.

Het Russische antwoord op het ‘concentratie’-probleem is dat er veel meer verspreid en kleinschaliger wordt aangevallen op dit transparante en dodelijke gevechtsveld. Ze verplaatsen veel in kleinere voertuigen, bijvoorbeeld in golfkarren, en vallen aan met quads en motorfietsen. Optreden gebeurt versnipperd, waarbij een compagnie van 90 man wordt opgedeeld in 30 groepjes van 3 die elk eigenlijk te klein zijn om door drones te worden onderkend of aangevallen. Met tientallen opeenvolgende aanvalsgolfjes worden steeds kleine bruggenhoofdjes geslagen. Terugvurende Oekraïners worden gezien en uitgeschakeld. Uiteindelijk bereikt een klein aantal mannen wel de volgende bosrand. Deze tactiek zou onder traditionele omstandigheden natuurlijk volstrekt kansloos zijn, maar blijkt in de evolutie van oorlogvoering succesvol.

Diepe verdedigingslinies

Door de onmogelijkheid voertuigen te concentreren is het gevechtsveld behoorlijk veranderd. De militaire principes van verrassing en concentratie van middelen worden ondergraven. Het begint nu echt te lijken op het gevechtsveld van de Eerste Wereldoorlog. Veel tactieken zullen ook hetzelfde zijn. Een verschil is dat, doordat er geen landbouw meer plaatsvindt, veel opstellingen en loopgraven overwoekerd zijn. Ze zijn niet meer zichtbaar vanaf de grond, en mijnenvelden zijn zelfs vanuit de lucht niet meer te onderkennen.

Loopgraaf, deels ondergronds, op het trainingsterrein in Duitsland. Foto Pieter Soldaat

De Russische verdedigingslinies zijn zeer uitgebreid en diep. De reguliere fronteenheid bouwt en bemant zelf de eerste ‘beveiligingslinie’ die tot zo´n 15 kilometer diep kan zijn. Dan volgt een tweede lijn van ongeveer 10 kilometer diep, gebouwd door de eigen genie-eenheden, waar de verdediging gevoerd wordt. Civiele aannemers bouwen de derde ‘stoplinie’, ook van 10 kilometer diep. Bij een dreigende doorbraak vult het hogere niveau de tweede en derde linie met extra toegevoerde eenheden en niet met teruggevallen eigen eenheden. Diepe mijnenvelden, prikkeldraad en drakentanden gaan aan elke linie vooraf, en deze liggen onder observatie en vuur, vaak vanuit flankerende posities.

De loopgraven zelf zijn vaak geboobytrapt, onder andere met bewegingsmelders. Dummy-loopgraven zijn er ook, vaak grootschalig gevalstrikt, en deze zijn bedoeld om aandacht te trekken. Daarnaast is de Russische artillerie ingeschoten op de loopgraven zodat wanneer de Russen los laten de Oekraïners direct onder artillerievuur komen en niet de achtervolging kunnen inzetten.

Doordat het front tot stilstand is gekomen en de Russen overal diepe mijnenvelden hebben gelegd, ligt er weer meer nadruk op het doorbreken van mijnenvelden en hindernissen. Het gebruik van doorbraaktanks is vaak niet mogelijk vanwege de dronedreiging. Daarom moeten met name ‘s nachts mannen naar voren kruipen om mijnen te ruimen. Hiervoor zijn speciaal opgeleide infanteristen nodig die genie- en EOD-werk kunnen doen. Deze ‘Sturmpioniere’/‘Assault Sappers’ worden speciaal opgeleid en weten wat voor gevaarlijk werk ze te wachten staat. De verliezen zijn groot. Om ze een kans te geven moet hun inzet plaatsvinden onder dekking van grotere eenheden.

Ook het zuiveren van loopgraven gebeurt in steeds kleinere aantallen. Op dit moment is een infanteriegroep opgedeeld in 4x2 man (pairs), waarbij een paar (een korporaal en een soldaat) door een hoek in een loopgraaf gescheiden worden van het volgende paar (two corners distance). Soms wordt er een half uur gevochten om 1 hoek! De pelotonscommandant is te belangrijk om risico te lopen. Hij zit vaak 3 kilometer naar achteren en leidt het gevecht met drones. Zijn dronefeed is, door de motorola-radio, niet beschikbaar voor de groepscommandant en die heeft daarom soms zijn eigen kleine drone die een paar hoeken vooruit vliegt. In de groep is vaak een shotgun opgenomen als laatste verdediging tegen vijandelijke drones.

Voor het zuiveren van loopgraven maken de Russen incidenteel gebruik van fosfor/thermiet granaten die elke bovendekking wegbrandt, maar ook van traangas dat verborgen wordt in een normaal rookgordijn. Oekraïense soldaten kunnen hierdoor in paniek raken en hun stellingen verlaten, zeker als ze geen gasmasker hebben.

Mogelijke lessen voor Nederland zijn dat er mede door de trage verwervingsprocedures veel materiaal is ingestroomd met technische specificaties gebaseerd op stabilisatieoperaties. In de toekomst moet veel meer worden gelet op tactische bruikbaarheid in het gevecht. Het gebruik van grote voertuigen zoals de Manticore en de Scania moet daarom nader worden bezien. Want voertuigen moeten te camoufleren zijn en ze moeten op smalle zompige bospaadjes onder bomen kunnen rijden, zonder diepe sporen te maken. Daarbij moet minimaal 1 voertuig per (tank-) peloton mijnenrollers hebben.

Willen we weer kunnen manoeuvreren dan moet er veel meer getraind worden in het combined-arms optreden. De Oekraïners ervaren hoe moeilijk dat is in de planning en uitvoering. Ook moeten we overwegen op brigadeniveau een nieuw te formeren dronebataljon op te stellen dat, door een screen van drones 5 kilometer rondom en 30 kilometer vooruit, de vijand al in de diepte kan aangrijpen. Verder moeten we nadenken over voldoende EW en snel reagerende close- en mediumrange luchtverdediging, en counter-dronewapens. Daarnaast moeten we meer trainen op een stellingenoorlog met het maken en ook doorbreken van diepe hindernisgordels die bewaakt worden door bunkeropstellingen en sensoren. Op brigadeniveau geldt dat de suppressie van vijandelijke vuursteun op alle mogelijke manieren bereikt moet worden, voordat een aanval op wat grotere schaal kans op succes heeft. Op het laagste, individuele niveau, zou de schietopleiding kunnen worden aangevuld met kleiduivenschieten met shotguns als ‘last defence’ tegen drones en een training in het toepassen van ‘plunging-fire’.

Logistiek

Ook op logistiek gebied zijn er veel ontwikkelingen. De Oekraïense soldaten aan het front moeten natuurlijk bevoorraad worden. De logistieke opvoer vindt plaats door vaak civiele ondernemers met vrachtauto’s die op zo’n 60 kilometer achter het front kleine overslagplaatsen inrichten. Daarvandaan rijden kleine terreinvaardige auto’s zo gedekt mogelijk naar voren, vaak ’s nachts. Soms worden er slechts vier artilleriegranaten in een personenauto geladen en naar voren gebracht. Soldaten die naar voren gaan krijgen in de hand voorraden mee. Frontlocaties die al onder direct Russisch vuur liggen en niet meer te bereiken zijn worden nu soms met nieuw ontwikkelde kleine vliegende of rijdende transportdrones bevoorraad. Fronteenheden krijgen enige dagen aan voorraad mee om ze logistiek zo onafhankelijk mogelijk te maken en het aantal herbevoorradingslagen te beperken. Omdat het front statisch is, is dat ook gemakkelijker uit te voeren. Maar het munitieverbruik en dan met name door artillerie is veel hoger dan vooraf verwacht. Hierdoor slijten de kanonnen snel en is er een ook een grote behoefte aan reservelopen (vooral 152mm).

De geneeskundige afvoer gebeurt ook met behulp van kleinere auto’s. Hierbij ligt in de frontlijn na een eerste triage de prioriteit op diegenen die nog overlevingskans hebben om de soms zeer oncomfortabele tocht terug naar achteren te kunnen doorstaan. De standaardbehandeling aan het front is het gebruik van tourniquets en vaak ook amputatie. Ook wordt gebruik gemaakt van het bij soldaten ter plekke bloed aftappen en voor transfusie beschikbaar stellen aan gewonde kameraden (Warmblutspende). Het indelen van buddy-paren op basis van bloedgroep is daarom aan te bevelen. De verzorging van gewonden moet gedekt plaatsvinden. Gewonden worden door de Russen in de gaten gehouden in de hoop dat er bij het helpen meer slachtoffers gemaakt kunnen worden. Daarom moeten gewondennesten en hospitalen gecamoufleerd worden. Een rood kruis biedt geen bescherming. Sterker; het trekt vuur, waarbij hospitalen tot op 50 kilometer diepte worden aangevallen.

Het onderhoud aan voertuigen geschiedt vooraan op locatie, omdat beschadigde grote voertuigen niet onopvallend naar achteren kunnen worden gebracht naar herstelwerkplaatsen. De nadruk ligt dan ook op ‘battledamage repair’, dat vaak door de bemanning zelf wordt uitgevoerd. Daar wordt het voertuig soms niet beter van. Er is dan ook behoefte aan een verbeterde onderhoudsopleiding voor voertuigbemanningen of – andersom – materieel dat simpel te repareren is.

De Oekraïners kampen met een te grote verscheidenheid van NAVO materieel. Los van de vele materieeltypes, blijkt ook dat de NAVO-standaardisatie niet altijd goed is toegepast. Er zijn meerdere versies van 155mm granaten met bijbehorende schootstafels waardoor ze niet met elk type geschut kunnen worden afgevuurd. Hetzelfde geldt voor 7.62mm of andere munitie. Dit zijn logistieke nachtmerries. Het goede nieuws is dat het Oekraïense materieel (vooral artillerie) geleidelijk steeds moderner wordt en het Russische materieel juist steeds ouder, omdat ze nooit iets hebben afgestoten en oude opslagplaatsen leegruimen en naar het front sturen.

Elektriciteit is er aan het front vaak niet. Verwarming en verlichting in ondergrondse ‘dug-outs’ vindt plaats door zogenaamde ‘Hindenburg-Lichtern’, die licht en warmte geven (met weinig koolmonoxide). Deze dikke kaarsen zijn al ontwikkeld in de Eerste Wereldoorlog en worden massaal door de Oekraïense bevolking gemaakt en opgestuurd naar het front. Verder naar achteren, in kleine bunkers en kelders, verzorgen kleine aggregaten stroom, waarbij de hete uitlaatgassen wel gecamoufleerd moeten worden tegen Russische warmtebeelddrones.

Hygiëne en preventieve geneeskunst is erg belangrijk. Het gaat daarbij niet om het dagelijks wisselen van sokken (dat overigens ook) maar vooral om het vangen van ratten en bestrijden van vlooienplagen.

De logistiek blijkt eigenlijk alleen uitvoerbaar omdat het front stilstaat. Lessen voor Nederland zouden kunnen zijn dat er gebruik moet worden gemaakt van ‘simpele’ technologie en redelijke onderhoud-skills van voertuigbemanningen op hun eigen voertuig. Combat Life Savers moeten nog bedrevener worden in het in leven houden van gewonden onder tactische omstandigheden. En er moet een zeer gedecentraliseerd en verdekt logistiek systeem worden bedacht. Gecentraliseerde systemen zijn wellicht goedkoper en efficiënter, maar ze zijn ook veel kwetsbaarder en vaak niet redundant of effectief op langere termijn. Na weken van gevecht vallen er essentiële elementen uit. Deze uitval moet worden opgevangen door reserve- of backup-systemen of door snelle reparatie. Eenvoud, decentralisatie, effectiviteit en redundantie zijn de nieuwe steekwoorden.

Planning

Oekraïne wil voor zijn planningssystematiek de NAVO APP-28 volgen. Dit geeft structuur aan het gezamenlijk plannen met stafofficieren. Maar het schuurt ook enigszins met de centrale rol die commandanten spelen, met name als er tijdsgebrek is. Flexibiliteit blijft daarom belangrijk en de stappen in de APP-28 zijn geen dogma. Het simpele Duitse FNAKI (Feind, Nachbarn, Absicht, Kampfauftrage, Ich befinde mich bei) blijkt in praktijk goed te werken, met name bij korte bevelen over de radio.

De tactische tekens die gebruikt worden zijn een mix tussen NAVO- en oude Sovjetsymbolen. Soms werken Sovjetsymbolen (bijvoorbeeld voor het aangeven van loopgraaflinies) net iets handiger. Daarbij wordt op de kaart al aangegeven waar de posities zijn en wordt er niet met vakken (Area’s of Responsibility) en vakgrenzen gewerkt. Dit heeft als ongewenst effect dat enige vrijheid van handelen op de kaart al direct onmogelijk wordt gemaakt.

Oekraïense staftraining in het synchroniseren van verschillende wapensystemen in tijd. Foto Pieter Soldaat

Ook blijkt dat het gevecht van verbonden wapens, met alle soorten wapensystemen en soorten operaties, door een bataljons- of brigadestaf door relatieve onervarenheid moeilijk te plannen is, en tijdens de uitvoering moeilijk te overzien. Vaak hebben ze het nog nooit in het echt gezien en kennen ze de eigenschappen van de verschillende wapensystemen niet. Samenhang en synchronisatie laten te wensen over. Helaas valt dit samen met de noodzaak om met kleinere, minder opvallende, en dus minder krachtige eenheden te werken waardoor dit een geaccepteerde manier is geworden om met de coördinatieproblemen om te gaan. In die zin zou ook het verschijnsel ‘stellingenoorlog’ een oplossing kunnen zijn omdat het gemakkelijker te coördineren is. Door het coördinatieprobleem wordt er ook geen reguliere airspace control gedaan. Dat is allemaal veel te moeilijk en duurt te lang. De kans dat een eigen drone of helikopter door een eigen artilleriegranaat wordt geraakt is miniem en is dan maar gewoon pech.

De Russische wijze van plannen is volledig anders dan die van de NAVO. Bijna alles wordt centraal op hoog niveau tot in detail gepland. Wellicht is dat te begrijpen vanuit een cultuur waarin de (communistische) staat voor alles zorgt. Wellicht ook vanuit de oude Russische opvatting dat enkel hogere staven (legerkorps en hoger) operationele kunst mochten toepassen en alles daaronder (vanwege het veronderstelde lagere opleidingsniveau) alleen hoefden uit te voeren. De Russische planning is dan ook te vergelijken met een klok. Alles gaat planmatig met sjablonen, faselijnen, opgedragen tijden en schema’s. Bij het maken van het plan wordt veel gebruik gemaakt van stafgegevens en zo mogelijk ook van simulaties. Onderschat hierbij overigens niet het tactische inzicht, de doctrine en de misleidingtrucs die worden ingebakken. Het detailrijke plan wordt vervolgens doorgegeven en de ondercommandanten hoeven er niet meer al te veel over na te denken. Zij moeten het planmatig uitvoeren. En ze hoeven elkaar ook niet op de hoogte te houden voor de onderlinge ‘situational awareness’, iets wat overigens ook in benodigd radioverkeer scheelt. Het plan is heilig en als het niet werkt wordt het gewoon nog een keer geprobeerd met een nieuwe eenheid of meer mensen. Verliezen spelen hierbij geen rol. Juist omdat er gewerkt wordt met tijdschema’s worden ontstane kansen niet gegrepen en wordt er langzaam gereageerd op nieuw ontstane dreigingen, wat in ons voordeel werkt.

Door de grote hoeveelheid loopgraven, veldversterkingen, mijnenvelden, prikkeldraad, ruïnes en drones moeten aanvallen worden uitgevoerd met een 5:1-overwicht. En doordat het front statisch is geworden, worden andere principes belangrijk, zoals bevoorrading, vervanging, onderhoud/reparatie, levensduur/slijtage, et cetera. Dit betekent dat je met logistiek de oorlog kunt winnen. Deels is het een ‘war of the factories’ geworden. Daardoor is attritie-oorlogvoering een strijdwijze die we beter moeten begrijpen. Lessen voor Nederland kunnen zijn dat ‘attritie-oorlogvoering’, ‘bewegingsoorlog’ en ‘stellingenoorlog’ als begrippen in de doctrine opgenomen moeten worden.

Commandovoering en communicatie

De spreiding van staven en eenheden is veel groter dan wij gewend zijn. Een compagniescommandopost bevindt zich doorgaans op 10 kilometer, een bataljonscommandopost op 40 kilometer en een brigadecommandopost (main) op zo’n 60 kilometer achter FLOT. Een brigadevak is diep, maar wel smal. Het ‘Führen von Vorne’ gaat in Oekraïne niet op: veel te gevaarlijk. De commandanten blijven doorgaans achterin en kijken mee via drones en een goed C2-systeem. Verbindingen gaan via Starlink, waarvan er zo’n 20 zijn per bataljon[8]. Binnen een compagnie en binnen staven wordt er gewerkt met motorola’s en lijnverbindingen. Boven belangrijke frontdelen laten de Oekraïners speciale drones met WiFi-routers vliegen met een voedingskabel vanaf de grond.

Iedereen werkt met de commandovoerings app ‘Kropyva’ (soms ook Delta genoemd). Kropyva is een op Android gebaseerde software-suite die veel functies kent en waar ongeveer 10.000 gebruikers gelijktijdig gebruik van maken. Iedereen heeft daarmee beschikking over tal van functies: dronebeelden, eigen of vijandelijke locaties, ‘buienradar’, ‘airraid’/‘early warning’-waarschuwing, het werkingsgebied van eigen EW en de eigen operatieplannen van meerdere niveaus. Ook is er een app om eigen ‘MAVIC’-drones te herkennen. Met Kropyva staat de pelotonscommandant (met een klein scherm op zijn onderarm) in contact met de brigadecommandant en iedereen ertussenin. Iedereen kan doelen aanwijzen en door artillerie laten bestrijden. Kropyva communiceert via Starlink met andere eenheden.

Een brigadecommandopost is erg klein en bestaat uit 50 man. De commandant zit vaak centraal in de brigadecommandopost. Hij kijkt mee op een tiental grote (80 inch) schermen die elk een stuk front overzien. Als een doel gespot wordt stuurt hij vaak direct een drone aan. Soms stuurt hij ook direct eigen pantservoertuigen aan die de dreiging moeten bestrijden. De commandopost is vaak verspreid over meerdere kelders en bij voorkeur onder de grond of in bunkers. De dag- en nachtshift draaien elk 12 uur aaneengesloten waarbij de slaapgelegenheid op enige afstand is ingericht.

Voor frontbezoek maakt de commandant gebruik van twee kleine busjes, die aan de binnenkant ook vol hangen met schermen aan de wanden met een tafeltje in het midden en vijf man eromheen. Dit zijn dan de brigadecommandant, de S3, de S2, de dronecoördinator, JTAC, en EW-coördinator. Elk bataljon heeft over minstens twee EW-wapens, waarmee Russische radio’s of drones gejamd kunnen worden. Ook zijn er peilstations om vijandelijke jammers uit te peilen. Door het hevige gebruik van het elektromagnetisch spectrum zijn frequentiemanagers op brigadeniveau al belangrijk, met name om de frequenties voor drones en EW te deconflicteren.

Voor Nederland zou het belangrijk kunnen zijn om zo snel mogelijk een gebiedsbedekkende ‘infostructure’ aan te schaffen, zoals wordt geboden door Starlink of een militaire variant daarvan. Op brigadeniveau moet veel meer ‘verkend en gevochten’ worden in het elektromagnetisch spectrum. Daarbij is ook het werken met lijnverbindingen belangrijk om straling te voorkomen. Bovendien moeten onze commandoposten drastisch verkleind en verspreid worden.

Training

Training is een force multiplier. Alleen met training kun je het optimale uit de mogelijkheden van de wapensystemen of nieuw geformeerde eenheden halen. Zonder training is een geschonken tankpeloton of ander wapensysteem nauwelijks van waarde. Dus ondanks de druk om gemobiliseerde soldaten snel in te zetten moet er geïnvesteerd worden in langere trainingen. Historische ervaring duidt op een opleiding van minstens 5 maanden - 24/7 - tot en met compagniesniveau. Dat is beduidend meer dan de momenteel beschikbare tijd. Het feit dat het front nu statisch is geworden is van voordeel, want dat is de enige uitvoerbare strijdwijze met relatief ongetrainde troepen.

Voor trainingen van compagnies en bataljonsstaven worden, op verzoek van de Oekraïners zelf, uitgebreide synchronisatiematrixen gemaakt om de onderlinge interactie van verschillende spelers en wapensystemen te kunnen doorzien en aan te leren. Als je de volgtijdige en gesynchroniseerde inzet van eenheden inzichtelijk weet te maken dan kan combined-arms warfare beter begrepen worden. Dit vloeit ook een beetje voort uit de hang naar grondige planning vooraf.

NAVO-trainingseenheden geven ook les in het humanitair oorlogsrecht. Maar ja, wat kun je daarover zeggen? In elk geval dat men geen illusies hoeft te hebben over de Russische valsheid, meedogenloosheid en gewelddadigheid; die zijn ongekend. De Oekraïners proberen teams op te zetten die forensisch onderzoek kunnen doen en bewijsmateriaal kunnen verzamelen. Maar tegelijkertijd weten ze dat de daders waarschijnlijk toch niet zullen worden gevonden en/of worden bestraft. Daarom zijn de lessen humanitair oorlogsrecht niet echt populair en worden deze met hoongelach ontvangen. Toch benadrukken de instructeurs dat men zich aan de wet moet houden omdat anders de kans bestaat dat Europese steun verloren kan gaan als gevolg van de informatie-oorlogvoering over en weer.

Er moet veel meer geoefend worden met drones en met een gangbaar C2-systeem, ook onder EW-omstandigheden. Daartoe zijn er binnen EUMAM al grote vorderingen gemaakt in de aanschaf van drones en het gebruik van Kropyva op oefenterreinen. Een Nederlandse trainingseenheid heeft daarbij indruk gemaakt door drones uit te rusten met tennisballen, waardoor soldaten leren ook omhoog te kijken. Doordat verplaatsingen bij dag nagenoeg onmogelijk zijn vallen de Russen ook steeds vaker ’s nachts aan. Circa 30 procent van de verkenningen en aanvallen wordt nu ’s nachts uitgevoerd. Het onderdeel ‘Gevechten bij nacht’ moet dus een belangrijkere plaats innemen dan nu het geval is. Het gaat dan om werken met nachtzichtapparatuur, maar ook simpel ‘geluiden bij nacht’ en ‘patrouilles bij nacht’. Wapen- en munitietypes onderkennen aan hun geluid of uitwerking is ook belangrijk. Oekraïners willen dit ook weten en ze maken daarom lange trainingsdagen.

Doorbreken van een hindernisgordel door een Oekraïense compagnie. Foto Pieter Soldaat

Zoals eerder beschreven is ‘Führen von vorn’ onder druk komen te staan. Groepscommandanten en zelfs korporaals moeten nu leren het initiatief te nemen, vooral bij het zuiveren van loopgraven of huizen. Doen ze dit niet, dan blijven groepen mannen vaak te lang en te dicht bij elkaar in een groepje hangen, waarbij ze een doelwit worden van drones of mortieren.

 

Begin 2023 zijn veel Oekraïense trainingssyllabi geactualiseerd en afgestemd op het toen nog uit te voeren en later mislukte lenteoffensief. Hierbij lag veel nadruk op het snel gereed krijgen van soldaten en staven in offensieve scenario’s. Vaak werd maar een korte intensieve opleiding geven van 5 weken, waarna het volgende bataljon alweer getraind moest worden. Het front is echter vastgelopen en de nadruk ligt veel meer op het defensief. In deze bijgestelde opleidingen komen ook het grootschalig werken met drones, vuursteun, loopgraven in de diepte, bunkers, veldversterkingen, mijnenvelden, ondergrondse onderkomens, lijnverbindingen, prikkeldraad, dummy-opstellingen, decoys, et cetera. aan de orde. Maar tegelijkertijd moet juist ook getraind worden op het doorbreken van diepe hindernisgordels, want omtrekken blijkt onmogelijk te zijn.

 

Het blijkt dus dat er enerzijds te weinig tijd is om manoeuvre warfare goed te trainen terwijl anderzijds er ook nog een grote behoefte is ontstaan om te trainen in statische oorlogvoering. De lessen voor Nederland kunnen zijn dat ook in simulatoren de effecten van bijvoorbeeld EW en drones voldoende beoefend moeten kunnen worden. Daarbij moet er meer getraind worden met drones, EW en in het bouwen en doorbreken van diepe hindernisgordels.

Financiën

Over financiële zaken kunnen we kort zijn. Deze cel bestaat niet in een Oekraïense staf en er zijn ook geen ontwikkelingen op dit gebied. Aan de andere kant is deze statische oorlog vooral een slijtage- of attritieoorlog geworden. Het is een ‘war of the factories’ geworden, waarbij aantallen tellen en productiecapaciteit en financiële draagkracht belangrijk zijn. Het werkingsprincipe van de Oekraïners op dit moment is om door het verdedigend gevecht de oorlog voor de Russen heel ‘duur’ te maken. De Russen verliezen vele malen meer mensen en materieel dan de Oekraïners, waardoor ze hopelijk op termijn de strijd moeten opgeven of nog meer van hun economie te gronde moeten richten om de strijd te kunnen ondersteunen. Het draait hierbij om de vraag hoe lang de partijen de strijd economisch en demografisch vol kunnen houden.

Civiel Militaire Samenwerking

De CIMIC-functie is wel opgenomen in een Oekraïense staf, maar legt wel iets andere accenten. Het scheelt in de eerste plaats al dat de eenheid op eigen grondgebied optreedt. Daardoor hebben zij veel beter toegang tot de lokale civiele overheden. Deze overheden dragen vaak vrijwillig bij aan de ondersteuning van de operationele eenheid en er zijn ook veel vrijwillige hulporganisaties. De CIMIC-cel stuurt doorgaans de militaire en vaak ook civiele politie aan. Samen met de MP regelt zij evacuaties, vluchtelingenstromen en de krijgsgevangenenafvoer. Ook de afvoer van gewonden en doden via de ziekenhuizen in de diepte wordt door CIMIC geregeld. Kritische infrastructuur, (brandstof)depots, houtvoorraden, kelders, et cetera. worden door hen bezocht en geïnventariseerd op geschiktheid voor militair gebruik. Bovendien houdt de CIMIC-cel contact met het thuisfront en schrijft zij de moeilijke brieven als er sterfgevallen te betreuren zijn.

Operational Analysis and Lessons Learned

De hierboven beschreven ontwikkelingen zijn talrijk – ze zijn nog niet eens allemaal beschreven. Daarbij gaan deze ontwikkelingen ook snel. ‘Lernfahigkeit ist darum wichtig’. Er moet snel geleerd worden van de effectiviteit van wapensystemen, doctrines en vijandelijke tegenmaatregelen.

Zo blijken niet alle wapensystemen na enige tijd hun beloftes waar te maken. Excalibur-granaten en Himars-raketten schijnen gevoelig te zijn voor GPS-jamming en missen vaak doel op met jammers beveiligde objecten zoals bruggen. Westers materieel blijkt ook veel onderhouds- en storingsgevoeliger te zijn dan in de aankoopfolder stond, iets wat op langere duur een probleem kan zijn. Daartegenover staat dat gebleken is dat westers materieel wel een hoger incasseringsvermogen heeft dan Russisch materieel.[9] Maar omdat westerse wapens op strategisch niveau te langzaam en mondjesmaat geleverd worden krijgen de Russen steeds de tijd om zich op elk wapensysteem afzonderlijk aan te passen. De eerste Bradleys, Leopard 2A6’n en CV-90’s zijn al buitgemaakt en afgevoerd naar Moskou voor onderzoek. Beter zou zijn om de nieuwe wapensystemen allemaal gelijktijdig en in grotere aantallen te gebruiken zodat het veel moeilijker is voor de Russen om zich aan te passen en waardoor er ook een operationeel/strategisch effect bereikt kan worden. De westerse politieke angst voor escalatie helpt daarbij niet en is een zelfverzonnen en zelfbeperkende gedachte. Voor de Russen speelt het niet, want zij beschouwen zich toch al in oorlog met het Westen; een vijand die zichzelf beperkt is in hun ogen alleen maar dom.

Russen leren vooral door de ‘programmering’ van hun ‘klok’ of stafproces te veranderen. Vaak hebben ze op basis van succes en mislukking al binnen 3 maanden over een breed front hun doctrine bijgesteld. Nieuw geïntroduceerde wapensystemen zijn dan ook vaak slechts voor korte tijd effectief want de Russen passen zich snel aan met breed verspreide doctrinebulletins.

De Oekraïners hebben een specifieke lessons learned-organisatie opgezet, deels bemenst door een civiele ngo (Boryviter). Daarmee worden politiek/bureaucratische hobbels omzeild. Deze organisatie heeft uitlopers door de hele organisatie met op elk niveau een contactpersoon die ontwikkelingen en lessen observeert en verspreidt. Omdat de Russen zich snel weten aan te passen, is het noodzakelijk dat de Oekraïners zich weer snel aanpassen aan de aanpassing. Op de nationale en internationale trainingsinstituten worden de basics aangeleerd, maar achter het front moeten kleinere eenheden zijn die de laatste tips en trucs van het front leren aan de nieuw opgevoerde soldaten. Trainingsinstituten reageren soms langzaam. Oekraïne lost dit op door onderofficieren en officieren vanaf het front met een op te leiden bataljon mee te sturen. Maar daar ontstaat soms frictie tussen NAVO-instructeurs die de NAVO-methoden willen aanleren en de Oekraïense instructeurs die aangeven dat die methoden niet werken.

De belangrijkste les voor Nederland is evenwel dat we veel sneller lessen moeten leren. Het inrichten van een lessons-learned-organisatie en het voeling houden met het Oekraïense front zijn daarin zeer belangrijk. De NAVO (JALCC)[10] gaat samen met de Oekraïners in Bydgoszcz (Polen) een Joint Analysis, Training and Education Centre (JATEC) oprichten, dat eind dit jaar operationeel moet zijn. Nederlandse deelname daarin is aan te bevelen.

Conclusie

Door de existentiële dreiging op het Europese continent moet de landmacht weer volledig ‘warfighting capable’ worden. De oorlog in Oekraïne biedt daartoe waardevolle observaties. Het gevecht met verbonden wapens blijft de basis voor het optreden op het tactische en het operationele niveau. Dit geldt zowel voor statisch als beweeglijk optreden. Het blijkt echter dat de neiging erg groot is om terug te vallen op een gemakkelijker uitvoerbare en meer statische vorm van oorlog, door hierboven beschreven factoren zoals drassig terrein, soort materieel, weer en hindernissen.[11] Het verdedigend gevecht in een statische omgeving lijkt het hoogst haalbare te zijn met relatief ongetrainde troepen. Onze doctrine beschrijft een statische oorlog met stellingen, attritie en lange termijn echter nog niet erg goed en moet dus worden aangevuld met concepten en begrippen om een statische stellingenoorlog zoals nu in Oekraïne plaatsvindt te kunnen duiden en te kunnen winnen.

De manoeuvreoorlog en combined arms warfare staan wel goed in onze doctrine beschreven maar blijken veel moeilijker te zijn dan voorheen gedacht. Zo moeilijk dat het door de Oekraïners zelf gezien wordt als de heilige graal.

Nederland moet dus trainen in een statische oorlog maar zeker ook een manoeuvreoorlog. En in alle gevallen in veel oncomfortabelere omstandigheden dan tijdens stabilisatieoperaties zoals in Afghanistan en Mali het geval was. Dat vereist veel meer langere oefeningen op veel grotere oefenterreinen. Bedenk daarbij dat de Russen inmiddels een groter leger hebben dan aan het begin van het conflict, dat ze een grotere woede jegens ons hebben opgebouwd en dat ze inmiddels ook meer ervaring hebben. Enige haast is dus geboden.

 

[1] Een langere versie van dit artikel is beschikbaar via de redactie van de Militaire Spectator. Meer details over STC EUMAM-UA zijn te vinden in het artikel van lkol Albert de Jonge in het blad Infanterie van maart 2024.

[2] Oude Duitse doctrine spreekt overigens over ‘Bewegungskrieg’ en ‘Stellungskrieg’, wat veel beter de verschijnselen op het gevechtsveld tot uitdrukking brengt. Attritie kan het gevolg zijn van beide varianten.

[3] Door de gevechten aan het front en de verliezen die daar geleden worden moeten steeds nieuwe soldaten geworven en gerekruteerd worden. Het aantal jongere soldaten neemt af en het aantal oudere (40+) neemt geleidelijk toe. Het is te overwegen om jongeren die naar het Westen gevlucht of gedeserteerd zijn, terug te sturen omdat voor hen in Oekraïne de dienstplicht geldt.

[4] Maar zeker bij de Russen leidt het op afgelegen posten soms ook tot collectieve dronkenschap en verloedering.

[5] Het Russische leger gebruikt sinds de Afghanistan-oorlog de term ‘lading 200’ voor de afvoer van gesneuvelden.

[6] Enkel op het operationele niveau kan echt succes bereikt worden, zoals bijvoorbeeld het geval was bij de tegenaanval rond Charkov of Cherson in 2023. Het enige nieuwe technische wapen dat zelfs tot een strategische verandering heeft geleid is de ‘seaborne drone’ die de hele Russische vloot in de Zwarte Zee in een hoek heeft gedrongen.

[7] Dit is op zich niet nieuw: plunging-fire werd in de Eerste Wereldoorlog al toegepast door zogenaamde ‘machinegun-batallions’, waarbij met stijlbaan-vuur in de loopgraven kon worden geschoten en hele kaartvierkanten ontoegankelijk konden worden gemaakt.

[8] Overigens beschikken de Russen nu ook over grote hoeveelheden illegaal gekochte of buitgemaakte Starlink terminals.

[9] Dit kan deels verklaard worden doordat het Russische materiaal met een andere filosofie is ontworpen. Zij stormen met een tankpeloton op een Leopard af, waarbij geaccepteerd wordt dat er twee tanks worden vernietigd, maar de derde tank zal de Leopard uitschakelen. Verliezen tellen niet in deze filosofie en de vijand wordt verzadigd en overweldigd.

[10] Joint Analysis and Lessons Learned Centre.

[11] ‘If operational art does not effectively tie tactics, operations, strategy—and logistics— together, the military effort devolves into positional warfare, undermining the overall strategy.’ En: ‘It is easy to get involved in positional warfare, even against one’s own will, but it is not so easy to get out of it.’ Aldus de Russische denker Alexander Svechin in zijn boek Strategy.

Over de auteur(s)