De huidige crisis rond Oekraïne gaat gepaard met omvangrijke vlootbewegingen. Dit artikel wil het begrip hiervan vergroten door een analyse van een op maritiem gebied vergelijkbaar conflict: de vlootbewegingen door de grootmachten VS en Sovjet-Unie tijdens de Jom Kippoer-oorlog in 1973.
Rusland had op 8 februari jongstleden in de Middellandse Zee een vloot verzameld van drie amfibische schepen van de Ropoetsja-klasse uit de Oostzee, drie vergelijkbare schepen uit de Noordelijke Vloot, een kruisergroep van vijf schepen onder leiding van de kruiser Maarschalk Oestinov (Slava-klasse) die eerder ten zuidwesten van Ierland had geoefend, en een groep onder leiding van de kruiser Varjag (Slava-klasse) afkomstig uit de Pacifische Vloot.[1] Volgens een Russisch persbericht van 21 januari wil Moskou in februari een oefening houden in de Middellandse Zee waaraan zo’n 140 schepen (‘warships and support vessels’) en 60 vliegtuigen zullen deelnemen.[2] De Amerikaanse Carrier Strike Group onder leiding van de USS Harry Truman heeft op 3 februari met onder andere de permanent parate Standing Naval Maritime Group 1 van de NAVO in dezelfde zee de oefening Neptune Strike ’22 voltooid en oefende daarna ook met Franse en Italiaanse carriergroepen.[3] Daarnaast zijn meerdere maritieme eenheden actief in dit gebied, bijvoorbeeld met een Focused Operation in het kader van de NAVO-operatie Sea Guardian.[4] Dit is een opmerkelijk groot aantal schepen voor een conflict dat toch vooral plaatsvindt op het land, in dit geval Oekraïne.
De Jom Kippoer-oorlog was ook vooral een landoorlog. De Arabische staten, gesteund door de Sovjet-Unie, voerden een verrassingsaanval uit op Israël met als doel de gebieden die Israël tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 had veroverd, zoals de Sinaï en de Golan, te heroveren. Israël werd gesteund door de Verenigde Staten. De VS en de Sovjet-Unie stonden voor een dilemma. Het jaar ervoor, in 1972, waren zij een Agreement on Basic Principles of Relations overeengekomen met als doel een nucleaire oorlog te voorkomen en geen van beide wilde deze beginnende detente doorbreken.[5] Anderzijds moesten beide landen hun cliëntstaten steunen, niet in de laatste plaats omdat hun prestige als grootmacht op het spel stond. Beide landen verplaatsten schepen naar vooral het oostelijke deel van de Middellandse Zee, op een schaal die niet meer was voorgekomen sinds de Tweede Wereldoorlog.[6]
De USS Harry Truman in de Middellandse Zee. Door de spanningen tussen Oekraïne en Rusland bevindt zich een opmerkelijk groot aantal schepen in die regio. Foto U.S. Navy, Bela Chambers
De positie van Moskou in het conflict van 1973 verschilt van nu, omdat de directe betrokkenheid nu veel groter is en de verklaarde volksrepublieken in de Donbas slechts tot op zekere hoogte als echte cliëntstaten zijn op te vatten. De positie van de VS en de NAVO is echter goed vergelijkbaar. Zij steunen Oekraïne, maar zijn of lijken niet bereid een oorlog op Oekraïens grondgebied aan te gaan met Rusland. Zowel Rusland als de VS wil onderling geen grootschalig militair conflict uitvechten, maar heeft wel grote belangen bij verschuivingen in Oekraïne. Zowel toen als nu vonden de manoeuvres op zee plaats tijdens frequent diplomatiek overleg.
De Russische kruiser Varjag tijdens een oefening in januari in het westen van de Arabische Zee. Op 3 februari passeerde het schip het Suezkanaal om de Russische vloot in de Middellandse Zee te versterken. Foto ANP/TASS
Dit artikel beschrijft eerst de casus aan de hand van de reeds lang bestaande en bijna vergeten literatuur, om vervolgens in een schema duidelijk te maken hoe de vlootbewegingen zich verhielden tot de strijd op het land en hoe deze pasten in de methoden van escaleren en de-escaleren. Ten slotte wordt een nieuwe conclusie getrokken over de beperkingen die denial-wapens hebben in een dergelijk conflict. Dit inzicht is relevant in de huidige context, waarin Anti-Access/Area-Denial (A2/AD)-wapens eveneens een grote rol spelen.
De casus: vlootbewegingen tijdens de Jom Kippoer-oorlog
In 1973 voerden de grootmachten zelf geen gevechtshandelingen uit in het oorlogsgebied.[7] Hun manoeuvres dienden twee doelen: materieellogistieke ondersteuning van de cliëntstaten en naval diplomacy, die tijdens de crisis overging in dwang ofwel coercion. De coercion tussen de grootmachten onderling had als doel elkaar zo te beïnvloeden dat dit zou doorwerken naar de cliëntstaten en hun opstelling. Dit artikel beschrijft hoe de grootmachten reageerden op elkaars stappen, hoe dit werd beïnvloed door het verloop van de strijd tussen de cliëntstaten en hoe dit een weerspiegeling was van de onderhandelingen. Deze escalerende stappen bereikten op 25 oktober 1973 een hoogtepunt. Snel daarna werd een onderhandelingsakkoord bereikt en de-escaleerden beide partijen.
Figuur 1 Vlootsamenstelling tijdens het einde van de crisis in 1973[8]
Voorafgaand aan de uitbraak van de Jom Kippoer-oorlog op 6 oktober 1973 vonden vanaf 1970 regelmatig wederzijdse aanvallen plaats tussen Israël en de Arabische staten. De VS positioneerde, min of meer permanent, een grote vloot (Zesde Vloot met doorgaans twee carriers en 40 tot 45 schepen) in de Middellandse Zee met als doel de Sovjet-Unie af te schrikken van activiteiten in de regio. In 1972 leek dit te werken. De nieuwe Egyptische president Anwar Sadat zocht toenadering tot de VS en stuurde Russische adviseurs het land uit. Bij het uitbreken van de oorlog in 1973 bleek echter dat Sadat dubbelspel had gespeeld en werd zowel Israël als de VS verrast met een aanval.[9] Een verrassing die herinneringen oproept aan de annexatie van de Krim in 2014. De Russische marine was voorafgaand aan de oorlog vooral bezig met naval diplomacy. De Sovjet-Unie vertrok weliswaar uit Egypte, maar bleef steun verlenen aan andere landen. Admiraal Sergej Gorsjkov bezocht begin april 1973 met een groep schepen Irak om de mogelijkheden te onderzoeken het conflict met Koeweit bij te leggen en zo meer eenheid in de Arabische wereld te verkrijgen en de strategic alliance met het Kremlin te versterken.
De Amerikaanse inschatting was dat het bezoek geen groot succes was en dat Bagdad een koers ging volgen die wat meer onafhankelijk was van Moskou. Dit werd onder andere duidelijk doordat er slechts twee ministers aanwezig waren bij de receptie voor de admiraal. Ook de Iraakse aankoop van Amerikaanse Boeing-vliegtuigen was hiervoor een indicatie.[10] In dezelfde maand transporteerden Sovjet-amfibische en escorteschepen Marokkaanse troepen naar Syrië, omdat men vreesde dat Israël een onbeschermd zeetransport zou onderscheppen.[11] De dag voor het uitbreken van de oorlog vertrok het laatste Sovjetschip uit Port Said. De sterkte van de Rode Vloot op dat moment week niet af van het normale patroon, maar het aantal onderzeeboten was inmiddels heimelijk verdubbeld met versterkingen van de Noordelijke Vloot. Dit waren verplaatsingen die toch enkele weken in beslag namen, waaruit is af te leiden dat er tussen de Arabische landen en Moskou een afgestemd plan moet zijn geweest.[12]
De genoemde taken transport en diplomacy werden na het uitbreken van de oorlog voortgezet, maar dan als intensievere coercion in een gewijzigde context van gewapend conflict. Het zeedomein is enerzijds een medium waarin troepen (interventie met een landing) en logistiek stromen en anderzijds is het een omgeving waarin de grootmachten elkaar onvermijdelijk ontmoeten, zonder overigens zelf in het conflictgebied aanwezig te zijn. Vlootbewegingen zijn daarom bij uitstek een middel waarmee deze grootmachten hun intenties en het belang dat ze hechten aan een bepaalde zaak kenbaar kunnen maken. De mobiliteit en zichtbaarheid van de (scheeps)bewegingen komen hierbij goed tot hun recht.
Tijdens de oorlog van 1973 veranderde de diplomatieke opstelling van beide grootmachten. Direct na het uitbreken van de strijd op 6 oktober drong de VS aan op een staakt-het-vuren en vertraagde Moskou het onderhandelingsproces. Na twee weken draaide dit om. Een opstelling die zich goed laat begrijpen als een afspiegeling van het krijgsverloop op het land, waarbij de grootmachten toestonden dat hun cliënt zoveel terreinwinst als mogelijk kon behalen. In het begin boekten Egypte en Syrië succes, maar op 10 oktober verdreef Israël de Syrische strijdmacht van de Golanhoogte. Diezelfde dag leed Israël een nederlaag in de Sinaï, maar op 17 oktober staken Israëlische troepen het Suezkanaal weer over.
De Amerikaanse carrier USS Independence vaart in december 1973, kort na de Jom Kippoer-oorlog, in de oostelijke Middellandse Zee. Foto U.S. Navy
De VS reageerde op 6 oktober direct door de carrier USS Independence vanuit Athene naar zee te laten vertrekken en te positioneren ten zuiden van Kreta, waar deze op 8 oktober aankwam. In de eerste weken reageerde de Sovjet-Unie escalerend door een kruiser en een destroyer uit de Zwarte Zee te verplaatsen naar de Middellandse Zee, een groot deel van de Rode Vloot nam een schaduwende positie in rondom de Independence en Russische onderzeeboten hielden zich vooral op nabij de chokepoints Gibraltar en de Straat van Sicilië, om zo de toegang tot de (oostelijke) Middellande Zee te kunnen controleren. Op 10 oktober zette Moskou een luchtbrug op naar de Arabische staten (vooral Egypte). De VS reageerde door op 10 oktober de carrier USS Franklin. D. Roosevelt vanuit Barcelona naar zee te sturen om zich westelijk van Sicilië te positioneren. De Franklin. D. Roosevelt werd opgewacht nabij Sicilië. Het was tot dan gebruikelijk om Amerikaanse carriers niet in het westelijke deel van de Middellandse Zee te schaduwen. De VS liet tevens een derde carrier, de USS J.F. Kennedy, die nabij Schotland op de Atlantische Oceaan had deelgenomen aan een NAVO-oefening, koers veranderen naar het zuiden, richting Gibraltar.
Vanaf 13 oktober startte ook de VS met een luchtbrug, ter ondersteuning van Israël. Deze luchtbrug bestond deels uit transportvliegtuigen die pendelden tussen de Azoren en Israël, maar de omvang hiervan was relatief beperkt. Belangrijker was het brengen van A-4 Skyhawk-jachtbommenwerpers die Israëlische verliezen moesten compenseren. Omdat de VS geen gebruik kon maken van Europese landingsrechten en de endurance van de A-4’s beperkt was, speelden de drie carriers een grote rol. De A-4’s vertrokken vanaf de Azoren, werden nabij Gibraltar bijgetankt door vliegtuigen afkomstig van de J.F. Kennedy, om vervolgens via landingen en overnachtingen op de Franklin. D. Roosevelt in het midden en op de Independence in het oosten van de Middellandse Zee, naar Israël te vliegen. Naast de carriers assisteerden andere schepen langs deze route met navigatie, stand by search-and-rescue en het beveiligen van de route door het afschrikken van Sovjetvliegtuigen die de luchtbrug zouden kunnen verstoren of hinderen.[13]
Omgekeerd bevond de Independence zich recht onder de Sovjet-luchtbrugroute (via Turkije, dat recht van overvliegen toestond, naar Egypte) in een ideale positie om deze toestellen te hinderen. Om de Amerikaanse dreigementen kracht bij te zetten werd de Franklin. D. Roosevelt op 15 oktober verder naar het oosten (van Sicilië) verplaatst en vertrok op 16 oktober het grote amfibische assault-schip Iwo Jima vanuit de VS naar Europa. Moskou reageerde hierop door de Franklin. D. Roosevelt te schaduwen, en door zes amfibische schepen vanuit de Zwarte Zee over te brengen naar de Middellandse Zee en een groot deel van zijn schepen te positioneren in de war zone, dicht onder de Syrische kust. Dit was tot dan niet eerder voorgekomen. Deze amfibische schepen zouden in deze fase niet zozeer gebruikt worden voor een mogelijke landing, maar voor transport naar aanvankelijk vooral Syrië. Beveiliging van deze zeeverbinding was nodig omdat Israël op 12 oktober tijdens bombardementen op Syrische oorlogsschepen in Tartus ook een Russisch vrachtschip tot zinken had gebracht. De Sovjetschepen hadden daarom vanaf 14 oktober de bevoegdheid op Israëlische eenheden te vuren en verschillende vuurwisselingen tussen eenheden uit beide landen vonden daadwerkelijk plaats.[14]
Hoewel de genoemde Amerikaanse bewegingen als dwingend zijn op te vatten (gericht om de Sovjet-Unie te bewegen de Arabische staten tot de orde te roepen) en ook zo bedoeld waren, werd het optreden ook bewust van ‘terughoudende’ kenmerken voorzien. Deels om niet meer dan nodig te escaleren, maar ook om te tonen dat de VS aanvullende escalatiestappen ‘achter de hand hield’. De Amerikaanse carriers werden in vergelijking met eerdere conflicten, zoals de Jordaanse burgeroorlog van 1970, verder weg gehouden van de war zone, de J.F. Kennedy werd lang buiten de Middellandse Zee gepositioneerd, de amfibische taakgroep rondom de USS Guadalcanal (helikoptercarrier ten behoeve van amfibische operaties) bleef zich ophouden op de gebruikelijke positie nabij Souda Bay (Kreta) zonder te worden ingezet, en met de transit van de Iwo Jima leek niet veel haast gemaakt te worden. Verder bracht de verspreiding van de Amerikaanse schepen onder de langgerekte luchtbrug ook kwetsbaarheid met zich mee. De carriers opereerden grotendeels onbeschermd zonder escorteschepen in de nabijheid. De Amerikaanse kracht werd zo tevens kwetsbaar opgesteld, erop anticiperend of hopend dat Moskou niet zou escaleren en de carriers niet zou durven aanvallen.
Nadat in de tweede fase de Arabische staten en met name Egypte vanaf 17 oktober aan de verliezende hand waren, veranderde de opstelling van de Sovjet-Unie. Nadat Sadat op 19 en 21 oktober Moskou hiertoe opriep, ging het Kremlin aansturen op een staakt-het-vuren. Om dit kracht bij te zetten startte de Sovjetregering met de planning van een landing met amfibische schepen en later ook paratroepen. Eerder, in januari 1968, had de Sovjetkrijgsmacht een landing uitgevoerd nabij de ingang van het Suezkanaal. Het lastige hierbij was dat het grootste deel van de Sovjetmariniers zich nog in Sebastopol bevond. Admiraal Gorsjkov loste dit op door zijn schepen opdracht te geven met ‘vrijwillige bemanningsleden’ scheepslandingsteams te formeren.[15] Op 22 oktober werd met een resolutie van de VN-Veiligheidsraad een staakt-het-vuren afgekondigd. Aan de oostzijde van het Suezkanaal zette de commandant van het Egyptische 3e leger, hoewel hij was omsingeld door het Israëlische leger en tegen de orders van Cairo, de strijd echter voort met een uitbraakpoging. Israël maakte van deze gelegenheid gebruik om verder op te rukken.[16]
De Sovjet-Unie reageerde hierop met verdere escalatie. Meerdere schepen, waaronder de grote helikopterkruiser Moskwa en zes destroyers, werden vanuit de Zwarte Zee overgebracht naar de Middellandse Zee. Vanaf 23 oktober stopten de Sovjets met vluchten op Egypte, waaruit de conclusie werd getrokken dat de vliegtuigen mogelijk werden gebruik om een landing met para’s voor te bereiden. Sovjetleider Leonid Brezjnev liet via de minister van Buitenlandse Zaken de boodschap naar de Amerikaanse president Richard Nixon overbrengen dat ‘I will say it straight, that if you find it impossible to act with us on the matter, we should be faced with the necessity urgently to consider the question of taking appropriate steps unilaterally. Israel cannot be permitted to get away with the violation.’[17]
De USS Mount Whitney in de Straat van Gibraltar, 8 februari 2022. Foto US Navy, Scott Barnes
Nixon reageerde hierop door op advies van minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger de gereedheid van de Amerikaanse strijdkrachten op te schalen naar DEFCON 3. Het grote amfibische schip Iwo Jima voer de Middellandse Zee in, de Amerikaanse luchtbrug werd beëindigd, en alle carriers met vrijwel alle escorteschepen werden in het oostelijke deel van de Middellandse Zee geconcentreerd, zodat de begeleidende vaartuigen deze vliegkampschepen in een gevecht zouden kunnen verdedigen. Met deze formatie werd de boodschap afgegeven dat Washington offensieve actie overwoog. Een groot deel van de Sovjetschepen positioneerde zich in een schaduwende ring rondom de Amerikaanse carriers en amfibische schepen. Om het dreigement van Brezjnev gestand te doen, bewoog een groep van tussen de zes en negen Sovjetoorlogsschepen inclusief twee landingsschepen richting Egypte in het zuidoosten.[18] Moskou verplaatste de meeste schepen die tot dan nabij de Syrische kust hadden geopereerd naar een gebied ten noorden van de Nijldelta. Zij beschermden de Egyptische kust en de zeeverbindingen daarheen.[19] De Sovjetluchtbrug werd niet meer hervat. Over de reden hiervoor wordt verschillend gedacht. R.G. Weinland suggereert dat het Kremlin onderschepping door de Amerikaanse carriervliegtuigen vreesde.[20] W.B. Quandt stelt dat vanaf dat moment de omvang van het scheepstransport inmiddels dusdanig was toegenomen dat de luchtbrug niet meer nodig was.[21]
Tegelijkertijd oefende de VS met succes druk uit op Israël om de opmars te stoppen en op 25 oktober een overeenkomst te accepteren. Hiermee was de kou uit de lucht. Moskou had zijn doel, de bescherming van Egypte, bereikt en kon zonder gezichtsverlies inbinden omdat de Amerikaanse reactie in de ogen van het Kremlin overmatig was. Kissinger omschreef de Amerikaanse escalatie als ‘deliberate overreaction’, ofwel klassieke coercion, om duidelijk te maken dat de VS een Sovjetinterventie in een ‘combat arena’ niet accepteerde.[22] Na 25 oktober bleef de opgebouwde gereedheid aan beide zijden nog enkele dagen bestaan, maar daarna verplaatste de VS veel schepen naar het westelijke deel van de Middellandse Zee om zo een de-escalerende boodschap uit te dragen.
Analyse en conclusie: positieve doelen bereiken meer effecten
De casus van 1973 laat zien hoe het land- en zee-optreden met elkaar samenhangen. Het schema van figuur 2 geeft de wijze van invloed weer.
Figuur 2 Beïnvloedingsschema
Uiteindelijk gaat het er om effecten op het land te bereiken. De Sovjet-Unie en de VS steunden hun cliëntstaten zodat ze hun invloedsfeer op het land zo ver mogelijk konden uitbreiden. Hiertoe leverden de grootmachten door middel van een luchtbrug en zeeverbindingen logistieke ondersteuning, inclusief vervangende vliegtuigen. Hoe meer steun, hoe gunstiger de krachtsverhoudingen op het land zich ontwikkelden. Tijdens een grootschalige oorlog is dit het belangrijkste element van de zeestrijd. De zeeoorlog in de Middellandse Zee in 1941 en 1942 had als voornaamste doel om het militaire vermogen van de eigen strijdkrachten in Afrika in stand te houden en dat van de tegenstander te verlammen. R. Hammond laat zien dat, anders dan schrijvers als M. van Creveld betogen, het verlies van de Duitse veldmaarschalk Erwin Rommel in Noord-Afrika niet zozeer voortkwam uit de lengte van de bevoorradingslijnen op het land, maar vooral het resultaat was van attritie door konvooi-oorlogvoering op zee.[23] Tijdens de crisis of beperktere oorlog in 1973 was de rol van de ondersteuning via de lucht of zee veel minder beslissend en op sommige aspecten meer een symbolisch middel waarmee de grootmacht haar steun aan de cliëntstaat doet blijken. Operaties op zee hebben in een dergelijk conflict vooral de aard van naval coercion. De zee- en luchtverbindingen vereisen in dergelijke omstandigheden militaire bescherming en die vereist omvangrijke vloten, omdat de armada’s van de rivaliserende grootmachten een bedreiging voor elkaar vormen.
De casus laat zien dat hierbij omvangrijke gebalanceerd samengestelde vloten nodig zijn. Het gaat niet alleen om transport- of landingsschepen of vliegtuigen, maar ook om escorteschepen en onderzeeboten die de carriers of amfibische schepen beschermen dan wel bedreigen. Dit vereist materieel en geoefendheid voor luchtverdediging en onderzeebootbestrijding, maar ook ondersteunende schepen zoals tankers en schepen die inlichtingen verzamelen. De confrontatie tussen de grootmachten wordt daarmee een complexe en omvangrijke interactie die zich vooral op zee afspeelt, maar geheel gezien moet worden in de context van de strijd op land.
Dit brengt een gevaar van ongewilde escalatie met zich mee. Die kan voortkomen uit onderlinge misverstanden, zodat het duidelijk overbrengen van intenties door middel van scheepsbewegingen des te belangrijker wordt. De Amerikaanse manoeuvres, steeds verder naar het oosten, de concentratie van deze eenheden aan het einde, de Sovjetbewegingen in beschermende positie nabij eerst Syrië en daarna Egypte, alsmede de amfibische beweging richting Egypte, illustreren dit. De gootmachten deden tevens veel om een direct onderling wapengebruik te vermijden en terughoudend op te treden. Terughoudendheid was zeer begrijpelijk, omdat beide partijen veronderstelden dat de ander beschikte over nucleaire wapens in het theater.[24]
De belangrijkste drijvende kracht in de onderlinge onderhandelingen was het strijdverloop op het land. Dit bepaalde of een grootmacht wilde aansturen op een zo snel mogelijke beëindiging van het conflict of het vertragen van de onderhandelingen, maar het bepaalde ook hoe ver men bereid was te accepteren dat de ene partij kon oprukken ten opzichte van de andere partij. Tijdens de oorlog waren de grootmachten slechts in beperkte mate in staat het strijdverloop op het land te beïnvloeden door middel van logistieke ondersteuning en druk op de regeringsleiders van de cliëntstaten. De grootmachten hebben, zo blijkt uit de casus, wel directe invloed op hun onderlinge interactie, waarbij escalatiedominantie en flexibiliteit doorslaggevend zijn. De VS was in 1973 niet bereid interventie door Moskou in het conflict te accepteren en nam na iedere Sovjetstap een wat verder escalerende tegenstap. De Sovjet-Unie wilde prestige als grootmacht opbouwen en moest daarom de Amerikaanse stappen beantwoorden en was vooral niet bereid een te groot verlies van Egypte te accepteren. Figuur 3 geeft deze stappen chronologisch weer.
Figuur 3 Reactieschema
In de interactie tussen de grootmachten is niet zomaar een winnaar aan te wijzen. Het is ook niet duidelijk welke partij militaire overmacht had. Weinland benadrukt de overmacht die de VS kon uitoefenen met de carriers en het bijbehorende luchtwapen.[25] Onder andere Goldstein benadrukt dat de Rode Vloot overmacht had met de onderzeeboten en vanaf schepen gelanceerde raketten. De drie Sovjetschaduwgroepen waren ieder in staat, als eerste salvo, ten minste dertien raketten op een carrier af te vuren. De Amerikaanse onderzeebootbestrijdingscapaciteit was verre van toereikend om de 23 Sovjetonderzeeboten in bedwang te houden en vier van die onderzeeboten lagen met kruisraketten op de loer rondom de carriers.[26] Het is wel mogelijk iets te zeggen over de mate waarin het lukte om met de verschillende militaire machtsmiddelen effecten te bereiken.
Weinland maakt onderscheid tussen inzet voor positieve en negatieve doelstellingen. Positieve doelstellingen hebben een tastbare concrete opbrengst, zoals de bevoorrading van een bondgenoot. Weinland constateert dat de Sovjet-Unie in vergelijking met vorige conflicten zich meer op deze positieve doelen richtte met bijvoorbeeld de beveiliging van de zeeverbindingen naar Syrië en Egypte.[27] Negatieve doelen, hoewel Weiland die niet definieert, zouden dan over mogelijke reacties moeten gaan ofwel het dreigen met wapeninzet, bijvoorbeeld door middel van het schaduwen van de Amerikaanse carriers. Tegenwoordig zouden we negatieve doelen zien als inzet met A2/AD-wapens. De casus laat naar mijn opvatting zien dat met de inzet voor positieve doelen in een dergelijk scenario meer effecten te bereiken zijn.
De VS wist met de airlift en de vervangende vliegtuigen een waardevolle ondersteuning te bereiken voor Israël. De VS kon met airpower de Sovjetluchtbrug hinderen, maar het effect hiervan is niet duidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat Moskou met de bescherming van zijn zeeverbinding de bevoorrading van zijn bondgenoten gedurende het gehele conflict heeft kunnen voortzetten. Het Kremlin dreigde met een landing, wat een positief voordeel voor Egypte zou opleveren. De impact hiervan zou weliswaar gering zijn; de omvang zou op zijn hoogst een brigade zijn geweest en de VS zou met zijn airpower en omvangrijkere en hoogwaardigere amfibische capaciteit (Iwo Jima en de helikoptercarrier Guadalcanal) zo’n landing door Russische scheepslandingsteams vrij gemakkelijk hebben kunnen neutraliseren. Toch was dit middel en het signaal van Brezjnev voldoende krachtig om de VS naar DEFCON 3 te laten escaleren en zo een beslissing en het halt houden van de Israëlische troepen te forceren. Een effect dat eigenlijk niet in verhouding stond tot de beperkte Sovjet-amfibische capaciteit. De Rode Vloot had met haar raketten en onderzeeboten weliswaar een overmatige denial-capaciteit, maar kon die tijdens de crisis eigenlijk niet verzilveren. De DEFCON 3 van de VS was ook gekoppeld aan een negatief doel. Dit maakte de Amerikaanse opvatting weliswaar overduidelijk, maar de stap werd door velen ook als niet-proportioneel gezien, waardoor de Sovjets toch met geheven hoofd de crisis konden beëindigen. Dit laat zien dat denial-wapens op strategisch niveau grote betekenis hebben, maar dat hun nut tijdens een crisis toch beperkingen heeft. Amfibische capaciteit is daarentegen in de ogen van Moskou in tijden van conflict een goed bruikbaar dwangmiddel.
Ten slotte: principes blijven hetzelfde
Hoe de crisis in Oekraïne zal aflopen kan ik niet voorspellen en de snelheid van actuele ontwikkelingen en twitterberichten maken het ook zinloos om met een artikel als dit een poging daartoe te wagen. Ken Booth waarschuwde in 1977 voorzichtig te zijn met het extrapoleren van trends naar de toekomst. Hij concludeerde destijds dat het werk van Weinland suggereerde dat het westerse monopolie op naval power ten einde zou komen en vond dit een overdreven stelling.[28] Booth geloofde in een rules-based order die werd bewaakt met militaire macht. Sindsdien is er inderdaad een UNCLOS-verdrag over het internationaal recht op zee tot stand gekomen, maar Booth besefte ook dat het juridische systeem van de toekomst ‘rather messy but not necessarily unsatisfactory’ zou zijn.[29]
De situatie in Oekraïne is nu inderdaad messy en toont aan hoe belangrijk militaire macht is om het recht te bewaken. Sinds de publicatie van het werk van Booth is de militaire macht van Moskou ingestort, maar ook weer opgestaan, en het Westen heeft in deze regio niet meer het monopolie op naval power.[30] Juist voor zulke min of meer evenwichtige verhoudingen biedt casuïstiek uit de Koude Oorlog een geldige vergelijking. Bestudering van een dergelijk conflict, historisch maar ook weer niet zo lang geleden, op de wijze als in dit artikel en met behulp van inmiddels vergeelde documenten uit de Koude Oorlog, vergroot het begrip. Wederom gaan onderhandelingen en afschrikkende vlootbewegingen hand in hand. De in de inleiding beschreven vlootbewegingen komen overeen met de eerste twee regels in het reactieschema van figuur 3. De toekomst zal leren hoeveel regels in dit script wordt afgedaald.
Voor het Westen speelt transport via zee nu nog geen rol, maar als Oekraïne daadwerkelijk wordt aangevallen kan dit wel degelijk opportuun worden. Van Russische zijde zien we nu net als toen een grote nadruk op amfibische bewegingen. Een Russische landing nabij Odessa zal voor Rusland complex en risicovol zijn.[31] In 1973 was de amfibische dreiging echter ook ongeloofwaardig, maar toch bood die Brezjnev leverage en een bruikbaar machtsmiddel. De belangrijkste dynamiek bestaat echter uit de wederzijdse bedreiging. De wapens zijn doorontwikkeld en reiken verder, maar de principes zijn hetzelfde. Het luchtoverwicht dat de VS destijds had is nu mogelijk minder groot. De Russische denial-capaciteit is verschoven van het zwaartepunt van onderzeeboten naar A2/AD-raketten op het land, maar het is nog maar de vraag of dit de dynamiek zoveel verandert.
[1] Ontleend aan de nieuwsberichten op Marineschepen.nl van 4 en 7 februari 2022. Zie: https://marineschepen.nl/nieuws/VS-Sturen-Destroyer-Naar-VAE-Voor-Assistentie-Tegen-Raketaanvallen-040222.html.
[2] Ministry of Defence of the Russian Federation. Zie: https://eng.mil.ru/en/news_page/country/more.htm?id=12404625@egNews.
[3] ‘NATO kicks off large naval exercise in Mediterranean amid tensions with Russia’, CBS News, 25 januari 2022. Zie: https://www.cbsnews.com/news/nato-naval-exercise-mediterranean-russia-tensions/.
[4] ‘NATO’s Operation Sea Guardian conducts first focused patrols in Eastern Mediterranean for 2022’, NATO, 25 januari 2022. Zie: https://mc.nato.int/media-centre/news/2022/nato-operation-sea-guardian-conducts-first-focused-patrols-in-eastern-mediterranean-for-2022.
[5] R.G. Weinland, 'Superpower Naval Diplomacy in the October 1973 Arab-Israel War', CNA, Professional Paper 221 (1978) 10.
[6] De Russische vloot groeide tijdens het conflict in omvang van totaal ongeveer 45 oppervlakteoorlogsschepen (onder andere 3 kruisers, 2 amfibische schepen) en 11 onderzeeboten naar totaal 96 (onder andere 5 kruisers en 8 amfibische schepen) en 23 onderzeeboten. De Amerikaanse vloot groeide van totaal 45 oorlogsschepen (waaronder 2 carriers en 10 amfibische schepen) naar 57 (onder andere. 3 carriers en 11 amfibische schepen). Zie Weinland, ‘Superpower Naval Diplomacy’, 31, 45, 47. De verschillende samenstellende tabellen met afkomst Zwarte Zee en overige gebieden zijn niet geheel consistent in de bronnen.
[7] Deze reconstructie is opgesteld op grond van de volgende bronnen: Weinland, ‘Superpower Naval Diplomacy’; Lyle J. Goldstein en Yuri M. Zhukov, 'A tale of two fleets: a Russian perspective on the 1973 Naval standoff in the Mediterranean', Naval War College Review 57 (2004) (2). William B. Quandt, Soviet Policy in the October 1973 War (Rand Corporation, R-1864-ISA, mei 1976).
[8] Weinland, 'Superpower Naval Diplomacy', 43, 47, 53.
[9] Henry Kissinger, Diplomacy (New York, Routledge, 2014) 738-9.
[10] Weinland, 'Superpower Naval Diplomacy', 9-10; Telegram from the Interests Section in Baghdad to the Department of State, Baghdad, April 10, 1973, 1230Z. Subj: First Anniversary of Soviet-Iraqi Treaty. Zie: https://history.state.gov/historicaldocuments/frus1969-76v27/d212.
[11] Weinland, 'Superpower Naval Diplomacy', 8, 9.
[12] Ibidem, 13, 46. 16 onderzeeboten op 24 oktober, 23 op 31 oktober.
[13] Ibidem, 33-35.
[14] Goldstein en Zhukov, 'A tale of two fleets', 48-49.
[15] Ibidem, 49-50.
[16] Ibidem, 50.
[17] Quandt, Soviet Policy in the October 1973 War, 32.
[18] Ibidem, 33.
[19] Weinland, Superpower Naval Diplomacy', 56-58.
[20] Ibidem, 39-40, 64.
[21] Quandt, Soviet Policy in the October 1973 War, 37. Tijdens de oorlog zouden de Russen 12.500 ton via de luchtbrug transporteren en 63.000 ton via schepen.
[22] John L. Scherer, 'Soviet and American Behavior During the Yom Kippur War', in: World Affairs 141 (1978) (1); Weinland, 'Superpower Naval Diplomacy', 64.
[23] Richard Hammond, Strangling the Axis: The fight for control of the Mediterranean during the Second World War (Cambridge University Press, 2020) 9, 198-204. Martin van Creveld, Supplying war: logistics from Wallenstein to Patton (Cambridge University Press, 2004) 199.
[24] Weinland, 'Superpower Naval Diplomacy', 58, 60. De Sovjets meenden dat de carriers over nucleaire aanvalswapens beschikten en omgekeerd zouden sommige Russische onderzeeboten met nucleaire torpedo’s zijn uitgerust en zou Rusland via zee nucleaire warheads naar Egypte verschepen.
[25] Ibidem, 64.
[26] Goldstein en Zhukov, 'A tale of two fleets', 54.
[27] Weinland, 'Superpower Naval Diplomacy', 59.
[28] Ken Booth, Navies and foreign policy (London, New York, Croom Helm, Crane, Russak, 1977) 99.
[29] Booth, Navies and foreign policy, 279-281.
[30] Stephen Blank en Younkyoo Kim, 'The Mediterranean Eskadra and Russia’s military-political strategy in the Mediterranean Basin', in: Defense & Security Analysis 37 (2021) (4).
[31] https://www.usni.org/magazines/proceedings/2022/january/russia-ukraine-putins-amphibious-options-are-limited.