Sinds mensenheugenis maken militairen gebruik van honden. Dat kan zijn als vecht-, waak- of bewakingshond of als trekhond voor het vervoeren van goederen, als koeriershond voor het verzenden van berichten en uiteraard als speurhond voor het zoeken naar explosieven. De mogelijkheden zijn legio en inzet heeft natuurlijk alles te maken met het feit dat honden vrij gemakkelijk te trainen zijn voor dergelijke doeleinden. Recent is er een nieuwe functie bijgekomen: veteranenhulphond. In navolging van Amerika worden sinds 2012 ook in Nederland honden getraind om veteranen met psychische problemen te helpen.
Het is opvallend dat er in de media vrij veel aandacht is voor de veteranenhulphond, temeer omdat het om een relatief klein aantal gaat. Er zijn momenteel enkele tientallen hulphonden voor (ex-)militairen en dat is, afgezet tegen de hondenpopulatie in Nederland, natuurlijk heel bescheiden. Toch duiken zij en hun baas regelmatig op in televisieprogramma’s en in dagbladen. Die aandacht is ook altijd zeer positief, terwijl honden eigenlijk alleen het nieuws halen om hun agressieve gedrag of de overlast die ze op straat veroorzaken. Vanwaar deze bijzondere belangstelling?
De media-aandacht valt natuurlijk deels te verklaren door de uitstekende wijze waarop generaal buiten dienst Peter van Uhm zijn rol als ambassadeur voor één van de stichtingen voor veteranenhonden invult. Van Uhm had als CDS al opvallend goed contact met de pers en dat komt nu vanzelfsprekend goed van pas. Hij weet als geen ander het moeilijke ‘verhaal’ achter PTSS en de rol van hulphonden voor de kijker en de lezer neer te zetten. Op geen enkel moment wordt de veteraan een zielig geval die medelijden opwekt. Integendeel, mens en hond zijn op een positieve manier bezig om hun weg in de maatschappij te vinden.
Een tweede verklaring is natuurlijk de hoge ‘aaibaarheid’ van de veteranenhonden. Dit zijn veelal labradors en golden retrievers en die hondenrassen roepen andere associaties op dan die van de vecht- of bewakingshond. Het is ook niet voor niets dat deze twee rassen zoveel in reclames voor hondenproducten optreden.
De positieve verhalen in de media zorgen ervoor dat de meeste kijkers en lezers weinig moeite zullen hebben om te doneren voor de militaire hulphond. Toch verdient de financiering van dit project meer aandacht, vooral omdat de training en het levensonderhoud van zo’n hond vrij duur is. Daar komt nog bij dat er eigenlijk geen enkel wetenschappelijk bewijs is dat hulphonden hun veteranen echt helpen. Dit is gewoonweg nooit onderzocht.[1] Dan rijst de vraag wie dit allemaal moet gaan betalen: de veteraan, de donateur of de belastingbetaler? Vandaar dat Defensie onderzoek laat uitvoeren naar de effectiviteit van veteranenhulphonden.
Iedereen weet dat een blindengeleidehond een noodzakelijke hulphond is. Er hoeft dan ook geen wetenschappelijk verantwoord onderzoek te worden gedaan naar de effectiviteit van een dergelijke hond. Maar bij de veterarenhond ligt dit net iets anders, ook omdat de werking voor de buitenstaander veel minder zichtbaar is.
Hoe kan een hond een veteraan met PTSS eigenlijk helpen? Om dat te kunnen begrijpen, mogen we ten eerste niet vergeten dat honden al sinds de oudheid huisdieren zijn en dat de meeste rassen sindsdien juist gefokt zijn op het samenwerken met de mens. Het is dus niet voor niets dat juist labradors en golden retrievers veelal hulphonden worden. Dat zijn bij uitstek jachthonden die er zelf veel plezier in scheppen om ‘iets’ te halen voor de baas. Of dat nu een geschoten konijn, een duif of de krant is, het maakt de hond eigenlijk niet zoveel uit. Dat is meer een kwestie van gewenning en dus van een toegespitste training. Alle jachthondeneigenaren kunnen vertellen over de eerste keer dat hun – vaak nog jonge – pup uit de struiken kwam lopen met een egel, een dood vogeltje of iets dergelijks in zijn bek. Trots wordt dat gebracht en het is de reactie van de baas die er vervolgens voor zorgt dat de hond dat vaker gaat doen.
Ten tweede kan een goed getrainde jachthond zijn voorjager ‘lezen’: minieme bewegingen van de baas zijn al voldoende om te weten wat er gaat komen. Trekt de baas die ene groene jas aan dan wordt het geheid jagen, bij alle andere jassen volgt een gewone wandeling. Kijkt de jager tijdens de jacht stil om zich heen, dan zal de hond rustig blijven liggen. Tuurt hij echter ingespannen in een bepaalde richting, dan weet de hond dat op ieder moment het schot kan vallen en gaat hij alvast zitten.
Tenslotte is niet alleen de aard van het beestje en een goede training van belang. Iedereen die wel eens een jachthond heeft gehad of getraind kan je vertellen dat het moeilijker is om iets van hem gedaan te krijgen als je zelf druk of gestresst of boos bent. Honden in het algemeen en bepaalde soorten in het bijzonder zijn erg gevoelig voor de gemoedsrust van de baas en reageren daarop.
Voor de gemiddelde (jacht)hondeneigenaar zal het onderzoek dat Defensie nu laat uitvoeren niet echt noodzakelijk zijn. Maar de resultaten kunnen natuurlijk wel de onderbouwing vormen voor een meer structurele financiering van hulphonden aan veteranen. De vraag moet natuurlijk beantwoord worden in hoeverre een dergelijke hond medisch noodzakelijk is en dus als zodanig bekostigd moet worden.
Hoewel we dus alle vertrouwen in de uitkomst van het onderzoek hebben, zouden we er desondanks voor willen pleiten om die financiering niet helemaal bij Defensie te leggen. Het is in onze ogen een goede zaak dat een deel van de kosten van elke veterarenhulphond rechtstreeks uit de maatschappij komt in de vorm van donaties. De band tussen maatschappij en krijgsmacht moet worden gekoesterd en niet compleet in regels en wetten worden gevat. Immers, de individuele burger kan via een donatie zijn of haar erkentelijkheid tonen aan de veteranen, die in zijn of haar naam ergens ter wereld uitgezonden zijn geweest en daar psychische gevolgen van ondervinden.
Op deze manier krijgt de veteranenhulphond een dubbele functie. Eerst en vooral natuurlijk de hulphond die een collega van ons helpt met de gevolgen van PTSS. Daarnaast confronteert deze hond alle Nederlanders met de missies die de hedendaagse krijgsmacht in het buitenland uitvoert en die gevaarlijk zijn voor de deelnemende militairen. De gevolgen daarvan worden niet weggestopt achter de muren van de kazerne, het verpleeghuis of het psychiatrisch ziekenhuis. De veteranen keren letterlijk en figuurlijk terug in de maatschappij, sommigen met hond.
[1] Zie: Ellen de Visser, ‘Hond met een missie’ in: de Volkskrant, 20 augustus 2016.