In Nederland herdenken we in mei de oorlogsslachtoffers. In Angelsaksische landen gebeurt dat in november. Zij dragen dan als symbool een rode klaproos.[1] In Nederland dragen veel mensen de witte anjer. Die anjer is onlosmakelijk verbonden met de persoon van prins Bernhard.[2] Hij was een van de meest kleurrijke en in militaire kringen (en in sommige delen van delen van de samenleving) geliefde leden van het Nederlandse koninklijk huis. Rond zijn figuur doen veel mythes de ronde. Maar hij is niet onomstreden.
Om te beginnen zouden we hem heden ten dage aanduiden als een golddigger. Iemand van de verarmde Duitse adel die er, gebruikmakend van bluf, zijn adellijke titels en connecties, in slaagde om een van de weinige huwbare dochters van een regerend vorstenhuis in Europa aan de haak te slaan. Bij zijn charisma heb ik een klein beetje beeld, omdat ik een keer het genoegen heb gehad met de prins te lunchen en dat was een van de aangenaamste en amusantste lunches uit mijn leven. De ene anekdote werd soepel afgewisseld met de andere en daarbij speelden historische figuren als Churchill, Eisenhower, Montgomery en Roosevelt – mensen met wie hij allemaal sociale omgang had gehad – een belangrijke rol. Trouwens ook zijn dochter, de op dat moment regerende koningin, werd in de anekdotes niet gespaard. Bernhard was ontegenzeggelijk een uitstekend causeur.
Ik kon mij goed voorstellen dat de welbespraakte en charmante Bernhard in 1936 bij Juliana en vooral koningin Wilhelmina in goede aarde viel toen hij zich als huwelijkskandidaat aanbood. Bovendien werden in die tijd huwelijken in die kringen op transactionele wijze gesloten en is dat alleen naar de maatstaven van vandaag een beetje suspect. Kortom, daar valt nog goed mee te leven.
Wel is inmiddels onomstotelijk komen vast te staan dat Bernhard het met de huwelijkse trouw aan ons staatshoofd niet erg nauw nam. Daarover heeft hij zelf op het einde van zijn leven tenminste enige openheid gegeven. Meerdere buitenechtelijke relaties en ten minste twee buitenechtelijke dochters getuigen daar ook van. Ook zijn ethisch normbesef was onvoldoende. De Lockheed-affaire van 1976 is algemeen bekend en kostte hem zijn militaire functies. Ook hierover heeft hij kort voor zijn dood, in een interview met Martin van Amerongen, toegegeven dat hij fout zat. Maar na zijn overlijden bleek Lockheed niet de enige firma te zijn waar hij geld van had aangenomen om zijn (aanzienlijke) invloed op met name de Nederlandse militaire top te laten gelden. Daarnaast heeft Bernhard over veel zaken uit zijn leven van vóór 1936 aantoonbaar consequent en hardnekkig de onwaarheid gesproken.
Daar staan ook positieve zaken tegenover. Ten tijde van de Greet Hofmans-affaire, toen Juliana te veel onder invloed dreigde te raken van deze gebedsgenezeres, wist hij een breuk tussen vorstenhuis en regering af te wenden (maar daarbij maakte hij wel gebruik van manipulatie en lekken naar de pers). Ook werd hij in de Tweede Wereldoorlog het symbool van het militaire verzet tegen de bezetter en wist hij door zijn vastberaden en flamboyante gedrag en ondanks zijn Duitse afkomst Nederlandse militairen en verzetsstrijders te inspireren. Dat daarbij zijn militaire ‘prestaties’ een beetje overdreven werden verbaast niet, als we zijn persoonlijkheid in acht nemen en zien hoe efficiënt de Rijksvoorlichtingsdienst er al honderden jaren in slaagt onwelgevalligheden en misstappen rond het koningshuis uit het nieuws te houden.
Verder zijn er tal van mooie anekdotes die verteld worden door mensen die de charismatische prins in hoge mate bewonderden. Een van die personen was mijn vader, die medio 1946 in het Engelse Aldershot zijn militaire opleiding kreeg, alvorens als oorlogsvrijwilliger naar Indonesië te vertrekken. Ze waren ondergebracht in overvolle barakken en kregen zeven dagen in de week uit de oorlog overgebleven en weinig smaakvolle, opgewarmde gevechtsrantsoenen te eten. Toen prins Bernhard de troepen met een bezoek vereerde klaagden de soldaten hierover en vanaf die dag werd regelmatig verse groente en vlees geserveerd. Voor mijn vader en de meeste andere soldaten die dit meemaakten was dit het absolute bewijs dat de prins deugde.
Er zijn veel van dit soort verhalen bewaard gebleven en die gaven hem ook een zekere mythische reputatie als iemand die voor de gewone soldaten opkwam. Zijn opvattingen over de rol van de krijgsmacht in de samenleving maakten hem bovendien zeer populair bij de Nederlandse militaire top, die hierin een dankbaar tegenwicht zag tegenover Juliana die hier – anders dan haar moeder – heel anders over dacht en zich weinig of niets aan het Nederlandse militaire apparaat gelegen liet liggen. De nadrukkelijke betrokkenheid van de prins bij de krijgsmacht was daarom in de ogen van menig Nederlands generaal broodnodige compensatie voor het ontbreken van enig enthousiasme voor het krijgsbedrijf bij het staatshoofd.
Bernhard heeft zich in al die jaren ook zeer positief – dienstbaar is niet het juiste woord denk ik – opgesteld naar zijn oude krijgsmakkers, die regelmatig, en zelden tevergeefs, een beroep op hem deden. Hij was daarbij weinig diplomatiek en trok zich nauwelijks iets van bestaande regels en conventies aan. Met name die inzet gaf hem het imago van voorvechter en pleitbezorger van de zaak van de veteranen. Dit imago heeft er ertoe geleid dat jaren terug de anjer is gekozen tot het symbool van de veteranen. Dit zou dan een Nederlandse equivalent moeten zijn van de poppy in Engeland.
Het verschil blijft echter dat de klaproos in de Angelsaksische wereld onverbrekelijk verbonden is met het gedicht ‘In Flanders Fields’, en niet met één (omstreden) persoon. Natuurlijk is het geschreven door een dichter, John McCrae, maar die heeft als officier-arts de oorlog daadwerkelijk en langdurig lijfelijk ondergaan en zich nooit persoonlijk verrijkt. Bovendien heeft hij hiervoor tijdens de Eerste Wereldoorlog met zijn leven betaald. En hoewel hij geen landgenoot van me is, vind ik – gegeven de keus – John McCrae’s poppy een beter symbool voor veteranen en gedenken van gevallen kameraden dan de anjer van de charmante, charismatische, maar tevens opportunistische en weinig waarheidslievende Bernhard. Daarom voor mij volgende maand geen anjer op mijn pak. Overigens staan er nog heel wat standbeelden en borstbeelden van de prins in onze kazernes. Misschien tijd om dat beleid ook eens te bekijken?
[1] De Amerikaanse dichteres Moina Michael (1869-1944) kwam in 1918 na het lezen van het gedicht ‘In Flanders Fields’ van kapitein-arts John McCrae als eerste op het idee om de klaproos (Engels: poppy) te gebruiken als symbool voor oorlogsslachtoffers en veteranen.
[2] Bedoeld wordt uiteraard Prins Bernhard van Lippe Biesterfeld geboren in 1911 als graaf van Biesterfeld en niet zijn zakelijk succesvolle, maar door zijn verdienmodel ook enigszins omstreden kleinzoon.