Deze uitgave van de Militaire Spectator staat wederom in het teken van een jubileum. De Koninklijke Landmacht bestaat namelijk officieel 200 jaar. Na de luchtmacht en marine is de landmacht aan de beurt om een lustrum te vieren. De marechaussee volgt later dit jaar. Allemaal heuglijke momenten die aantonen dat de krijgsmacht door de jaren heen bestaansrecht heeft behouden. Menigeen zal het een trots gevoel geven hiervan deel uit te maken, zoals onder meer bleek bij de Vaandelgroet van de jubilerende landmacht op 9 januari in Den Haag. Daar paradeerden ruim 1500 militairen in ceremonieel tenue, brachten de groet aan de Koning en slaakten uit volle borst de historische kreet ‘Oranje boven’. Zowaar een kippenvelmomentje, niet alleen voor de aanwezigen, maar ook voor de toeschouwers op de tribune en voor de buis.
Eenzelfde gevoel bekruipt ons lichaam als topsporters een (Olympische) medaille krijgen omgehangen en de Nederlandse vlag wordt gehesen of het Wilhelmus wordt gespeeld. Met dat gevoel zijn we de afgelopen winterspelen in Sotsji behoorlijk verwend door de Nederlandse sportploeg. Een uniek resultaat, behaald door een groep zeer gemotiveerde en professioneel gesponsorde atleten uit een klein land in een sportieve strijd met andere (grotere) naties. Via een vernieuwende en gerichte aanpak hebben Nederlanders niet alleen individueel maar vooral ook als ‘Team NL’ na vele jaren noeste oefening en training een bijzondere prestatie geleverd. De behaalde Olympische medailles staan hier symbool voor. Net als de vaandels van de krijgsmacht symbool staan voor verbondenheid met het Koninkrijk, kameraadschap en de offers die zijn gebracht bij het vechten voor vrede en vrijheid. Daar is waardering en respect voor. En in ons nuchtere kikkerlandje misschien ook een beetje trots.
Een vergelijking met het ontstaan van het Nederlandse leger ligt enigszins voor de hand. Hoewel 1814 als jaar van de oprichting wordt gevierd, gaan de wortels van de landmacht terug tot eind zestiende eeuw. In die tijd werd al met een goed getraind en professioneel leger onder leiding van Prins Maurits succesvol strijd geleverd tegen de machtige Spaanse troepen. Door vernieuwingen was een modern beroepsleger geformeerd dat qua betaling en discipline voorliep op andere mogendheden. Dit voor Nederlanders zo kenmerkende creatief en innovatief vermogen (het anders doen dan het gebruikelijk) was vervolgens een voorbeeld voor andere landen. Het trok menig militair en deskundige aan om in Nederland de kunst van het ‘Staatse’ leger af te komen kijken, iets wat de komende jaren wellicht ook bij de succesvolle ‘gesponsorde’ schaatsploegen staat te gebeuren. Waar een klein land (net als toen) al niet groot in kan zijn!
In één van de artikelen van deze Militaire Spectator zal de ontstaansgeschiedenis van het leger, evenals de roemrijke en minder succesvolle perioden hierna, worden beschreven. Het historisch overzicht van het verleden is daarmee een belangrijk thema van dit nummer. Maar ook het heden en de toekomst van de landmacht komen aan bod. Deze thema’s zijn niet alleen in tijd, maar ook in context met elkaar verbonden. Een goed besef van gisteren en eergisteren biedt immers wijsheid voor morgen en overmorgen. Het is dan ook niet voor niets dat de landmacht deze titels gebruikt om haar visie op de toekomst te beschrijven en in dit blad hier artikelen aan te wijden.
Wat bij deze visie op de toekomst onder meer opvalt is (wederom) het idee om het anders te doen en te vernieuwen. Niet langer vasthouden aan achterhaalde methoden, technieken en oude principes en technologieën, maar juist het hanteren van een nieuwe aanpak is het adagium. Zoals bijvoorbeeld bij de organisatie en inrichting van de brigades (minder gemechaniseerd en meer flexibiliteit, modulariteit en adaptiviteit) en in het verlengde daarvan intensiever en meer geïntegreerd samenwerken met internationale partners (Duitsland, België en Frankrijk) en andere overheidsinstanties (politie en justitie). Ook het omarmen van andere methoden voor conflicthantering (3D-benadering en Comprehensive Approach), het investeren in moderne technologieën (Cyber, Intelligence en Counter-IED) en het invoeren van Concept Development & Experimentation (CD&E) onderstrepen het streven van de landmacht om zich aan te passen aan veranderende tijden.
In hoeverre bij deze ontwikkelingen sprake is van een kleine aanpassing of een sprong voorwaarts zal de toekomst uitwijzen. Een toekomst van de landmacht in ieder geval die zowel nationaal als internationaal met belangstelling gevolgd zal worden. En een toekomst waar de Militaire Spectator vanuit defensie- en veiligheidsperspectief met interesse naar uit kijkt. Maar om wat dichter bij het heden en het lustrum te blijven, zien we allereerst uit naar het feestelijke vervolg van het 200-jarig bestaan van de landmacht. Om te beginnen eind april, wanneer militairen net zoals bij de Vaandelgroet, hun uniform in het openbaar zullen (uit)dragen en zo met trots zullen laten zien wie ze zijn en waar ze voor staan.