Vriend en vijand onderschrijft: het is tijd om fors te investeren in de krijgsmacht; op Defensie is immers jarenlang te veel bezuinigd. Dit heeft ook maatschappelijke effecten. Waar we de krijgsmacht al die tijd bij voorkeur wegstopten in kazernes in uithoeken van het land en militairen ontmoedigden om in uniform naar hun werk te gaan, mag zij nu weer gewoon gezien worden. Je kunt geen actualiteitenprogramma aanzetten of er levert wel een militair commentaar op de laatste ontwikkelingen in Oekraïne, de nationale veiligheidsraad is na lang dralen eindelijk van start gegaan met deelname van Defensie en na het vorig jaar gecreëerde dienjaar is nu zelfs de activering van de opkomstplicht bespreekbaar geworden. Ook in de taakuitvoering wordt de krijgsmacht steeds zichtbaarder in eigen land. Een goed voorbeeld is de steunverlening aan civiele autoriteiten tijdens de coronapandemie, maar ook het samen met de politie bewaken van de rechtbank tijdens het Marengo-proces past hierbij.

Grotere zichtbaarheid van de krijgsmacht in de samenleving, het publieke debat en de politiek is niet alleen een logisch gevolg van de extra investeringen, maar lijkt ook een doel op zich. Uit onderzoek blijkt immers dat Nederlanders veel minder dan andere Europese volken bereid zijn te vechten voor hun land.[1] We hebben het afgelopen jaar in Oekraïne gezien wat het effect is als een volk daar wel toe bereid is en kijken jaloers naar landen als Zweden en Finland. Daar is de bevolking veel weerbaarder tegen de gevolgen van crises en is men bereid zich in te zetten voor het eigen land, zelfs indien nodig op het slagveld. Men koppelt dit onder andere aan een sterke positie van de krijgsmacht in de samenleving.

In Finland is de dienstplicht nooit afgeschaft, volgt de (publieke en private) elite een National Defence Course georganiseerd door de krijgsmacht en vindt coördinatie op veiligheidsvraagstukken plaats in het Security Committee onder aansturing van Defensie. Zweden is in rap tempo bezig het total defence-model uit de Koude Oorlog in een nieuw jasje opnieuw in te voeren, breidt de dienstplicht jaarlijks uit en heeft op het ministerie van Defensie een minister voor civil defence aangesteld, verantwoordelijk voor civiele verdediging en de voorbereiding op rampen en crises. Het is veelzeggend dat de agentschappen die zich hiermee bezighouden – het Psychological Defence Agency dat zich richt op het vergroten van de weerbaarheid van de Zweedse bevolking en de bestrijding van desinformatie en het Civil Contingencies Agency dat zich bezighoudt met crisisbeheersing – zijn verplaatst van het ministerie van Binnenlandse Zaken naar Defensie.

Sommigen zouden in dit verband spreken van militarisering van de samenleving en dat staat op gespannen voet met het leven in een democratische rechtsstaat. Dat betekent echter niet dat een zekere militarisering niet heel nuttig en zelfs noodzakelijk kan zijn in een samenleving die het vredesdividend te enthousiast geïnd heeft. Hoeveel militarisering is nodig in de Nederlandse samenleving en wanneer wordt het te veel? Hoe ziet een nieuwe balans eruit? De redactie is benieuwd naar uw ideeën.


[1] C. Haerpfer e.a. (red.), World Values Survey. Round Seven – Country-Pooled Datafile (Madrid/Wenen, JD Systems Institute & WVSA Secretariat (2020).

Over de auteur(s)