Het is ondertussen al de vierde maand van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Het menselijk leed is onvoorstelbaar, niet in de laatste plaats door de gruwelijkheden die de Oekraïense burgerbevolking moet doorstaan. Dat leed komt via de media, maar ook via de aanwezigheid van vele vluchtelingen in Europa heel direct tot ons. Dat toont ons wederom de verschrikkelijke kant van ons beroep, iets waar wij onze ogen natuurlijk nooit voor mogen sluiten.

 

Natuurlijk zijn er ook professionele redenen om aandacht te schenken aan wat er momenteel in Oekraïne gebeurt. Zo drukt de Russische inval ons weer op het feit dat oorlogen nog steeds aan een land opgedrongen kunnen worden, zelfs anno 2022 in Europa. Daardoor is de NAVO weer helemaal terug op het toneel, is er een verhoogde paraatheid aan de grens en willen Finland en Zweden versneld lid worden. Doordat de Russische president Poetin regelmatig verwijst naar nucleaire wapens is ook die spanning uit de Koude Oorlog weer geheel teruggekeerd.

 

Maar het meest springt toch wel het onvoorspelbare verloop van de oorlog in het oog. Telkens weer verandert het beeld dat opdoemt van de wijze waarop deze sinds 24 februari gevoerd wordt. Het is een nauwelijks te ontwarren kluwen van verschillende stijlen van oorlogvoering, variërend van het belegeren van steden, via de loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog en de manoeuvres uit de Tweede Wereldoorlog terug naar de Partizanen sinds Napoleon en dat gecombineerd met de inzet van de allernieuwste wapensystemen die aan de toekomstige oorlogvoering doen denken. En dit alles gebeurt ook nog onder de constante dreiging van de inzet van massavernietigingswapens.

 

Niet voor niets noemde Carl von Clausewitz oorlog ‘ein wahres Chamäleon, weil er in jedem konkreten Falle seine Natur etwas ändert’.[1] We kunnen dus niet zomaar een oude of juist een moderne stijl van oorlogvoering op de huidige plakken en we moeten ook heel terughoudend zijn om onze eigen, moderne doctrines nu in Oekraïne te willen terugzien. Die oorlog volgt zijn eigen natuur en pas na afloop zal blijken wat dat eigen karakter nu feitelijk is geweest, zoals ook alleen achteraf te zeggen is welke kleuren de kameleon allemaal heeft aangenomen.

 

Er is dus alle reden om nauwgezet het nieuws te blijven volgen over het verloop van de oorlog om zodoende eerdaags zelf een gewogen oordeel te kunnen vormen. De onverwachte wendingen die de strijd regelmatig laat zien zijn kenmerkend voor onze professie en zoals gewoonlijk is de uitslag nog ongewis. De oprichters van de Militaire Spectator wisten dat ook en daarom gebruikten zij dat ouderwetse woord voor ‘toeschouwer’. Eerst moesten de toeschouwers ter plaatse ons vertellen wat er allemaal was voorgevallen, dan pas konden er diepere verbanden worden gelegd. Destijds waren er natuurlijk nog geen snelle media die bijna realtime beelden uit het oorlogsgebied verzorgden. Nu is dat wel zo en dat maakt dat we thuis toeschouwer zijn geworden. Misschien dat die overvloedige beelden ons het idee geven dat we het overzicht wel al hebben, maar dat zal ongetwijfeld nog ruw verstoord gaan worden. We zullen eerst gewoon moeten kijken.


[1] Carl von Clausewitz, Vom Kriege (Bonn, Ferd. Dümmlers Verlag, 19e druk, 1973) Boek I, hfd. 1, blz. 212.

Over de auteur(s)