Narratieven spelen een grote rol in conflicten en militaire operaties, zoals het artikel ‘Whose truth’ duidelijk maakt. Een Militaire Spectator van 1864 stipt dit thema aan in een uitvoerige ‘Schets van den oorlog in de Republiek der Vereenigde Staten van Noord-Amerika’.[1] Met name de Zuidelijke staten grepen gebeurtenissen aan om hun narratief te versterken onder de eigen bevolking, en zo aan te sturen op een breuk met het Noorden, die uiteindelijk zou uitlopen op een vernietigende burgeroorlog: ‘Nu echter de hartstogten eenmaal waren opgewekt, werd als gewoonlijk naar de stem der rede niet meer geluisterd; daarentegen werd van de geringste aanleiding gebruik gemaakt om de breuk te verwijden, en zoover voort te hollen op den eenmaal ingeslagen weg, dat terugkeeren onmogelijk werd’.

Beeldvorming en narratieven speelden vervolgens een rol in de militaire slagkracht van beide partijen. Traditioneel stonden Amerikanen wantrouwig tegenover een professioneel, staand leger. Bij de mobilisatie had het Noorden kunnen voortbouwen op een kleine, vaste kern ‘…maar dit zou geheel in strijd zijn geweest met de democratische denkbeelden van den Amerikaan, die zich bovendien verbeeldt, alles te kennen wat hij wil, en met den soldatenrok tevens al de eigenschappen van een goed soldaat te hebben aangedaan’. Het vrijwilligersleger dat in plaats daarvan werd opgericht ontbeerde kennis, discipline en strategie om effectief ten strijde te trekken. Bovendien was er vrijwel geen sprake van lerend vermogen: ‘Het vrijwilliger-regement heeft nog het groote nadeel, dat het een depot mist, zoodat de verliezen niet worden aangevuld, maar het regement als het ware wegslinkt, zonder dat de opgedane krijgservaring den nieuwen regementen te stade komt.’

Dat ging er in het Zuiden anders aan toe. ‘De geheele maatschappelijke toestand der bevolking werkte mee, om het den president der Zuidelijken mogelijk te maken, een leger op de been te brengen dat veel militaire waarde bezit’. De framing van het conflict in het Zuiden als een existentiële strijd lijkt te hebben bijgedragen aan het militaire vermogen van een op papier inferieure partij. Het Noorden had immers meer mankracht en meer hulpbronnen tot zijn beschikking, maar het Zuiden hield de strijd lang vol.

De vrouwen in de Zuidelijke staten deden overigens ook een duit in het zakje om de kracht en macht van het Zuidelijke narratief te versterken: ‘Ook de vrouwen beijverden zich, om in den strijd tegen het Noorden krachtige hulp te verleenen; zij zetten de mannen aan tot haat jegens de tegenstanders der slavernij en beleedigden de Noordelijke soldaten op het gruwzaamst’. Gesterkt door de door het thuisfront aangewakkerde haat verdedigde de Zuidelijk soldaat zijn zaak. Uiteindelijk bleek dat niet genoeg.


[1]Schets van den oorlog in de Republiek der Vereenigde Staten van Noord-Amerika’, in: Militaire Spectator 33 (1864) (11) 753-778.

Over de auteur(s)