In oorlog staan de meest wezenlijke vraagstukken voor mens en maatschappij op het spel. Oorlog gaat over vrede en veiligheid; over politiek en principes; over recht en rechtvaardigheid; over tools en technologie; en – ultimo – over leven en dood. Kennis van oorlog is daarom van wezenlijk belang: voor de integriteit, voor de soevereiniteit, voor het voortbestaan van de samenleving, en de ideeën en idealen waar zij voor staat. Kennis van waarom oorlog uitbreekt, hoe oorlog kan worden voorkomen, hoe oorlog wordt gevochten, met welke instrumenten, én volgens welke regels, is onontbeerlijk. Niet alleen voor de beoefenaren van oorlog zelf, maar zeker ook voor de beleidsmakers die daarover beslissen en de burgers die hen controleren.

Om deze reden richtte de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) in 2020 het War Studies Research Centre (WSRC) op. Het WSRC onderzoekt oorlog en specifiek de rol van de krijgsmacht binnen een bredere (geo)politieke, sociale, economische, juridische en culturele context. Dit wordt internationaal aangeduid met de term war studies. Het WSRC beoogt niet alleen de kennisbasis op dit terrein te versterken, maar ook het wetenschappelijk inzicht te vergroten en deze kennis en inzichten uit te dragen. Deze focus, zijn omvang en civiel-militair personeelsbestand, en zijn multidisciplinaire benadering maken het WSRC uniek in Nederland.

Het WSRC wil zijn positie als dé Nederlandse onderzoeksinstelling op het gebied van war studies duurzaam verankeren: mars naar de wetenschap voorwaarts. Foto MCD, Sjoerd Hilckmann

Naast het WSRC werden tegelijkertijd de onderzoekscentra Military Technology en Military Management Studies opgericht. Deze centra beantwoorden aan de ambitie van de FMW zich verder te ontwikkelen tot een wetenschappelijk en maatschappelijk vooraanstaand onderzoeksinstituut. De oprichting van deze centra is een logische vervolgstap op de wetenschappelijke accreditatie van de verschillende officiersopleidingen aan de NLDA. De wetenschappelijke kennis die in de onderzoekscentra wordt ontwikkeld voedt de diverse militaire opleidingen, en wordt toegepast op historische en actuele vraagstukken op het gebied van oorlog en vrede.

Dit artikel geeft eerst een beknopte schets van de wetenschappelijke ontwikkeling van de Nederlandse militaire opleidingsinstituten, duidt vervolgens de ontwikkeling van de discipline war studies, zowel internationaal als nationaal, en beschrijft tot slot de missie en beoogde meerwaarde van het WSRC in een tijdperk waarin vraagstukken over oorlog en vrede belangrijker zijn dan ooit.

Van beroepsopleiding tot wetenschappelijk instituut: een vogelvlucht

De oprichting van het WSRC vormt de bezegeling van de groeiende wetenschappelijke oriëntatie van wat aanvankelijk een beroepsgericht militair opleidingsinstituut was. De Nederlandse officiersopleidingen vinden hun oorsprong in de eerste jaren van het Koninkrijk der Nederlanden. In 1828 en 1829 werden de Koninklijke Militaire Academie (KMA) en het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) opgericht om te voldoen aan de behoefte aan een goed geschoold officierskorps.[1] Nederland volgde daarmee een internationale trend die enkele decennia eerder was ingezet om de profession of arms verder te professionaliseren en de ‘denkende officier’ te creëren.[2] Dit was niet zonder reden. De economische, sociale en politieke schaalvergroting in de eeuwen daarvoor hadden immers grote weerslag op de complexiteit van oorlog en de wijze waarop legers werden georganiseerd en aangestuurd. Machtsconcentratie binnen gecentraliseerde staten; toenemende kapitaalaccumulatie, technologische vooruitgang en de eerste industriële revolutie; de opkomst van het nationalisme die levée en masse mogelijk maakte; en continue militaire competitie tussen Europese staten noodzaakten diepergaande specialisatie.[3] Het was daarom ook niet toevallig dat westerse landen in de late achttiende, vroege negentiende eeuw in rap tempo militaire academies oprichtten: West Point (1799), Sandhurst (1802), de Kriegsakademie in Berlijn (1810), en de École Spéciale Militaire de Saint-Cyr (1818). In de tweede helft van de negentiende eeuw kwamen daar ook nog eens zogenaamde staff colleges bij die hogere officieren voorbereidden om de steeds groeiende complexiteit van moderne oorlogvoering te kunnen doorgronden.[4]

Ook in Nederland klonken rond de oprichting van de KMA pleidooien om de officiersopleiding een meer academisch karakter te geven. Een kleine vijftig jaar later, in 1875, richtte de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap zich tot de Tweede Kamer met het verzoek ‘de leer van het krijgswezen’ als universitair vak te introduceren.[5] De decennia die hierop volgden werden gekenmerkt door bestuurlijke en politieke discussie over het karakter van de officiersopleidingen. Oproepen tot de wetenschappelijke hervorming van het militaire opleidingsinstituut werden echter in de kiem gesmoord door tegenstanders van de totstandkoming van een academische officiersopleiding. Zij voerden onder andere aan dat een academische opleiding zou leiden tot ‘overbodige geleerdheid’ en ‘overdreven intellectualisme’ binnen het officierscorps.[6]

Economische, sociale en politieke schaalvergroting hadden grote weerslag op de complexiteit van oorlog en de wijze waarop legers werden georganiseerd en aangestuurd. Foto MCD, Rene Ketting

Pas in de jaren zestig van de vorige eeuw werden er verdere stappen gezet richting wetenschappelijke hervorming. Vanaf 1961 werden de eerste academische uiterlijkheden zichtbaar: lessen werden colleges genoemd; oraties, afscheidscolleges en toga’s deden hun intrede; en in 1964 reikte prins Bernhard de bul uit aan de eerste lichting wetenschappelijk gevormde officieren. Toch zou het nog bijna een halve eeuw duren tot de officiersopleiding bij wet werd erkend als hoger onderwijs. Twee ontwikkelingen droegen hieraan bij. De eerste was de totstandkoming van nauwere samenwerking met de civiele universitaire wereld in de jaren negentig. De tweede ontwikkeling was de bestuurlijke fusie tussen de KMA, het KIM en het Instituut Defensieleergangen (IDL) door de oprichting van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) in 2005. Het wetenschappelijke onderwijs van de KMA en het KIM is sindsdien ondergebracht in de Faculteit Militaire Wetenschappen van de NLDA.[7] Op 19 december 2011 werd de FMW na parlementaire goedkeuring erkend als een wetenschappelijke instelling. De drie officiersopleidingen werden wetenschappelijk geaccrediteerde bachelorsopleidingen,[8] en inmiddels zijn vier door de FMW gegeven gespecialiseerde masterprogramma’s geaccrediteerd.[9] De oprichting van de onderzoekscentra in 2020 vormt een laatste belangrijke stap in de wetenschappelijke ontwikkeling van de NLDA.

Het kennisdomein war studies

Hoewel filosofen, theologen, politiek leiders en militairen zich al eeuwenlang met de studie van oorlog en vrede bezighouden, is de geïnstitutionaliseerde, systematische en academische bestudering van oorlog van recentere datum. De bestudering van oorlog wordt internationaal aangeduid met de term war studies.[10] Traditioneel draaien war studies om vraagstukken over de inzet van het militaire instrument om politieke doeleinden te behalen. De op deze leest geschoeide war studies bracht een canon van denkers voort, waaronder Carl von Clausewitz wel tot een van de bekendste kan worden gerekend.[11]

In de jaren zestig van de twintigste eeuw ontwikkelde het domein war studies zich voortvarend aan universiteiten en militaire academies, aanvankelijk vooral in de Engelstalige wereld, en later ook in andere Europese landen. De ontwikkeling van het vak in de Angelsaksische wereld was nauw verbonden met de Koude Oorlog en de nucleaire dreiging. Michael Howard, een Britse militair historicus, leverde een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van war studies en de verankering ervan binnen de academische wereld. In 1963 richtte hij het Department of War Studies op aan King’s College London, waarmee de verdere institutionalisering van de studie van oorlog en oorlogvoering een belangrijke impuls kreeg.[12] Onder leiding van Howards leerling, Lawrence Freedman, groeide deze afdeling uit tot een prominent onderzoeks- en onderwijscentrum op dit gebied.

Een belangrijk discipline binnen war studies zijn de strategische studies. Hier draait het om de wijze waarop actoren hun politieke doeleinden kunnen bereiken, in de regel door het gebruik van, of de dreiging met geweld, op basis van de beste combinatie van middelen en werkwijzen.[13] Het wordt daarmee ook wel gezien als ‘the general’s art’ en ‘the art of command’.[14] Strategische studies gaat, in de woorden van Lawrence Freedman, over ‘maintaining a balance between ends, ways, and means; about identifying objectives; and about the resources and methods available for meeting such objectives’.[15]

Waar in strategische studies het accent vooral ligt op het hoe van oorlog, richten veiligheidsstudies en conflictstudies zich op het waarom en zoeken zij naar patronen in de oorzaken van gewapend conflict.[16] Hierbij valt te denken aan religieuze spanningen, de verdeling van natuurlijke hulpbronnen en demografische onbalansen.

Veiligheidswetenschappers en strategen verhielden en verhouden zich niet altijd even gemakkelijk met en tot elkaar. Sterker nog, ze spreken niet alleen andere talen, maar interageren zelden, en bekijken elkaar vaak met argusogen. Adam Elkus merkt in dit verband op dat veiligheidsonderzoekers zichzelf beschouwen als de brandweerlieden die gericht zijn op brandpreventie, terwijl ze de strategen beschouwen als pyromanen die geïnteresseerd zijn in brandstichting. Strategen aan de andere kant zien zichzelf als dokters, die inzicht willen hebben in de werking van de ziekte, mocht die onverhoopt toch uitbreken.[17]

Ook in Europa zijn war studies tot grotere wasdom gekomen en bestaat er een bloeiend onderzoeksveld. Foto MCD, Jan Dijkstra

Deze tweespalt wordt maar langzaam overwonnen nu de disciplinaire focus van war studies zich verbreed heeft in de loop van de twintigste eeuw en met name sinds de laatste eeuwwisseling. Tegenwoordig krijgen zowel het hoe als het waarom aandacht. Het fenomeen oorlog wordt zo bestudeerd vanuit een breed scala aan benaderingen en disciplines. Het domein richt zich ook op intra-statelijke conflicten en er lag, mede naar aanleiding van 9/11, de laatste decennia veel nadruk op terrorisme, contra-terrorisme en counter-insurgency, en de rol van religie en technologie in oorlog en oorlogvoering. Vandaag de dag omvat war studies vrijwel alle verschijningsvormen van oorlog en oorlogvoering: van interstatelijk tot intra-statelijk conflict en van conventionele tot onconventionele oorlog en hybride oorlogvoering.[18] Het vak bestudeert niet alleen de oorzaken van oorlog en manieren van oorlogvoering, maar geeft ook aandacht aan de pijlers van vrede en manieren om conflicten te voorkomen en op te lossen. In dit verband bestudeert het de normatieve, regelgevende, institutionele en internationaal rechterlijke kaders die gelden bij gewapende conflicten, en geeft daarbij ook aandacht aan de internationale veiligheidsarchitectuur en instituties zoals de VN, de NAVO, de EU en de OVSE. Ook beschouwt het de rol van nieuwe methoden, technologieën en actoren om zo het steeds veranderende en dynamische karakter van oorlog en oorlogvoering te begrijpen. Binnen het domein van war studies zijn daarom onderzoekers vanuit verschillende disciplinaire benaderingen actief: van militaire geschiedenis, sociologie, en antropologie, tot aan conflictstudies, internationale betrekkingen, militair recht, inlichtingen, en strategische studies.

Ook in Europa zijn war studies tot grotere wasdom gekomen en bestaat er een bloeiend onderzoeksveld. Naast het Department for War Studies aan King’s College, bestaan er onderzoeksinstituten zoals de Universiteit van Uppsala met het Uppsala Conflict Data Programma, het Center for War Studies aan de Universiteit van Southern Denmark, en het Oxford Changing Character of War Centre.[19] Het onderzoeksveld kent tal van academische bladen waarin vruchtbare wetenschappelijke discussie plaatsvindt die niet langer exclusief gedomineerd wordt door Amerikanen, al blijven zij ontegenzeggelijk een grote invloed uitoefenen op het Europese discours.

De studie van oorlog en vrede in Nederland

In Nederland is de universitaire studie van oorlog en vrede begonnen met het Groningse Instituut voor de Polemologie, dat werd opgezet door de vermaarde jurist Bert Röling (die lid was van het Internationale Militaire Tribunaal in Tokio) en dat heeft gefunctioneerd van 1962 tot de opheffing in 1993. Het instituut en zijn medewerkers waren nauw verbonden met de Nederlandse vredesbeweging. Röling definieerde polemologie als de wetenschap van oorlog én vrede. In 1965 werd het Studiecentrum voor Vredesvraagstukken opgericht aan de Radbouduniversiteit, dat later opging in het Centrum voor Internationale Conflictanalyse en Management (CICAM). Aan de Universiteit van Utrecht werd in 1999 het Centrum voor Conflictstudies opgericht dat zich een vooraanstaande plaats wist te verwerven op dit gebied in Nederland door de master Conflict Studies and Human Rights en het verrichte onderzoek.

Gaandeweg hebben ook andere Nederlandse universiteiten zich toegelegd op onderwijs en onderzoek op het gebied van veiligheidswetenschappen. Voorbeelden hiervan zijn de Universiteit van Amsterdam (onder andere master Militaire Geschiedenis en specialisatietraject Militair Recht), Vrije Universiteit (master International Peace and Security), Rijksuniversiteit Groningen (International Security als onderdeel van de master International Relations) en Universiteit Leiden (onder andere bachelor Security Studies en master Crisis and Security Management). Maar zeker in vergelijking met andere landen wordt in Nederland meer aandacht besteed aan de bestudering van oorzaken van gewapende conflicten vanuit een kritische veiligheidsstudies invalshoek, en minder aan strategische studies. Het leidde Isabelle Duyvesteyn in haar oratie tot overpeinzingen over het heersende strategische analfabetisme in Nederland.[20] Hoewel deze observatie in militaire kring niet in haar absoluutheid werd onderschreven, kan gesteld worden dat de master Military Strategic Studies die aan de NLDA wordt aangeboden en wordt gevoed vanuit het WSRC hieraan in ieder geval het hoofd tracht te bieden. Naast het WSRC wordt het fenomeen oorlog vanuit verschillende perspectieven en aandachtsgebieden bestudeerd aan onderzoeksinstituten als het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) en het Nederlands Instituut voor Militaire Geschiedenis (NIMH), waar oorlog veelal vanuit historisch perspectief wordt bestudeerd, en de denktanks Clingendael en het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS) waar de focus meer ligt op de ontwikkeling van huidig en toekomstig buitenland-, veiligheid-, en defensiebeleid.

Het WSRC kan goed inspelen op de behoefte van het ministerie van Defensie en problemen die zich in de militaire praktijk voordoen. Foto MCD, Jan Dijkstra

De missie en meerwaarde van het WSRC

Zoals in de introductie al genoemd is de missie van het WSRC drieledig: (1) het versterken van de kennisbasis op het gebied van war studies, (2) het doen van hoogstaand wetenschappelijk onderzoek en (3) het uitdragen en valoriseren van deze kennis en inzichten. De onderlinge samenhang tussen deze drie pijlers is van groot belang en het WSRC koppelt daarom langlopende kennisopbouw aan valorisatie. De wetenschappelijke en conceptuele kennis die aanwezig is binnen het WSRC vormt hierbij het fundament. Deze kennis wordt voortdurend geactualiseerd en, waar nodig, aangevuld. Valorisatie van deze kennis vindt vervolgens op verschillende manieren plaats. Hierbij valt te denken aan de organisatie van masterclasses,[21] lezingen, seminars en symposia,[22] vraaggestuurd onderzoek en advies,[23] optredens in de media,[24] en door lid te zijn van evaluatiecommissies en stuurgroepen.[25] Daarnaast is de kennisbasis en het wetenschappelijk onderzoek een onmisbare voorwaarde voor het aanbieden van wetenschappelijke bachelor- en masterstudies. Deze kennis en de wetenschappelijke inzichten zijn daarom ook nauw verweven met nagenoeg alle officiersopleidingen die binnen defensie worden gegeven – van de initiële officiersopleiding tot de leergangen van het militaire topmanagement. Dit leidt er op zijn beurt weer toe dat het onderzoek actueel en relevant blijft.

Binnen het landschap van oorlogs- en vredesstudies, zoals hierboven geschetst, neemt het WSRC een unieke plaats in. Daarvoor zijn verschillende redenen aan te wijzen. In de eerste plaats betreft dit de organisatie en institutionele inbedding van het centrum. Aan het WSRC zijn ruim zeventig onderzoekers verbonden, zowel parttime als fulltime. In de meeste gevallen besteden zij slechts een deel van hun tijd aan onderzoek[26], maar het WSRC kan daarmee meedoen met de grotere war studies-centra in West-Europa. Het WSRC heeft de beschikking over de staf van de capaciteitsgroep Krijgswetenschappen van de FMW bestaande uit 8 hoogleraren, 11 universitair hoofddocenten, 20 universitair docenten, 30 promovendi en 4 research fellows. Deze staf bestaat uit zowel civiel als militair personeel. Het WSRC wordt geleid door een onderzoeksdirecteur en een uitvoerend bestuur gesteund door een eigen secretaris, en kan daarnaast ook een beroep doen op de ondersteunende onderzoeksafdeling van de faculteit.

Een tweede reden is de nauwe verbinding met het ministerie van Defensie en de krijgsmacht. Door de unieke inbedding binnen Defensie heeft het WSRC zowel toegang tot de werkvloer als tot hogere niveaus van besluitvorming en internationale organisaties, zoals de NAVO. Het WSRC kan op deze wijze goed inspelen op de behoefte van het ministerie en problemen die zich in de militaire praktijk voordoen. Zo kan het WSRC-onderzoek het overheidsbeleid ondersteunen, bijdragen aan de ontwikkeling van defensiebeleid, militaire strategie en doctrinevorming, en relevant zijn voor militaire operaties en vredesmissies. Zo heeft WSRC-onderzoeker Mirjam Grandia een kritische studie uitgebracht over de besluitvorming in het kader de Uruzganmissie, hebben Ivor Wiltenburg en Lysanne Leeuwenburg een militair-operationele analyse gemaakt van de gebeurtenissen bij Chora in 2007 en hebben Bas Rietjens en Erik de Waard de Nederlandse inlichtingenbijdrage aan de Verenigde Naties (VN)-missie in Mali geëvalueerd. De resultaten uit dit soort onderzoeken bieden analytische hulpmiddelen voor besluitvormers en officieren op zowel strategisch, operationeel als tactisch niveau en kunnen leiden tot kritische reflectie, heroverwegingen en beleidsaanpassingen. De nauwe band met Defensie vergemakkelijkt de benutting van het onderzoek door de diverse stakeholders en zorgt er tevens voor dat niet alleen meer abstracte kwesties op hoog strategisch niveau worden bestudeerd, maar ook zaken die spelen op tactisch en operationeel niveau.

Tegelijkertijd kan deze nauwe band met Defensie ook vragen oproepen over de onafhankelijkheid van het WSRC. De FMW heeft echter verschillende checks & balances ingebouwd om haar academische onafhankelijkheid te borgen. Zo zijn alle onderzoekers gebonden aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit.[27] Deze code beschrijft zowel ethische als kwaliteitsstandaarden voor wetenschappelijk onderzoek. De FMW, en daarmee het WSRC, heeft daarnaast een wetenschappelijke adviesraad bestaande uit ervaren externe hoogleraren die gevraagd en ongevraagd adviseren over het onderzoek dat uitgevoerd wordt op de FMW. Een derde maatregel om de onafhankelijkheid te borgen is de oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek en Onderwijs NLDA (SWOON). Hierdoor is de FMW juridisch en hiërarchisch losgekoppeld van het ministerie van Defensie. Tot slot dragen de dubbelbenoemingen van verschillende hoogleraren alsook de periodieke externe evaluatie van het onderzoek bij aan het borgen van de onafhankelijkheid.

Een derde aspect van het WSRC is zijn multidisciplinaire karakter. Het WSRC omvat verschillende disciplines. Dit zijn Internationale Veiligheidsstudies, Militaire Operationele Wetenschappen, Militaire Geschiedenis en Strategie, Militair Recht, Inlichtingen & Veiligheid, Cyber Security & Cyber Operaties, en Militaire Politie Operaties. Deze disciplines richten zich in de eerste plaats natuurlijk op hun eigen vakgebied. Maar, zoals dit artikel eerder heeft betoogd, leiden de vele veranderingen op onder andere politiek, sociaal-economisch en technologisch vlak ertoe dat een monodisciplinaire benadering niet langer voldoet. Veel van de hedendaagse vraagstukken op het gebied van war studies zijn discipline-overstijgend en vragen dus om multi- of trans-disciplinaire studies. Het WSRC richt zich daarom ook meer en meer op multidisciplinair onderzoek. Een mooi voorbeeld hiervan is de bundel over deterrence (afschrikking) die is samengesteld door Frans Osinga en Tim Sweijs.[28] Deze publicatie belicht het concept deterrence vanuit verschillende perspectieven, waaronder strategisch, cyber en juridisch. Met dit soort onderzoeksinitiatieven probeert het WSRC de traditionele verkokering (denk nog even aan het debat tussen strategische en veiligheidsstudies) tegen te gaan.

Veel van de hedendaagse vraagstukken op het gebied van war studies zijn discipline-overstijgend en vragen dus om multi- of trans-disciplinaire studies. Foto MCD, Jasper Verolme

Tot slot is het WSRC verankerd in het nationale en internationale militair-wetenschappelijke landschap. Het WSRC heeft verschillende samenwerkingsverbanden met andere universiteiten en onderzoekscentra, zoals de Universiteit van Oxford, de Universiteit Leiden, de Universiteit van Amsterdam, het HCSS en TNO. Zo hebben verschillende onderzoekers van het WSRC bijzondere leerstoelen aan diverse Nederlandse universiteiten, onder andere in Leiden en Amsterdam.

De mars naar de wetenschap voorwaarts

Een goed begrip van oorlog in al haar facetten is van levensbelang. In een tijdsgewricht waarin het karakter van oorlog rap verandert, is de behoefte aan kennis over dit veelkoppig monster groter dan ooit. Technologieën, strategieën, instrumenten en actoren: ze vereisen wetenschappelijke bestudering gestoeld op expertise. Reeds nu kan de staf van het WSRC bogen op een groot aantal wetenschappelijke boeken en artikelen, conferentiepapers, lezingen, afgeronde en lopende promotieonderzoeken en valorisatieactiviteiten, van puur wetenschappelijk tot toegepast militair.[29] De komende jaren hoopt het WSRC zijn positie als dé Nederlandse onderzoeksinstelling op het gebied van war studies duurzaam te verankeren. Dat vormt een belangrijke tussenstap in de verdere ontwikkeling van de Nederlandse Defensie Academie naar een wetenschappelijk en maatschappelijk vooraanstaand kennisinstituut. Mars naar de wetenschap voorwaarts![30]

 

[1] Wim Klinkert, Mars naar de Wetenschap. Het Streven naar de Wetenschappelijk Opgeleide Officier, 1890-2011 (Breda, NLDA, 2012) 5.

[2] MacGregor Knox en Williamson Murray, The Dynamics of Military Revolution, 1300-2050 (Cambridge, Cambridge University Press, 2001) 70. Voor Pruisen vormde de vernietigende nederlaag tegen Napoleon bij de slag van Jena in 1806 de directe aanleiding.

[3] Norbert Elias, Het Civilisatieproces: Sociogenetische en Psychogenetische Onderzoekingen (Amsterdam, Boom, 2011); William H. McNeill, The Pursuit of Power: Technology, Armed Force, and Society since A.D. 1000 (Chicago, The University of Chicago Press, 1984); Samuel P. Huntington, The Soldier and The State: The Theory and Politics of Civil Military Relations (Cambridge, Harvard University Press, 1981).

[4] In het Verenigd Koninkrijk in 1857; in de Verenigde Staten in 1881; en in Frankrijk in 1872. Mick Ryan, ‘From Prussia With Love, The Origins of the Modern Profession of Arms’, 11 oktober 2020. Zie: https://mwi.usma.edu/from-prussia-with-love-the-origins-of-the-modern-profession-of-arms. Zie ook John Winthrop Hackett, The Profession of Arms, The 1962 Lees Knowles lectures (Trinity College, Cambridge, 1966). Zie: https://history.army.mil/html/books/070/70-18/cmhPub_70-18.pdf.

[5] Klinkert, Mars naar de Wetenschap, 50.

[6] Ibidem, 9.

[7] Ibidem, 44.

[8] De bacheloropleidingen van de FMW zijn Krijgswetenschappen (KW), Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW) en Militaire Systemen & Technologie (MS&T).

[9] De vier geaccrediteerde masteropleidingen die de FMW aanbiedt zijn Master Military Strategic Studies (MSS), Military Technology, Processes & Systems (MTPS), European Joint Master’s in Strategic Border Management (EJMSBM) en Compliance and Integrity in International Military Trade (CIIMT).

[10] Er is in het Nederlandse geen goed synoniem voor het begrip war studies. De term krijgswetenschappen wordt ook wel gebruikt, maar dit begrip is nauwer gedefinieerd en richt zich met name op de krijgsmacht.

[11] Peter Paret (red.), Makers of Modern Strategy from Machiavelli to the Nuclear Age (Princeton, Princeton University Press, 1986).

[12] Beatrice Heuser, ‘Introduction: Captain Professor Sir: Some Lessons from Michael Howard’, in: Texas National Security Review, Roundtable: Remembering Sir Michael Howard (1922–2019), 24 februari 2020. Zie: https://tnsr.org/roundtable/roundtable-remembering-sir-michael-howard-1922-2019/. Zie ook: https://www.foreignaffairs.com/articles/2020-01-01/remembering-michael-howard.  

[13] Heuser, ‘Introduction: Captain Professor Sir: Some Lessons from Michael Howard’, 72. Of zoals Colin Gray, een andere Britse strateeg, schreef om: ‘the direction and use made of force and the threat of force for the purposes of policy as decided by politics’. Zie Colin S. Gray, The Strategy Bridge: Theory for Practice (Oxford, Oxford University Press, 2011) 18.

[14] Lawrence Freedman, Strategy: A History (New York, Oxford University Press, 2013) 72

[15] Freedman, Strategy: A History, xi.

[16] Georg Frerks, ‘Internationale veiligheidsstudies: een zaak van oorlog en vrede. De hedendaagse urgentie van veiligheidsstudies’. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt Hoogleraar Internationale Veiligheidsstudies aan de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie, 8 februari 2018.

[17] Adam Elkus, ‘Professor, Tear Down This Wall: Is the Divide Between Security Studies and Strategic Studies Permanent?’, 18 april 2016. Zie: https://warontherocks.com/2016/04/professor-tear-down-this-wall-is-the-divide-between-security-studies-and-strategic-studies-permanent/.

[18] Frans Osinga, ‘Oorlog en het Schild van Athena, De Waarde van Krijgswetenschappen’. Oratie uitgesproken door professor Frans Osinga bij aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar War Studies aan de Universiteit Leiden, 11 oktober, 2019.

[19] De NLDA en het Changing Character of War Centre van Oxford hebben een convenant afgesloten waardoor er een structureel samenwerkingsverband bestaat tussen FMW-wetenschappers en academici uit Oxford. Naast gezamenlijke conferenties en uitwisseling van staf heeft dit ook geleid tot de publicatie van de internationale bundel The Conduct of War in the 21the Century: Kinetic, Connected and Synthetic (R. Johnson, M. Kitzen en T. Sweijs, 2021).

[20] Isabelle Duyvesteyn, ‘Strategisch Analfabetisme: De Kunst van Strategisch Denken in Moderne Militaire Operaties’. Oratie uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar op het gebied van Strategische Studies aan de Universiteit Leiden vanwege de Stichting voor Strategische Studies, 10 juni 2013. Zie: https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/handle/1887/20943.

[21] Voorbeelden hiervan zijn de Masterclass Data Science en Cyber en de Masterclass Militaire Diplomatie.

[22] Zo organiseert het WSRC in samenwerking met Oxford University in 2022 een internationale conferentie over de Future of War.

[23] Een onderzoeksteam van het WSRC onder leiding van prof. Georg Frerks en dr. Trineke Palm heeft recentelijk onderzoek gedaan naar statelijke dreigingen voor het WODC ten behoeve van de NCTV. Zie: https://repository.wodc.nl/bitstream/handle/20.500.12832/3111/3148-state-of-the-art-onderzoek-statelijke-dreigingen-volledige-tekst.pdf?sequence=1&isAllowed=y.

[24] Een goed voorbeeld hiervan zijn de veelvuldige mediaoptredens van onder andere commodore prof.dr. Frans Osinga en kolonel dr. Han Bouwmeester waarin zij het conflict in Oekraïne duiden.

[25] Zo dragen prof. Martijn Kitzen en prof. Bas Rietjens bij aan de IOB-evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Mali.

[26] Uitgezonderd de promovendi, besteden de meeste stafleden van de FMW gemiddeld 30 procent van hun beschikbare tijd aan wetenschappelijk onderzoek en de bijbehorende valorisatie. Het grootste deel wordt besteed aan (wetenschappelijk) onderwijs in de verschillende opleidingen die de FMW verzorgt of waar zij aan bijdraagt.

[27] De Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit is beschikbaar op: https://doi.org/10.17026/dans-2cj-nvwu.

[28] Frans Osinga en Tim Sweijs (red.), Deterrence in the 21st Century – Insights from Theory and Practice (Den Haag, Asser Press, 2021).

[29] Zoals blijkt uit het WSRC Kennis en Onderzoeksverslag 2020. Zie: Faculteit Militaire Wetenschappen in Perspectief: Onderwijs- en Onderzoeksverslag 2021 (Breda, NLDA, 2021).

[30] Klinkert, Mars naar de wetenschap, 92.

Over de auteur(s)

Dr. M.W.M. Kitzen

Martijn Kitzen is als universitair docent verbonden aan de kennissectie Militair Operationele Wetenschappen van de NLDA en de Universiteit van Amsterdam.

Dr. T. Sweijs

Tim Sweijs is Director of Research at the The Hague Centre for Strategic Studies.

Prof. dr. ir. S.J.H. Rietjens

Bas Rietjens is hoogleraar Inlichtingen en Veiligheid aan de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie.