Wie het huidige discours binnen de NAVO, maar ook binnen onze eigen defensieorganisatie, volgt, neemt een duidelijke trend waar: de verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied, in Nederland de eerste hoofdtaak, is terug van weggeweest. We gaan terug naar de kern, eerst maar eens herstellen van de aanslag op onze mensen en middelen in de jaren van expeditionair optreden. En bovendien, hoe succesvol zijn die stabilisatieoperaties nu eigenlijk geweest? Moeten we ons niet vooral richten op de ons bekende vijand, Rusland, en doen waar we goed in zijn? In een eerder editoriaal heeft de redactie al aandacht gevraagd voor de invulling van die eerste hoofdtaak, die erg doet denken aan de Koude Oorlog.[1] Maar is de keuze voor de eerste hoofdtaak nu überhaupt wel de juiste?

Wie de artikelen in dit nummer van de Militaire Spectator leest, kan niet anders dan dit in twijfel trekken. Elisabeth van der Steenhoven wijst in haar artikel op de veranderende dreiging van terreurgroepen, die met andere middelen hun doel trachten te bereiken. Zij laat ook zien dat groepen waarvan wij denken dat we ze verslagen hebben, dat zeker niet zijn. De nieuwe werkwijze van terreurgroepen doorgronden en daar succesvol op ingrijpen, zal veel inspanningen vergen van westerse krijgsmachten en vooral samenwerking met lokale organisaties.

Michael Dziedzic gaat in op recente stabilisatieoperaties en benoemt dat, hoewel de NAVO projecting stability tot een van haar speerpunten heeft gemaakt, zij hier in de praktijk onvoldoende op acteert. Cruciaal voor een succesvolle stabilisatieoperatie is het tijdig optreden om het security gap dat ontstaat na afronding van de gevechten en voordat civiele autoriteiten de orde kunnen herstellen zo snel mogelijk te dichten. Daarmee kan voorkomen worden dat criminele spoilers hun positie versterken. Stability policing-capaciteiten kunnen hier een cruciaal verschil maken. Het ontwikkelde concept voor stability policing binnen de NAVO ligt echter al ruim twee jaar te wachten op besluitvorming, een vermoedelijk slachtoffer van de beweging naar de verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied, weg van stabilisatieoperaties.

Dziedzic pleit in zijn artikel ook voor een investering in de ontwikkeling van stability policing-capaciteiten. Gendarmerie-achtige eenheden[2] zijn daarvoor bij uitstek geschikt, aangezien zij civiele politiecapaciteiten combineren met een militaire achtergrond en daardoor ook adequaat op kunnen treden onder moeilijke omstandigheden, waaronder expeditionair. Dergelijke eenheden zijn echter een schaars goed. Anne Heijboer constateert in haar artikel over internationale samenwerking dat er nog een wereld te winnen valt in de samenwerking tussen deze eenheden. Dat zou de effectiviteit van deze eenheden tijdens gezamenlijke operaties kunnen vergroten.

Dat vergt dan echter wel dat deze eenheden ook daadwerkelijk worden ingezet voor stabilisatieoperaties. Niet alleen om de internationale rechtsorde en wereldwijde stabiliteit te vergroten, maar ook omdat problemen die niet bij de bron worden aangepakt, in deze geglobaliseerde wereld onherroepelijk ook onze landsgrenzen bereiken en uiteindelijk ook in ons eigen land moeten worden aangepakt. Deze zogenoemde verwevenheid van interne en externe veiligheid wordt inmiddels breed onderkend. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid benoemt dit bijvoorbeeld in het rapport Veiligheid in een wereld van verbindingen. Een strategische visie op het defensiebeleid uit 2017 en pleit in het verlengde daarvan voor een versterking van de Koninklijke Marechaussee (KMar).[3]

Wie zich verdiept in de KMar en in vergelijkbare organisaties ziet dat deze de afgelopen decennia consequent snel gegroeid zijn. Die groei begon in de periode dat in het Westen flink werd bezuinigd op de krijgsmacht en zet onverminderd door.[4] Waarom dan toch nog steeds die schaarste aan stability policing-capaciteiten? Dat heeft alles te maken met de in het begin genoemde beweging naar de verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied als belangrijkste taak voor de krijgsmacht. De grote stabilisatieoperaties in voormalig Joegoslavië, Irak en Afghanistan zijn voor onze krijgsmacht verleden tijd en dit zie je ook terug bij de aandacht voor stability policing-capaciteiten.

Gendarmerie-achtige organisaties worden vaak ingezet voor taken die te maken hebben met de veiligheid van de staat, terwijl civiele politieorganisaties zich meer richten op de veiligheid op straat. In tijden van terroristische dreiging en de sterke opkomst van georganiseerde criminaliteit is de verleiding dan ook groot om eenheden als de KMar in te zetten voor taken in eigen land die om optreden in het hogere geweldsspectrum vragen. De recente oprichting van de Hoog Risico Beveiliging is daarvan in Nederland een goed voorbeeld. Aangezien de eerste hoofdtaak prioriteit krijgt, worden de extra medewerkers van de KMar dan ook met name ingezet binnen de eigen landsgrenzen of bij de bewaking van de Europese buitengrenzen.

Daarmee worden problemen echter niet bij de bron aangepakt, maar pas op het eindstation, als ze ons land bereikt hebben. Wie dit nummer van de Militaire Spectator leest moet wel concluderen dat deze benadering niet alleen onvoldoende recht doet aan onze grondwettelijk verankerde tweede hoofdtaak, maar daarnaast ook kortzichtig is, ook al past deze in de tijdgeest van de NAVO. Terug achter de dijken? Dat is in deze geglobaliseerde wereld, waarin dreigingen zich bovendien niet alleen in het fysieke, maar ook in het digitale domein manifesteren, geen realistische optie. Investeren in internationale samenwerking om gezamenlijk de wereldwijde veiligheidsproblemen aan te pakken is dat wel.

 

[1] ‘De NAVO is dood. Hoe ziet hoofdtaak 1 er dan uit?’, editoriaal in: Militaire Spectator 188 (2019) (11) 518-519.

[2] Met deze term wordt gedoeld op politieorganisaties met een militaire status, zoals bijvoorbeeld de Koninklijke Marechaussee, de Franse Gendarmerie Nationale, de Spaanse Guardia Civil en de Italiaanse Carabinieri.

[3] Veiligheid in een wereld van verbindingen. Een strategische visie op het defensiebeleid (Den Haag, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2017).

[4] Zie bijvoorbeeld D. Bigo, ‘Internal and External Aspects of Security’, in: European Security 15 (4) (2006) 385-404 en D. Lutterbeck, ‘Between Police and Military. The New Security Agenda and the Rise of Gendarmeries’, in: Cooperation and Conflict 39 (1) (2004) 45-68.

Over de auteur(s)