‘The road ahead is empty... miles of the unknown’, zong de Nederlandse popgroep City to City. In 1999 stond het nummer vier weken op 1 in de Nederlandse hitlijst (parate kennis van de songtest verraadt dat uw columnist zijn jeugd grotendeels beleefde in de jaren 90). De tekst van de ballad schoot door mijn hoofd toen ik half oktober de 64 pagina’s van de Defensievisie 2035 bestudeerde.[1] Ik kon niet anders dan concluderen dat het liedje niet zou misstaan als de theme song van deze verse Defensievisie. ‘Het dreigingsbeeld wordt diverser, complexer en verontrustender’, staat er in. Verderop wordt dit nog eens samengevat in een pictogram van een onheilspellend bozig figuurtje met daaronder: ‘tegenstander is onbekend’. Dat wordt de komende vijftien jaar rijden op een weg zonder dat we precies weten wie we precies onderweg tegenkomen. Miles of the unknown...

Hier moet ik even een hand in eigen boezem steken. Begin dit jaar, toen corona enkel nog een onschuldig Mexicaans biertje met een schijfje limoen was, schreef ik in een eerdere column al dat de veiligheidssituatie met het wegvallen van de multipolaire wereld na 1989 met het jaar minder goed voorspelbaar was. Het gevolg: het creëren van voorspellend vermogen is nog nooit zo moeilijk geweest als nu. Ga er dus maar eens aan staan om een visie te schrijven voor 2035, gebaseerd op een dreigingsanalyse die inherent troebel is.

Een antwoord formulieren op die onbekende weg is niet eenvoudig, maar de vraag is of je er mee wegkomt door dan maar tien ‘inrichtingsprincipes’ te formuleren, zoals de Defensievisie 2035 doet. Als ik met mijn auto de weg kwijtraak en om route-advies vraag, zou ik raar staan kijken als iemand mij tien kanten tegelijk opstuurt.

Kijken we naar die inrichtingsprincipes, dan roepen die toch ook de vraag op hoe vernieuwend en toekomstgericht die werkelijk zijn. Neem het inrichtingsprincipe 5, ‘IGO’, oftewel informatiegestuurd optreden. Er staat: ‘Het verzamelen, snel verwerken en inzetten van betrouwbare informatie, alsmede snellere en betere commandovoering dan de tegenstander, is in de toekomst vanwege de toegenomen dreiging nog doorslaggevender voor succes.’ What’s new? Je vraagt je af wat die informatiespecialisten binnen de krijgsmacht de afgelopen tijd dan gedaan hebben. We hebben toch juist een uitstekende MIVD die al tientallen jaren precies dit werk doet? En wat hebben die landmachtoverstes dan afgelopen jaren zitten doen op de brigadestaven in de G2-secties? Of de inlichtingenofficieren bij de bataljons wiens kerntaak dit is? Waren al de geavanceerde sensorsystemen op de platforms van de marine dan niet goed afgestemd afgelopen tijd? Ik durf te zeggen dat de krijgsmacht al jaren informatiegericht werkt. Wie dat ontkent, veegt het verleden wel erg makkelijk van tafel door iets nieuws te presenteren wat eigenlijk helemaal niet zo nieuw is.

Meer inzetten op informatiedominantie is natuurlijk altijd goed. En natuurlijk moet Defensie investeren in betere netwerkvoorzieningen met de nieuwste software, zoals de visie terecht bepleit. Maar biedt een dergelijk inrichtingsprincipe genoeg handen en voeten om de komende vijftien jaar de vijand uit de tuin te houden? Het valt te betwijfelen.

Om de krijgsmacht toekomstbestendig te maken, moet de defensiebegroting ergens in de toekomst worden verdubbeld. Jaarlijks is tussen de 13 en 17 miljard extra nodig om de dreiging – wat die ook mag zijn – het hoofd te bieden. De gigantische bezuinigingen op Defensie van het eerste kabinet-Rutte dreunen nog altijd na, terwijl de wereld in de tussentijd bepaald geen veiligere plaats is geworden. Defensieminister Bijleveld is in een lastige positie om bij collega Hoekstra van Financiën geld los te peuteren. Het is begrijpelijk dat de minister van Defensie, midden in een pandemie gevolgd door de sterkste economische terugval sinds de Tweede Wereldoorlog, niet helemaal vooraan staat bij het uitdelen van die paar euro’s die nog in de schatkist zitten.

'The road ahead is a highway or a dead-end street' 

Zitten we klem? Kan het dan niet anders? Misschien wel. In precies dezelfde week dat Bijleveld haar Defensievisie presenteerde, deed Peter Hultqvist hetzelfde. Hultqvist is minister van Defensie in het eveneens zwaar door het coronavirus getroffen Zweden. Hij kijkt niet door tot 2035, maar zet in op een middellangetermijnstrategie. Zweden onderkent de dreiging van buurland Rusland, dat om de haverklap het luchtruim en de wateren van het Scandinavische land schendt. Zweden zoekt daarom toenadering tot de NAVO, al blijft het land neutraal. Het blijft niet bij woorden of denkrichtingen. In Stockholm klinken geen vage inrichtingsprincipes en hoopvolle begrotingsprognoses, maar rollen de kronen. Er gaat tussen 2021 en 2025 omgerekend 2,6 miljard euro extra naar Defensie. Zweden, dat iets meer dan tien miljoen inwoners telt, verhoogt de defensiebegroting daarmee met maar liefst 40 procent, tot 1,5 procent van het bruto binnenlands product. Dat is het hoogste niveau in 17 jaar tijd. Het land krijgt er een gemechaniseerde brigade bij, de luchtmacht Gripen-jachtvliegtuigen met vernieuwde radar, de marine een nieuwe onderzeeër en geld om een nieuw type oorlogsschip te ontwerpen.[2] Terwijl de Nederlandse visie weliswaar erkent dat de hybride dreiging steeds sterker wordt, ziet Zweden dit ook maar koppelt daar meteen een programma aan vast om cruciale infrastructuur in eigen land weerbaarder te maken tegen cyberaanvallen. Het geheel oogt als een samenhangend programma waar de militair op de grond ook daadwerkelijk wat mee kan gaan doen. Nu wij nog!

Het is niet gek dat er bij het liedje The road ahead bij u geen lampje ging branden: City to City beleefde met hun nummer een one-hit wonder. Het raakte daarna volledig in de vergetelheid. Laten we hopen dat we medio 2035 niet hetzelfde moeten zeggen van de Nederlandse defensieorganisatie.

 

[1] Defensievisie 2035. Vechten voor een veilige toekomst (Den Haag, ministerie van Defensie, 2020).

[2] Government Offices of Sweden, ‘Substantial investment in total defence’ (Stockholm, 16 oktober 2020). 

Over de auteur(s)

Jaus Müller MA

Jaus Müller MA is militair historicus en werkt bij het cluster Onderwijs van de afdeling Operationele Dienstverlening van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie.