W. Helfferich, hoofdredacteur Onze Luchtmacht

In het artikel ‘Verkenner onderwater. Het belang van de onderzeeboot als nlichtingensensor’ gaat de auteur vooral in op de inlichtingentaak van de Nederlandse onderzeeboot.[1] Defensie moet volgens de auteur investeren in materiaal en nieuwe onderzeeboten, maar ook in personeel en opleidingen, vooral als het gaat om het verzamelen van inlichtingen.

Het is eigenlijk een merkwaardig pleidooi voor een taak die andere middelen vele malen effectiever kunnen uitvoeren. Immers, de reikwijdte van de onderzeeboot is zeer beperkt, zoals het kaartje van Nederland aantoont met daarop de detectieafstanden van de Walrusklasse voor visuele inlichtingen, communicatie, radaronderschepping (EOV) en akoestisch. Vooral op het tegenwoordig zo belangrijke domein ‘visueel’, waarmee beslissingen over leven en dood worden genomen en dat absoluut noodzakelijk is om burgerslachtoffers te voorkomen, is het bereik van de onderzeeboot door de kromming van de aarde en zijn beperkte vaarsnelheid volstrekt onvoldoende. Het staat in geen verhouding tot de hoeveelheid visuele inlichtingen die een genetwerkt modern bemand of onbemand vliegtuig zoals de F-35 of de MQ-9 met hun grote vliegbereik tijdens een enkele missie kan vergaren.

Het artikel lijkt daarom op een pleidooi voor de vooroorlogse verkenner op de fiets in plaats van voorrang te geven aan de al lang bewezen technologische capaciteiten van het luchtwapen. De uiteindelijke investering voor vier nieuwe onderzeeboten zal waarschijnlijk ongeveer op hetzelfde bedrag uitkomen als voor de 37 F-35’s die de luchtmacht mag aanschaffen of een groot aantal flights (vijf toestellen, inclusief grondstations) onbemande vliegtuigen, iets waar nu geen geld voor is. Maar de effectiviteit van die 37 F-35’s is onvergelijkbaar veel groter dan van die vier boten. Immers, van die onderzeeboten zullen er voor inzet slechts één langdurig en twee voor kortere tijd beschikbaar zijn, waarbij het ook nog eens een paar weken duurt voor die boten in het operatiegebied zullen zijn gearriveerd.

De vaarsnelheid is sinds de jaren zestig van de vorige eeuw nauwelijks toegenomen. Een operatiegebied dat zich dan ook nog eens beperkt tot de zee en de kust. Maar de strijd (denk aan Afghanistan en het Midden-Oosten) speelt zich nu juist niet aan de kust, maar ver op het land af, waar in geen velden of wegen zee te zien is. Dus op plaatsen waar de vliegende platforms nu juist wel kunnen komen, binnen een etmaal als het moet. En in veel grotere aantallen – ten minste vier langdurig, acht voor kortere tijd – dan die twee boten. De onderzeeboot heeft een grote maritieme slagkracht en daarin ligt ook zijn forte, maar ook die is voor de strijd op het land niet aan de orde, tenzij er kruisvluchtwapens op worden gestationeerd, maar daar lijkt geen sprake van te zijn. De gevechtskracht van de F-35 en een bewapende MQ-9 daarentegen is direct en overal beschikbaar. Deze systemen kunnen niet alleen inlichtingen verzamelen en radarsignalen detecteren, zij kunnen ook vijandelijke luchtverdedigingssystemen onderdrukken, fungeren als commandocentrale in de lucht en doelen direct aangrijpen.

Qua prijs-kwaliteit is de opbrengst van de F-35 en de MQ-9 dus oneindig veel groter dan van die onderzeeboten.

-----

Judith van de Kuijt, MSc

Het artikel ‘Verkenner onderwater’ is het resultaat van een studie tijdens mijn stage bij DIVI, specifiek gericht op de rol van de onderzeeboot als inlichtingensensor. Het doel van dit onderzoek was geen vergelijkende studie om de onderzeeboot als inlichtingensensor te vergelijken met andere systemen. De krijgsmacht beschikt over een breed spectrum aan inlichtingenmiddelen die complementair aan elkaar zijn. De inzet van deze middelen hangt af van het soort operatie en dit vereist dan ook een heel ander type onderzoek.

-----

KLTZ drs. H. Warnar

Graag wil ik de laatste zijn die het publiceren van meningen wil beperkingen of ontmoedigen, maar tegelijkertijd moeten we waakzaam zijn op de wijze waarop dit gebeurt.

Kritische artikelen en polemiek kunnen bijdragen aan de verdieping van een debat. Met name de rubriek ‘Meningen van anderen’ is daar bij uitstek geschikt voor. Indien zo’n publicatie echter niet meer om het lijf heeft dan dat vliegtuigen sneller kunnen vliegen dan onderzeeboten kunnen varen en daardoor effectiever zouden zijn, dan leidt dit slechts tot onbegrip en daar is de (wetenschappelijke?) Militaire Spectator niet voor bedoeld. Van schrijvers in de Militaire Spectator mogen we toch verwachten dat ze hun publicaties degelijk en zorgvuldig onderbouwen en vermijden oppervlakkige uitspraken te doen die het goed doen aan de bar, maar geen recht doen aan de materie ter zake. Zeker bij vergelijkingen tussen het optreden in de verschillende domeinen land, zee en lucht zijn onze krijgsmacht en de krijgswetenschap gebaat bij begrip en verdieping.

Ik sluit mij aan bij de eerdere observatie van Ko Colijn rond artikelen met een vergelijkbare strekking in NRC Handelsblad van Bolkestein, Fennema, de Bok en Eikelboom, die hij omschrijft als ‘een discussie tussen vier heren die we snel weer kunnen vergeten’.[2]

[1] J.T. van de Kuijt ,‘Verkenner onderwater. Het belang van de onderzeeboot als inlichtingensensor’, Militaire Spectator 185 (2016) (3) 109-122.

[2] K. Colijn, ‘Nederlandse krijgsmacht: kiezen of delen?’, in: Marineblad 126 (2016) nr 1, februari, 17 (http://www.clingendael.nl/publicatie/nederlandse-krijgsmacht-kiezen-delen?lang=nl).

Over de auteur(s)

KTZ drs. H. Warnar

Henk Warnar is universitair hoofddocent maritiem optreden aan de Nederlandse Defensie Academie.