In de afgelopen decennia baseerde Defensie haar ambitieniveau op basis van beschikbare financiën, eenheden en de ‘keuze’ voor missies. De huidige geopolitieke werkelijkheid laat echter eens te meer zien dat tegenstanders de lat bepalen, niet wij.

Nederland beschikte in de Koude Oorlog over een eigen legerkorps (LK) met drie volwaardige divisies en ondersteunende legerkorpstroepen. 1LK kende een oorlogssterkte van 80.000 militairen en was binnen 48 uur volledig gemobiliseerd om te verdedigen op de Noord-Duitse laagvlakte. Groot voordeel was dat bijna alle NAVO-lidstaten een dergelijke bijdrage leverden, waardoor verantwoordelijkheden duidelijk waren belegd. Landen ‘vochten’ vooral naast elkaar, niet door elkaar.

Militaire afschrikking vereiste een maatschappijbrede inspanning, maar wel een die, naast de angstaanjagende noodknop van nucleaire vergelding, bijdroeg aan het voorkomen van de Derde Wereldoorlog. De kunst van het winnen op het gevechtsveld maakte daarna echter plaats voor het overleven van bezuinigingen. De grondwettelijke taak om Nederland te beschermen bleef, maar van de afschrikwekkende warfighting force van weleer is misschien 10 procent over. We hebben een professioneel leger, maar wel ingericht op efficiency, vredesmissies en nationale taken en met een chronisch tekort aan gevechtskracht en ondersteuning.

Er wordt intussen weer flink geïnvesteerd in Defensie en de krijgsmacht bekwaamt zich wederom in warfighting. Aan de huidige politieke leiding ligt het niet, want het adagium is: ‘leveren, leveren, leveren!’ Deze realiteitszin zien we ook in een bijna eensgezinde Tweede Kamer en de interesse in de krijgsmacht vanuit de burgermaatschappij was nog nooit zo groot. Met wat er in de wereld gebeurt wil iedereen een realistisch militair verhaal horen.

Maar ondanks de wake-up call van de Russische invasie in Oekraïne in 2022 en de zich voortslepende oorlog op drie uur vliegen van Nederland, de waarschuwingen vanuit de NAVO en onze afhankelijkheid van wankelende Amerikaanse veiligheidsgaranties, lijkt het de krijgsmacht nog niet te lukken om het Zwitserse zakmes, met kleine specialistische tools, weer tot een scherp joint-zwaard te smeden. Waarom niet?

Met bijsturen komen we er niet

We zetten stappen, maar in het geweld van uitdagingen heeft een joint mission analysis het onderspit gedolven. We vergaten op de zachte steen te zitten en zijn meteen, met alle hens aan dek, de spreekwoordelijke olietanker gaan bijsturen. De crux: de huidige strategische en operationele paradigmaverschuiving vraagt niet meer om een olietanker. Afschrikking vereist een volledig operationeel ‘vliegdekschip’ met alles erop en eraan. Met bijsturen komen we er niet.

De beperkte Nederlandse bijdrages aan afschrikking en verdediging van het NAVO-grondgebied zijn ook nog eens niet op elkaar afgestemd en letterlijk verspreid over Noord- en Oost-Europa. Zelfs binnen de operationele commando’s staat de inzet van eenheden, zoals de brigades van de landmacht, nauwelijks in verband met elkaar. Bewust of onbewust zetten we alles op alles om een schot hagel te optimaliseren, terwijl zelfs de beste hagel ter wereld de Rus niet gaat afschrikken.

We zijn nu drie jaar verder. Waar ligt de lat? Wat hebben Europa en NAVO nu echt nodig? Een oorlog zou heel Europa in puin kunnen leggen, dus nog belangrijker dan winnen is voorkomen. Wat schrikt Rusland het meeste af en welke bijdrage gaat Nederland daaraan leveren? Dat zijn de hoofdvragen voor Defensie. Die operationele analyse leidt tot een sound military advice.

Deterrence by denial vereist de mogelijkheid tot snelle opschaling van de krijgsmacht. Zowel afschrikking als oorlog vergen de gereedstelling van grote formaties, met vooral een heleboel moderne en goed georganiseerde boots on the ground. Het zwaartepunt ligt immers bij een geloofwaardige verdediging van het bondgenootschappelijke grondgebied en de letterlijke streep in het zand.

De genoemde uitdagingen bestaan niet alleen in Nederland. Ook het overkoepelende plan voldoet nog niet aan militaire grondbeginselen zoals doelgerichtheid, eenvoud en voortzettingsvermogen. Alle nationale bijdragen moeten bestand zijn tegen frictie en verrassing. Het complexe internationaal mixen van tactische eenheden was een noodgreep, maar moet nu tot een minimum worden beperkt. Om dit allemaal in beweging te krijgen moeten individuele lidstaten het voortouw nemen.

‘Vierkant legerkorps’

Een course of action kan het volgende inhouden. We trekken het initiatief naar ons toe en committeren ons aan een Duits-Nederlands legerkorps, met minimaal één volwaardige Nederlandse divisie en bij voorkeur twee Duitse divisies. Onze joint Air Manoeuvre Brigade wordt legerkorpsreserve. Daarmee is het legerkorps in potentie ‘vierkant’[1] en beschikt het over moderne transport- en gevechtshelikopters. De benodigde legerkorpstroepen verdelen we over Duitsland en Nederland.

De Nederlandse divisiestaf komt uit de staf van de landmacht en twee pantserinfanteriebrigades voor de divisie hebben we al. Die worden met prioriteit op sterkte gebracht. Capaciteiten zoals drones en EOV integreren we op de benodigde niveaus. Schaalbaarheid creëren we met twee nieuwe mobilisabele brigades. Die maken ook de divisie vierkant. Hiervoor moet zeer veel materieel worden verworven en opgeslagen.

We stemmen de bijdrages van alle Defensieonderdelen af op hetzelfde regionale plan. Dat maakt de nationale bijdrage logistiek behapbaar, eenvoudiger en minder kwetsbaar. Onderlinge ondersteuning versterkt deze eenheid van inspanning en helpt bij de keuze voor investeringen: einde zero-sum game tussen de verschillende kleuren uniformen.

De vele extra benodigde militairen komen deels uit groeiconcepten zoals reservisten en het dienmodel, maar het opgeslagen materieel in combinatie met meer opleidingscapaciteit maakt bovenal een heractivering van de dienstplicht mogelijk. Dienstplicht blijft altijd een politiek besluit, maar daar moet de krijgsmacht wel op zijn voorbereid, want anders zijn we te laat. In geval van oorlog moeten bovendien verliezen worden gecompenseerd en als het echt tegenzit is zelfs een tweede Nederlandse divisie niet uit te sluiten. Daarnaast is in  Nederland zelf voldoende militaire capaciteit nodig voor de strategische ondersteuning en de territoriale beveiliging.

Dit plan kost tijd, kent talloze hindernissen en vergt massale investeringen. Tegelijkertijd moeten we continu blijven afschrikken en zo nodig vechten met wat we hebben. De opbouw is dus een dynamisch proces, waarbij eenheden stapsgewijs en in een logische volgorde worden opgebouwd en schaalbaarheid geleidelijk wordt vergroot.

Op deze wijze gaan we van losse fire and forget puzzelstukjes naar één gezamenlijke effort. Het toont vastberadenheid naar zowel tegenstanders als partners. Een eigen divisie versterkt bovendien de Nederlandse soevereiniteit, zoals meer autonomie bij besluiten over deelname aan missies. Uit een halve brigade in een Duitse divisie is het immers lastig ‘shoppen’.

De operationele lat moet omhoog, of we willen of niet. De grondwettelijke taak van de krijgsmacht vereist dit. Realisme is niet denken vanuit haalbaarheid, maar vanuit noodzaak. Wat vraagt afschrikking van ons? Het is tijd voor samen vechten en samen winnen, of liever: samen afschrikken en samen voorkomen.

 

[1] Vierkant: optreden op tactisch niveau met vier gevechtseenheden is in de NAVO een standaard die veel voordelen kent. Het houdt de eenheid compact en levert voortzettingsvermogen en flexibiliteit op. De symmetrie draagt bij aan eenvoud en geeft de mogelijkheid tot het aanhouden van een noodzakelijke reserve. Een ‘standaardformatie’ is bijvoorbeeld twee eenheden voor, een derde met voorbereide opdracht erachter en een vierde eenheid als vrije reserve.

Over de auteur(s)

Luitenant-kolonel M.A. Felius

Marnix Felius is Hoofd Planintegratie bij Staf Commando Landstrijdkrachten.