Als gevolg van bezuinigingen verloren de brigades van de Koninklijke Landmacht een deel van hun vuurkracht, bescherming, en mobiliteit. Vanzelfsprekend heeft dit gevolgen voor de wijze waarop de landmacht kan worden ingezet. Wat is in de huidige omstandigheden de optimale samenstelling van eenheden om aan doctrines en richtlijnen te voldoen, zowel nationaal als binnen de NAVO? Dit artikel onderzoekt het concept van legervorming, aan de hand van de richtlijnen die zijn vastgesteld in de landmachtvisie ‘Veiligheid is Vooruitzien’. 13 Lichte Brigade fungeert hierbij als casestudy: kan deze brigade, die van een gemechaniseerde eenheid is omgevormd tot een lichte brigade, effectief het gevecht voeren?
Ivor Wiltenburg*
In de krijgswetenschap is weinig zo lastig als het vraagstuk van legervorming: wat is de optimale samenstelling en werkwijze van een militaire eenheid zodat opleidings- en trainingstaken in vredestijd, alsook ernstinzet afgedekt kunnen worden?[1] Idealiter wordt het legervormingsvraagstuk gestuurd door rationele overwegingen gebaseerd op de internationale veiligheidssituatie, dreigingen en kwetsbaarheden van een land of de kansen van technologische ontwikkelingen. Samenstelling en werkwijze worden uiteraard mede beïnvloed door het beschikbaar gestelde budget. Dat budget – in dit geval een beperkt budget – voert de afgelopen decennia echter de boventoon in de Nederlandse krijgsmacht. En de effecten hiervan worden gevoeld: de Nederlandse krijgsmacht kan tegenwoordig niet meer op geloofwaardige wijze voldoen aan de haar in de grondwet gestelde taken.[2]
13 Lichte Brigade oefent met Boxer-voertuigen in Litouwen. Wat is de rol van 13 Ltbrig in het contemporaine conflict, en voldoet de brigade aan de richtlijnen van de landmachtvisie? Foto MCD, Gerben van Es
Binnen de Koninklijke Landmacht bevinden de gevechtsbrigades zich in een weinig benijdenswaardige situatie. Opeenvolgende bezuinigingsrondes hebben de (vooral grondgebonden) brigades ontdaan van grote delen van hun vuurkracht, bescherming en mobiliteit. Met het afstoten van de moderne CV90-infanteriegevechtsvoertuigen (IGV) en de Leopard 2A6-gevechtstank[3] verloor de landmacht de helft van haar capacity, en 13 Lichte Brigade (13 Ltbrig) de capability om gemechaniseerd op te treden[4]: het zware materieel — de CV90 en de Leopard 2A6 — werd vervangen door een reeds eerder aangeschaft, minder gevechtsvaardig wielvoertuig: de Artec Boxer.[5]
Deze bezuinigingen werden gelardeerd met eufemistisch jargon[6] en gingen gepaard met een bekende reflex en de paradoxale narrative: er wordt wel bezuinigd, maar de bezuiniging heeft juist een positief gevolg. De omvorming van de gemechaniseerde brigade naar een lichte brigade werd namelijk gepresenteerd als noodzakelijk voor het vullen van een capability gap tussen 43 Gemechaniseerde Brigade en 11 Luchtmobiele Brigade.[7] Deze capability gap zou zich bevinden in het optreden tussen lichte infanterie en zware infanterie; een gemotoriseerde capaciteit. Het differentiëren tussen de gevechtsbrigades zorgt echter voor het verliezen van voortzettingsvermogen, omdat de bataljons te veel van elkaar verschillen om elkaars taak over te nemen. Dit artikel beargumenteert dan ook dat significante investeringen in vooral de fysieke, maar ook de conceptuele componenten van het militaire optreden benodigd zijn om relevant te zijn voor het hedendaagse conflict.
Een gevechtsbrigade moet voldoen aan de eisen qua vuurkracht, mobiliteit en bescherming zoals benodigd voor het optreden in een conventioneel conflict in NAVO-verband. Deze noodzaak is door het optreden van staten als Rusland, Iran en China relevant geworden, en loopt parallel aan internationale ontwikkelingen om westerse krijgsmachten te heroriënteren naar een conventioneel conflict.[8] Ten tweede moet een brigade voldoen aan de richting die de recente landmachtvisie ‘Veiligheid is Vooruitzien’ stelt. Deze visie staat onder andere de integratie van mens en technologie en het optreden in een ‘hybride conflict’ voor. Ook moet de operationele realiteit worden meegenomen. Opdrachten, waaronder meerdere uitzendingen van compagniesgrootte en de kleinere trainingsmissies, zorgen voor verstoringen in het opwerken en trainen van de brigade doordat sleutelfunctionarissen en (sub)eenheden regelmatig worden onttrokken aan het gereedstellingsproces.[9]
Het vraagstuk van legervorming is krijgsmachtbreed. In dit artikel dient 13 Lichte Brigade als casestudy. Foto MCD, Louis Meulstee
De vragen die het voorgaande oproept zijn voor alle brigades van de landmacht toepasbaar. Sterker, het vraagstuk van legervorming is krijgsmachtbreed. Voor dit artikel is gekozen om 13 Lichte Brigade als case te nemen. Als jongste brigade van de Koninklijke Landmacht is 13 Ltbrig druk met het ontwikkelen van het operationele concept met de toepassing van de nieuwe middelen. De hoofdvraag volgt hieruit: wat is de rol voor 13 Ltbrig in het contemporaine conflict? Om antwoord te geven op deze vraag toetst dit artikel de fysieke en conceptuele component van 13 Ltbrig middels een drietal deelvragen: voldoet 13 Ltbrig om op te treden als reguliere gevechtsbrigade in een conventioneel conflict in NAVO-verband? Ten tweede: voldoet 13 Ltbrig aan de richtlijnen zoals gesteld in de visie van de landmacht? Als laatste beschouwt dit artikel op welke wijze partnerlanden het concept ‘gemotoriseerde brigade’ oppakken.
Dit artikel start met de analyse en beantwoording van de eerste deelvraag, waarbij ingegaan wordt op de invulling en gevolgen van de bezuinigingen op de huidige organisatie van 13 Ltbrig. Aansluitend wordt aan de hand van de visie van de landmacht 13 Ltbrig in de context geplaatst van dit beleidsdocument. Vervolgens komt de werkwijze van onze internationale partners Duitsland en het Verenigd Koninkrijk (VK) aan de orde, die gemotoriseerde concepten hebben en ook gebruik maken van de Boxer. Ter afsluiting volgen conclusies en aanbevelingen voor 13 Ltbrig met betrekking tot het optreden in het contemporaine conflict.
Bezuinigingen, reorganisaties en het optreden als reguliere gevechtsbrigade
Zoals de inleiding van dit artikel vermeldt, krijgt de krijgsmacht vorm door een proces dat bekend staat als legervorming. Dit artikel gaat uit van de volgende definitie hiervan: ‘een proces van besluitvorming en uitvoering, dat tot doel heeft met de beschikbare middelen van personele, materiele en financiële aard, en in de gegeven tijd en ruimte, een strijdmacht tot stand te brengen die haar gestelde taak op adequate wijze kan uitvoeren.’[10] De bezuinigingen bij Defensie hebben ertoe geleid dat financiële afwegingen in het verleden leidend zijn geweest bij de besluitvorming over welke middelen van materiele aard ter beschikking stonden aan de strijdmacht. De opgelegde bezuiniging, in combinatie met het uitblijven van politieke sturing over welke capacities en capabilities behouden moesten blijven, en welke eventueel afgestoten konden worden, leidde ertoe dat de landmacht er in 2011 voor heeft gekozen om de Leopard 2A6-tanks te verkopen. Met het verdwijnen van de tankbataljons[11] hielden de grondgebonden brigades twee pantserinfanteriebataljons over als gevechtseenheden.
Leopard-tanks worden gereed gemaakt voor transport. Door het afstoten van de tanks en het vervangen van CV90’s voor Boxers moet 13 Lichte Brigade op een andere wijze opereren. Foto MCD, Gerben van Es
Met het afstoten van de tanks, en het overstappen van de CV90 naar de Boxer, is de mobiliteit en vuurkracht verminderd, waardoor 13 Ltbrig op een andere wijze moet optreden tegen een gemechaniseerde tegenstander in open terrein.[12] Dat mag geen verrassende conclusie zijn, de DMP B-brief (Defensie Materieel Proces) meldde immers al dat ‘het grote pantserwielvoertuig gevechtsondersteunende taken zal verrichten, waarbij de volgende versies zijn voorzien: commandovoering, gewondentransport, battle damage repair, vracht, genie en mortiertrekker.’[13] Gevechtstaken werden hierbij niet genoemd. Tijdens het acquisitieproces van de Boxer is de restrictie van een beperkte blootstelling aan vijandelijke activiteiten verdisconteerd, waardoor de beperkingen van het voertuig qua vuurkracht, mobiliteit en bescherming toen te verdedigen waren.
Het gevolg is dat voor het optreden hoog in het geweldsspectrum maatregelen nodig zijn om de vuurkracht en bescherming te verhogen, aangezien het frontale ‘staal-op-staal’ gevecht het type inzet is waar 13 Ltbrig op dit moment het minst voor is geoutilleerd. Toch staat het conventionele optreden wederom op de westerse agenda, doordat staten als Rusland en China actief aan het bewapenen zijn, en steeds actiever en agressiever worden op het wereldtoneel. Ook de Amerikaanse retoriek over de verantwoordelijkheid van Nederland binnen de NAVO en de plichten van Europa op het gebied van (territoriale) verdediging zijn redenen om de aandacht te vestigen op het reguliere optreden. Binnen het Atlantische bondgenootschap zijn de meeste lidstaten op dit moment actief bezig met het moderniseren en uitbreiden van hun gevechtskracht, gericht op een conventioneel conflict.[14]
Peacekeeping-operaties en counterinsurgency (COIN)-operaties, laag in het geweldsspectrum, met daarbij de behoefte tot intensief contact met lokale bevolking en autoriteiten, zijn wel goed te combineren met uitgestegen capaciteit en licht gepantserde wielvoertuigen. De tegenstanders in dit type conflict hebben vaak niet het type wapentuig dat een zware bepantsering noodzaakt. Ook zijn zware wapens vaak niet nodig om gevechtscontacten te beslissen of af te breken. Tot slot genieten wielvoertuigen de voorkeur bij deze operaties, doordat zij geringer onderhoud nodig hebben en de omgeving minder belasten. Het veelvuldig deelnemen van Nederland aan zulke missies leverde tevens het narratief voor de noodzaak van een gemotoriseerde brigade. Peacekeeping- en COIN-brigades zijn op dit moment echter niet hetgeen de NAVO vraagt van haar lidstaten.[15]
Oefening in Litouwen voor de enhanced Forward Presence van de NAVO. Aanwezigheidsmissies als deze zijn goede mogelijke wijzen van inzet voor 13 Lichte Brigade. Foto MCD, Gerben van Es
Kortom: op dit moment is 13 Ltbrig dus beperkt geschikt om op te treden vooraan in het gevecht. Gelet op de componenten van militair vermogen schiet de brigade tekort op de conceptuele component,[16] maar vooral op de fysieke component.[17] Een taakorganisatie moet in staat zijn om vier complementaire en gelijktijdige taken uit te voeren: een capaciteit voor het vinden en binden van de opponent en voor begripsopbouw; een manoeuvrecapaciteit voor het slaan; een capaciteit voor het uitbuiten; en ten slotte een niet ingezette capaciteit als reserve.[18] Afhankelijk van de capaciteit die men nodig acht voor het vervullen van deze taken moet 13 Ltbrig de beschikking krijgen over een extra gevechtsbataljon. Het verlies van de vuurkracht en bescherming van de CV90 en Leopard 2A6 zorgt ervoor dat 13 Ltbrig slechts matig kan optreden in het hoogste geweldspectrum, maar wel geschikt is voor peacekeeping en COIN-operaties, en inzet in een escalerend regionaal conflict. Ook andere militaire taken zoals aanwezigheidsmissies (enhanced Forward Presence in Litouwen) en trainingsmissies (ACOTA) zijn goede mogelijke wijzen van inzet.
De visie van de landmacht: ‘Veiligheid is Vooruitzien’
Naast de fysieke, bekijkt dit tweede deel de conceptuele component. Het leidende document voor het operationele optreden van eenheden van de landmacht, en zo ook het nieuwe operationele concept van 13 Ltbrig, is het visiedocument ‘Veiligheid is Vooruitzien’ uit 2018. De kern van deze visie luidt: ‘De mens voert het gevecht, de technologie vermenigvuldigt de gevechtskracht en met operationele concepten wordt dat gevecht georganiseerd. Om dit ook in de toekomst te kunnen garanderen, vergroot de landmacht het adaptief vermogen, intensiveren we de samenwerking met nationale en internationale partners, versterken we de verbinding van mensen en technologie en investeren we zowel in het gevecht over lange afstanden als in het optreden in stedelijk gebied.’[19] De uitdagingen van de landmacht worden gekenschetst door ‘onvoorspelbaarheid, complexiteit en de hybride aard van conflicten’ en het ‘belang van technologie’. De landmacht wil volgens deze visie door het ‘vergroten van het adaptieve vermogen, samenwerken met partners, versterken van de verbinding tussen mens en technologie en beter worden in het gevecht over lange afstanden en in stedelijk gebied’ beslissend blijven in het hedendaagse optreden.
Het optreden in een hybride omgeving en het belang van technologie in deze landmachtvisie zijn hierin opmerkelijk. Het concept ‘hybride’ is een recent begrip om de contemporaine dreigingen voor de westerse wereld te duiden. Het belang van technologie past in de perceptie dat onze tegenstanders hun technologische achterstand hebben ingelopen, en het Westen daardoor niet achter kan blijven om de (haast vanzelfsprekende) technologische voorsprong te behouden. Beide statements in de visie van de landmacht verdienen daarom enige verdieping.
Hybrid Warfare
In het denken over de inzet van de Nederlandse krijgsmacht is de term ‘hybrid warfare’ een buzzword geworden. De term hybrid warfare werd als eerste gebruikt door Frank Hoffman, een oud-officier van de Amerikaanse mariniers.[20] Sinds de introductie is de term zijn eigen leven gaan leiden, waardoor er op dit moment geen consensus is over de definitie van hybrid warfare. Desondanks wordt de term veelvuldig gebezigd.[21] In de context van recente voorbeelden van het optreden van de Russische Federatie wordt hybrid warfare vooral geassocieerd met zaken als cyber warfare, information warfare, irreguliere proxies en infiltraties van Russische special forces over de landsgrenzen van een staat. Het gebruik van hybrid warfare in deze context moet worden gerelativeerd. Het huidige begrip over hybrid warfare in Nederland is veelal gestoeld op een ahistorisch beeld van oorlogvoering. Tijdens elk conflict poogt een partij middels propaganda, sabotage of financiële middelen effect te sorteren. De activiteiten die veelvuldig worden geassocieerd met hybrid warfare zijn verder ook niet voorbehouden aan Rusland. Sterker nog, het is de perceptie van Rusland dat het Westen zich op grote schaal schuldig maakt aan operaties in het informatiedomein.[22]
De heersende gedachte bij de Koninklijke Landmacht is dat technologische ontwikkelingen leidend zijn bij de inrichting van de brigade. Hier moeten enige kanttekeningen bij worden geplaatst. Foto DARPA
De conclusie dat Nederland zich moet gaan richten op het reguliere conflict kan wel worden gestaafd met de waarnemingen van het Russische optreden.[23] Rusland positioneert zich tenslotte nadrukkelijk met de recente moderniseringen van de reguliere strijdkrachten. Maar om de discussie zuiver te houden, is het wel belangrijk dat buzzwords als hybrid warfare worden losgekoppeld van het (toekomstig) optreden van gevechtsbrigades zoals 13 Ltbrig. Een brigade is bedoeld voor het voeren van het gevecht, en hoewel dit kan variëren in intensiteit, is het huidige begrip van hybrid warfare te veelomvattend en diffuus om te gebruiken als richtpunt.[24] Wel biedt hybrid warfare de mogelijkheid om hier aspecten uit te destilleren waarop een reguliere brigade zich kan richten, zoals het bestrijden van reguliere capaciteit (juist tijdens een hybride conflict) en niet-statelijke actoren. De inzet van reguliere capaciteit van het Russische leger tijdens conflicten die als hybride worden gepercipieerd, zoals de interventies in Georgië, de Krim en Oekraïne, zijn aangrijpingspunten hiervoor. De voornaamste kritiek op het autonoom richten van een brigade op hybrid warfare is dat dit verreweg te vaag is voor een tactische formatie, en thuishoort op het strategische vlak.[25]
De technologische ontwikkelingen
De heersende gedachte bij de Koninklijke Landmacht is dat technologische ontwikkelingen leidend zullen zijn bij de toekomstige inrichting van de brigade. Hier moeten wel enige kanttekeningen bij worden geplaatst. Technologische ontwikkelingen worden vaak gehypet,[26] en er wordt vaak gesuggereerd dat ze met een snelheid gaan die nauwelijks is bij te houden.[27] Dit behoeft nuancering. Drones en internet bestaan al decennia. Sociale media als Facebook bestaan inmiddels al vijftien jaar. Er is geen enkel major asset van een krijgsmacht simultaan overbodig geworden met een technologische ontwikkeling. Nadat het vliegkampschip het slagschip passeerde als belangrijkste naval asset in de Tweede Wereldoorlog heeft het nog tot 2006 geduurd voordat de laatste slagschepen werden geschrapt uit het Naval Register. Bewapende dronesystemen vallen precisiedoelen aan sinds 2001. Hoewel drones niet meer zijn weg te denken uit het contemporaine conflict, hebben zij bemande air assets nog niet verdreven uit het luchtruim.
Dit betekent niet dat de landmacht niet moet nadenken over technologische ontwikkelingen, maar wel dat er niet moet worden gewacht met investeringen vanwege technologische ontwikkelingen, geprojecteerd in de toekomst op basis van verwachtingen van de technologie die het risico hebben om te rooskleurig te zijn. Een positieve ontwikkeling binnen 13 Ltbrig is de inzet van onbemande gerobotiseerde systemen ter versterking van de gevechtskracht.[28] De periode tussen de onderkenning van de meerwaarde van gerobotiseerde systemen in de Nederlandse militaire vakliteratuur en de invoering van de eerste systemen zijn echter wel exemplarisch voor de eerdergenoemde relativiteit van het tempo van technologische ontwikkeling.[29]
Een Black Hornet-verkenningsdrone. Een positieve ontwikkeling binnen 13 Ltbrig is de inzet van onbemande gerobotiseerde systemen. Foto MCD, Phil Nijhuis
De visie van de landmacht richt zich op de hybride omgeving en technologische integratie. De volgende sectie gaat in op de mate waarin deze concepten terugkomen in het Operationeel Concept Lichte Brigade (OCLB) van 13 Ltbrig.
Het Operationeel Concept Lichte Brigade
13 Ltbrig bevindt zich tussen de eerdergenoemde focus op het reguliere optreden, maar ook de realiteit van de verplichting van het uitvoeren van hedendaagse presentie- en trainingsmissies, en het diffuse karakter van de landmachtvisie. Om richting te geven aan het operationele optreden is het Operationeel Concept Lichte Brigade ontwikkeld. Dit OCLB richt zich op dispersed optreden. Belangrijk om te vermelden is dat het OCLB zich oriënteert op het militaire optreden van een medium brigade in de toekomst. Dit type optreden breekt met het traditionele, meer lineaire karakter van reguliere oorlogvoering en er wordt gepoogd om een brug te slaan naar meer wendbare gevechtskracht door de verschillende subeenheden zelfstandiger in te zetten.[30] Sterker nog, het OCLB neemt expliciet afstand van het idee van een aaneengesloten gevechtsveld.[31] Het OCLB beschrijft het toekomstige optreden als volgt: ‘Met hoog beweeglijk en verspreid opereren met vele kleine eenheden wordt initiatief behouden, en de eigen intentie gemaskeerd, opdat vele selectief gekozen gevechten in of vanuit bedekt/onoverzichtelijk terrein kort en hevig kunnen worden aangegaan, waarbij de vuurkracht van meerdere sub-eenheden geconcentreerd worden om de tegenstander te overrompelen.’[32]
Dit optreden heeft de volgende kenmerken:
- verspreid en hoog beweeglijk opereren met vele kleine eenheden;
- het optreden is niet-lineair en het gevechtsveld is niet aaneengesloten;
- zelfstandig manoeuvreren tot op groepsniveau;
- het combined arms team (compagniesgrootte) is de ‘bouwsteen’ voor gevechten;
- geconcentreerd en geïntegreerd vechten, zonder gebonden te raken;
- vaak, kortstondig aangrijpen van de tegenstander op verschillende locaties;
- gevechten kort en hevig uitvoeren in- of vanuit bedekt (bebouwd/begroeid), doorsneden of onoverzichtelijk terrein.
De Nederlandse besluitvorming neemt vanzelf de presentatie van de vijand en het veronderstelde handelen mee in de operationele planning. Voor het OCLB is gekozen voor een Russische Motor Rifle-brigade (MR-brigade). Tevens refereert het OCLB regelmatig aan de inzetbaarheid van 13 Ltbrig in een hybride conflict en aan toekomstige technologische ontwikkelingen als kansen voor inzet van de brigade.
Analyse van het OCLB
Het OCLB borduurt voort op concepten als swarming.[33] Met de onderkende beperkingen in het achterhoofd is het OCLB een wijze waarop 13 Ltbrig relevant kan blijven in het contemporaine conflict. De mobiliteit van de eenheden en het verspreide optreden moeten de brigade in staat stellen om breed inzetbaar te zijn binnen meerdere scenario’s, waaronder conventionele oorlogvoering. 13 Ltbrig heeft met het OCLB een concept waarbij de brigade zich onderscheidt van de andere brigades binnen de Nederlandse krijgsmacht. Toch zijn er een drietal zaken die een succesvolle implementatie van het concept bemoeilijken.
Het Operationeel Concept Lichte Brigade stelt dat de eenheid moet opereren vanuit bedekt, onoverzichtelijk terrein. Laat de tegenstander zich leiden naar zulk terrein? Foto MCD, Joyce Rutjes
In de eerste plaats bevindt dit concept van dispersed optreden zich op het moment van schrijven in een empirisch vacuüm binnen de context van het reguliere optreden. Hierdoor is er geen referentie ten aanzien van de uitvoerbaarheid op het gevechtsveld. De bouwstenen van het OCLB, eenheden van compagniesgrootte, kunnen door vijandelijk optreden vernietigd worden indien zij gebonden raken. Het concept is te positief om te veronderstellen dat de (referentie)tegenstander zich eenvoudig laat leiden naar een plek waar een formatie als 13 Ltbrig met de huidige middelen in haar kracht is. 13 Ltbrig beschikt nog niet over de middelen om de tegenstander naar een dergelijke locatie te dwingen.[34] Dit komt tot uiting wanneer de brigade tegenover de referentietegenstander wordt gezet, aangezien niet-organieke middelen moeten worden toegevoegd om dit effect te kunnen bereiken.
Hierbij zijn een aantal observaties die de overlevingskans van een lichte brigade beïnvloeden. De proliferatie van het bekende Shipunov 2A42 30mm-kanon bij MR-brigades, samen met een tankbataljon, organieke vuursteun en luchtafweer, maken deze brigades een indrukwekkende tegenstander voor een gemotoriseerde brigade uitgerust met de Boxers, Bushmasters, Fenneks en 4x4’s. Ook heeft een Russische MR-brigade organiek de beschikking over raketartillerie en heeft zij een vuursteuncyclus van vijftien minuten.[35] Verder is het ook bekend dat de Russische strijdkrachten gebruik maken van cluster- en thermobarische munitie. Een andere ontwikkeling is dat veel moderne Russische pantservoertuigen worden uitgerust met actieve tegenmaatregelen om antitankraketten (AT-raketten) onschadelijk te maken voordat ze hun effect op het doel kunnen sorteren, waardoor de voorziene ‘korte en hevige’ vuurcontacten wellicht niet het gewenste succes zullen hebben als waarop wordt gerekend.[36]
In de tweede plaats heeft 13 Ltbrig nog niet de middelen die het OCLB vereist voor een succesvol optreden. De gedachte is dat de brigade moet worden getransformeerd naar een medium brigade in de toekomst. Een medium brigade dient volgens de NAVO-definitie te bestaan uit drie medium infanteriebataljons en één zwaar infanteriebataljon.[37] Dit betekent dat de brigade op dit moment twee manoeuvrebataljons tekort komt, waarvan een zwaar. Verder moeten er investeringen plaatsvinden in de vuurkracht van de systemen. Dit is ook onderkend door het Royal United Services Institute (RUSI) voor het implementeren van een soortgelijk concept in het Britse leger. Investeringen moeten plaatsvinden in geavanceerde communicatiemiddelen, personeel (dat is opgeleid in de lineaire stijl van het brigadeoptreden in vakken), stand-off-wapensystemen en organieke Intelligence, Surveillance, en Reconnaissance (ISR)-middelen om de tegenstander te lokaliseren.
Verder heeft de brigade een beperkt incasseringsvermogen en beperkt vermogen tot op- en afvoer.[38] Omdat de kracht van een lichte brigade in bebouwd, bedekt of anderszins onoverzichtelijk terrein ligt, is het optreden met de huidige middelen dan ook gelimiteerd tot deze terreindelen. Zoals eerder besproken richt het OCLB zich op het zich distantiëren van een aaneengesloten gevechtsveld en lineair optreden. Echter, zoals de Amerikaanse generaal Mattis graag eenieder pleegt te herinneren: the enemy gets a vote.[39] Met het OCLB neemt 13 Ltbrig dus wel een voorschot op de locatie van het gevecht, maar ook op de mogelijkheden, capaciteiten en besluitvorming van de divisie waarin zij ingebed zou worden om dit type gevecht te voeren.
Schietoefening met een Boxer. 13 Ltbrig beschikt momenteel niet over de vuurkracht voor optreden in een regulier conventioneel conflict. Foto MCD, Evert-Jan Daniels
Als laatste beweegt 13 Ltbrig zich met het OCLB richting verdergaande specialisatie, niet alleen qua materieel, maar met name in de conceptuele component. Dit betekent dat de krijgsmacht straks is uitgerust met lichte, gemotoriseerde, gemechaniseerde en amfibische infanterie-eenheden met alle een andere gedachte over hoe te vechten. Daarnaast zijn er nog special forces aanwezig bij twee krijgsmachtdelen. Een vraag die hierbij gesteld moet worden is of deze verdere specialisatie gewenst is voor de kleine Nederlandse krijgsmacht.[40]
Conclusie over het OCLB
Geleid door gebeurtenissen in het verleden, waaronder het wegbezuinigen van de tanks en IGV’s, heeft 13 Ltbrig nu een zelf ontwikkeld operationeel concept, met manoeuvremiddelen die nog niet in staat zijn om de referentietegenstander uit te manoeuvreren. Hiervoor moeten investeringen plaatsvinden in alle componenten van het manoeuvreoptreden: vuurkracht, mobiliteit en bescherming. De conclusie is dan ook dat 13 Ltbrig op dit moment niet kan meekomen in een regulier uitgevoerd conflict tegen de tegenstander die als benchmark diende. Bovendien heeft het concept van dispersed optreden op dit moment weinig empirisch bewijs dat het in staat is om een dergelijke tegenstander te verslaan. 13 Ltbrig bevindt zich dan ook in een spagaat tussen enerzijds de wens voor een brigade die zich kan meten in het reguliere optreden, de uniciteit van de formatie te bestendigen met een vernieuwend operationeel concept, gericht op hybride dreigingen en technologische vooruitgang en anderzijds de werkelijkheid van alledag: presentie- en trainingsmissies die de gereedstelling van de eenheden beïnvloeden.
De realiteit is echter dat 13 Ltbrig op een aantal aspecten moet gaan uitbreiden. In de eerste plaats zijn twee bataljons te weinig voor het optreden in het brigadegevecht. Het ontwikkelen van het OCLB biedt mogelijkheden voor de toekomst, maar dit leidt ook tot een langere periode van onzekerheid waarbij 13 Ltbrig zich blijft bezighouden met hoe het conflict mogelijk gevoerd gaat worden. Eigenlijk moeten de brigades zich bezig houden met het beslissen van een contemporain conflict. De huidige organisatiestructuur van 13 Ltbrig is begrijpelijk, en geworteld in het verleden, maar voor het optreden als brigade moeten de capacity en capability verder worden uitgebouwd.[41] De conclusie hier is dat 13 Ltbrig op dit moment niet de vuurkracht, mobiliteit en bescherming heeft om conventioneel op te treden in een regulier conflict zonder aanvullende onderbevelstellingen. Tevens is de richting vanuit de landmachtvisie te diffuus om te dienen als fundament. Het concept van hybride dreigingen is niet toepasbaar op het tactische niveau, en de technologische ontwikkelingen gaan te langzaam om 13 Ltbrig perspectief te bieden op de korte termijn. Dus hoe nu verder? De Duitse landmacht en het leger van Groot-Brittannië hebben delen van hun organisatie inmiddels ook uitgerust met Boxers.[42] De opgedane kennis en inzichten bieden wellicht soelaas.
Het gebruik van zware pantserwielvoertuigen bij andere krijgsmachten
De Boxer is onder andere in gebruik bij Duitsland, en ook het Verenigd Koninkrijk heeft recent besloten over te gaan op de aanschaf van dit voertuig.[43] De volgende sectie behandelt de wijze waarop deze twee belangrijke bondgenoten van Nederland denken over het optreden met gemotoriseerde capaciteit.
Duitse militairen op oefening in Groot-Brittannië. De Duitse Boxer is vrijwel gelijk aan de Nederlandse, maar vervult een andere conceptuele rol: infanterie beschermd vervoeren naar het gevecht, dat te voet wordt gevoerd. Foto Bundeswehr, Mario Bähr
Duits gemotoriseerd optreden
De Duitse landmacht heeft wat betreft uitvoering vrijwel gelijke versies van de Boxer als de Koninklijke Landmacht. Conceptueel vervult de Boxer in Duitse dienst echter een reguliere rol. Dit is begrijpelijk, want waar in de Nederlandse situatie de Boxer uiteindelijk de rupsvoertuigen heeft vervangen van een voormalige gemechaniseerde brigade, vervingen de Boxers in de Duitse landmacht voertuigen als de Fuchs.[44] Dit is terug te zien in de wijze waarop de Boxer wordt ingezet in Duitsland. Van oudsher kent de Duitse landmacht een uitgesproken verschil tussen de zware infanterie, Panzergrenadiere, die met IGV’s en tanks het gevecht voert, en de lichte infanterie, die te voet vecht. Aangezien het voertuig dient om de lichte infanterie beschermd te vervoeren naar het uitstijgpunt en het gevecht aansluitend te voet gevoerd wordt, is de inzetbaarheid van het voertuig voorwaardelijk voor de vervolginzet van het personeel. Als gevolg wordt het voertuig dus niet graag geriskeerd in het gevecht. De Duitse doctrine voorziet daarom niet in een andere bereden inzet dan verplaatsen. De wapensystemen zijn ter zelfverdediging, maar niet bedoeld als offensieve capaciteit en hebben daarom een beperkt bereik en doordringingsvermogen. Wel hebben de Duitsers eveneens onderkend dat het optreden, gezien de beperkingen van het voertuig en de lichte infanterie, plaats moet vinden in bedekt terrein.
Brits gemotoriseerd optreden
Het Britse leger is voornemens om zijn recent aangeschafte Boxers te integreren in een tweetal ‘Strike’-brigades. Een recente publicatie van RUSI onderzocht het Britse Strike-concept, waarbij twee brigades, uitgerust met zowel de Boxer als de Ajax, een nieuw pantserrupsvoertuig bewapend met een 40mm-kanon, moeten optreden in de medium capacity tegen een reguliere tegenstander. De Britten hebben gekozen voor een Russische Motor Rifle-brigade als referentietegenstander. RUSI achtte het concept werkbaar, mits de brigade een veelzijdig pakket krijgt om de slagkracht te verhogen.[45] Het Strike-concept maakt gebruik van de modaliteit van de Boxer om de combat teams te voorzien van kanon- en AT-raketsystemen en organieke vuursteun, zowel van mortieren als raketartillerie. Verder zouden de combat teams voorzien moeten worden van organieke geniecapaciteit en elkaar moeten kunnen bergen. Een belangrijke factor in de mentale component is dat de combat teams rekening moeten houden met beperkingen in de afvoer van gewonden en hoge attritie.[46] In het Strike-concept is er een organieke eenheid met het Ajax-gevechtsvoertuig onderdeel van de verder vierkant[47] ingerichte brigade.[48] Uit het RUSI-rapport blijkt dat het Ajax-voertuig niet in aanmerking komt voor teamvorming[49] met de Boxer, door de verschillen in logistieke behoefte en mobiliteit.[50] Wel kan deze eenheid dienen als brigadereserve of voorwaartse strijdmacht.[51]
Echter, zelfs met dit pakket aan slagkracht-verhogende maatregelen is er kritiek op het Strike-concept.[52] De brigades zijn bekritiseerd in het VK als ‘an attempt at recovering a medium weight capability which hopes to fill a big brother’s shoes against a background of Treasury driven financial penury.’[53] Het dispersed optreden krijgt kritiek op de overlevingskansen. Gebonden eenheden zijn kwetsbaar voor gepantserde formaties en indirect vuur, maar de kleine niet-lineair optredende combat teams kunnen tevens worden gepasseerd en later door een volgend echelon worden uitgeschakeld. Het tot stand komen van het Strike-concept is bekritiseerd als een ‘fairly vague and wishful strategic and operational aspiration based on little or no doctrinal foundations, coupled with two deeply unimpressive and yet to be detailed equipment programmes with fundamental flaws. Doctrine seems to have followed equipment procurement, not the other way around as it should be.’[54] Het proces van legervorming is bij de Britten dus niet volgordelijk verlopen, waardoor er wordt bijgedragen aan de discussie over de wenselijkheid en de toepasbaarheid van delen van de krijgsmacht.
13 Ltbrig kan het Duitse concept, Boxers gebruiken als armoured personnel carrier en te voet vechten, zonder grote aanpassingen overnemen. De Britse variant biedt meer uitdagingen. Foto MCD, Gerben van Es
In de vergelijking tussen de Duitse en Britse aanpak is er sprake van reguliere en conservatieve concepten, die gebruikmaken van de Boxer als armoured personnel carrier (APC), waarbij het gevecht te voet wordt gevoerd in bedekt terrein, en een vernieuwend concept, waarbij de brigade verspreid wordt ingezet en een tegenstander wordt gesleten in een non-lineair gevecht. 13 Ltbrig kan het Duitse concept zonder grote aanpassingen overnemen. De Britse variant biedt meer uitdagingen, aangezien die noodzaakt tot wijzigingen in de organisatie, doctrines, opleidingen en training, en moet dan ook worden beschouwd als een concept gericht op de toekomst.
Conclusies en aanbevelingen
De wil om 13 Ltbrig op te laten treden in een regulier conflict is er, maar zowel de fysieke als de conceptuele component heeft investeringen nodig. Het OCLB is onbeproefd. Verder is, ongeacht welke conceptuele richting 13 Ltbrig opgaat, het ontbreken van het derde (en vierde?) bataljon problematisch. De blik naar voren, met het omarmen van de ‘hybride omgeving’ als toekomstig gevechtsveld is begrijpelijk en niet onwaar, maar die biedt een brigade weinig richting of aanknopingspunten. De middelen van de krijgsmacht in het hybride domein zijn tenslotte grotendeels voorbehouden aan de reguliere aspecten van het hybride conflict.
Er zijn gelukkig wel mogelijkheden om verder te bouwen. De saving grace van de Boxer vindt men in de modaliteit en mobiliteit. De modaliteit van het voertuig biedt mogelijkheden om in de toekomst bereden directe en indirecte vuurkracht te leveren zonder dat daarbij van platform moet worden gewisseld. De mobiliteit van de Boxer geeft de landmacht namelijk de mogelijkheid om een gehele brigade met haar organieke middelen te verplaatsen voor inzet. Binnen Europa kan een brigade dan snel en autonoom effecten sorteren. Om dit mogelijk te maken kan een derde bataljon worden gevormd rond de Boxer, eventueel door aan te haken bij de acquisitieprocessen van onze bondgenoten. In combinatie met de uitgestegen componenten kan hiermee een robuustere formatie te velde worden gebracht, totdat er in de toekomst een drijfveer komt voor het vervangen of uitbouwen van de assets van de brigade. Uiteraard dan op basis van een gedegen legervormingsproces, in plaats van bezuinigingen.
De conceptuele kloof die het OCLB slaat met de rest van de landmacht is riskant. De Nederlandse krijgsmacht is te klein voor zoveel specialisaties. Een variant zoals in het Duitse leger is weliswaar behoudender, maar biedt mogelijkheden voor de Duits-Nederlandse interoperabiliteit. Verdere specialisatie biedt dan ook wel capabilities, maar sluit tegelijkertijd capacity uit. Luitenant-generaal b.d. Mart de Kruif betoogde reeds dat de overeenkomsten tussen de verschillende types infanterie (gemechaniseerd, gemotoriseerd, amfibisch en air-assault) groter waren dan de verschillen, en beargumenteerde middels zijn ‘theorie van de klep’ dat er een grote mate van interoperabiliteit mogelijk was.[55] Hoewel er onder het buzzword ‘adaptiviteit’ vele haalbare en onhaalbare ideeën zijn opgevoerd, is dit concept, na een korte polemiek in de vakliteratuur, zonder empirische onderbouwing ten grave gedragen op voornamelijk emotionele argumenten.[56] Toch zijn er legio historische voorbeelden waarbij De Kruifs theorie bruikbaar lijkt.[57] Ook in bijvoorbeeld Groot-Brittannië gaan er wederom stemmen op om de infanterie-eenheden organisatorisch weer te egaliseren.[58]
Afsluitend adviseert dit artikel dan ook een conservatieve benadering voor 13 Ltbrig. De brigade is de hoeksteen van het landmachtoptreden en ook dit laagste niveau van verbonden optreden haalt zijn militair vermogen uit de combinatie van de mentale, fysieke en conceptuele component. Dit artikel betoogt dat 13 Ltbrig op twee aspecten moet investeren, om daarmee sterker toe te voegen aan het Nederlandse militaire vermogen. Hier zal tijd overheen gaan, en tot die tijd moet 13 Ltbrig zich focussen op het uitvoeren van contemporaine missies, binnen de mogelijkheden en beperkingen: het optreden in een escalerende omgeving, tijdens counterinsurgency-operaties, en beneden het hoogste geweldsspectrum. De noodzaak voor het vergroten van de capacity en de vuurkracht van de gevechtsbrigades van de landmacht is reeds onderkend, en voor 13 Ltbrig is deze noodzakelijk voor het optreden tegen peer-adversaries. Een goede en sterke samenwerking met de Britten zal op termijn inzicht geven in de toepasbaarheid van het OCLB. Gebruik maken van de geleerde lessen van de Britten is in deze fase dan ook wenselijker dan zelf vooroplopen in het ontwikkelen van dit concept.
* Majoor Ivor Wiltenburg is PhD-candidate en werkzaam bij de Faculteit Militaire Wetenschappen in Breda.
[1] W. Klinkert, ‘Van Waterloo tot Uruzgan. De militaire identiteit van Nederland’, in: Militaire Spectator 177 (2008) (7/8) 436.
[2] J. de Jonge, F. Bekkers en R. de Wijk, ‘Pas op de plaats voor Defensie’, Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS) (2010) 7; E. van Outeren, ‘Grondwettelijke taak Defensie staat op het spel’, in: NRC Handelsblad 5 mei 2016. Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2016/05/19/grondwettelijke-taak-defensie-staat-op-het-spel-1622681-a875662.
[3] Met de Leopard 2A6-gevechtstank en de CV9035-IGV beschikte Nederland mondiaal over de modernste samenstelling (team) van tanks en IGV’s.
[4] Capability zegt iets over wat men kan, en capacity zegt iets over het vermogen of de grootte van de capability. In het Nederlands zijn beide begrippen te vertalen door ‘geschiktheid’, wat soms tot verwarring kan leiden.
[5] Kamerstukken II, 2013-2014, 33 763, nr. 34 (Kamerbrief Toekomst van de krijgsmacht) https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=267393ed-f863-497a-80e4-9938fedcd7d4&title=Nieuwe%20inrichting%20Commando%20Landstrijdkrachten.pdf.
[6] M.F.J. Houben, ‘Zeggen waar het op staat’, in: Militaire Spectator 185 (2016) (1) 42. Zie: https://www.militairespectator.nl/thema/column/zeggen-waar-het-op-staat.
[7] G. van Keulen, ‘13 Lichte Brigade uitgelicht. Kansen en uitdagingen van eenheid op wielen’, in: Landmacht 65 (2015) (4); G. van Keulen, ‘13 Lichte Brigade op Wielen. Kansen en Uitdagingen’, in: Infanterie, (2015) (1) 33-37; M.P.J.J.M. Kerstens, ‘Concept Gemotoriseerd optreden’, in: Infanterie (2014) (2) 37-42; F.E.T.J. van Dijk, ‘FC MOT. Functioneel Concept Gemotoriseerde Capaciteit’, in: Infanterie (2015) (1) 27-31.
[8] M. van der Vorm en I.L. Wiltenburg, ‘Building Without Foundation. The Conceptual Discrepancy of Security Force Assistance’, conference paper (Conceptualising Remote Warfare: The Past, Present and Future, University of Canterbury, Kent, 28 februari-1 maart 2019.
[9] I.L. Wiltenburg, ‘Security Force Assistance. Practiced but not substantiated’, in: Militaire Spectator 188 (2019) (2) 89.
[10] A.W.T. Gijsbers, ‘Blik in de smidse. Opmerkingen over het Nederlandse legervormingssysteem’, in: Mars in Cathedra 63 (1985) p. 2219.
[11] In 2011 bestonden de Nederlandse tankbataljons uit slechts twee eskadrons, aangezien een van de eskadrons in een eerdere bezuinigingsronde al was geschrapt. De facto waren de Nederlandse tankbataljons dus ook geen volledig tankbataljon.
[12] J. Koevoets, Presentatie Operationeel Concept Lichte Brigade (OCLB) (Rhino Academics, 2017).
[13] Kamerstukken II, 2000-2001, 26 396, nr. 5 (Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR). Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26396-5.html.
[14] M.T. Klare, ‘The US Military Is Preparing for a New War’, in: The Nation, 5 juni 2019. Zie: https://www.thenation.com/article/archive/us-military-is-preparing-for-new-wars-china-russia/; Van der Vorm en Wiltenburg, ‘Building Without Foundation’.
[15] NATO Defence Planning Capability Review 2017/2018. The Netherlands (Brussel, North Atlantic Council, 2018). Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-848946.pdf.
[16] Als gevolg van de snelheid waarmee 13 Mechbrig werd omgevormd naar 13 Ltbrig, is er onvoldoende kennisproductie geweest om het optreden van 13 Ltbrig doctrinair te onderbouwen.
[17] NATO Defence Planning Capability Review 2017/2018 The Netherlands.
[18] Doctrine Publicatie 3.2. Landoperaties (Amersfoort, Koninklijke Landmacht, Land Warfare Centre) 55.
[19] Veiligheid is Vooruitzien. De Toekomstvisie van de Koninklijke Landmacht (Utrecht, Commandant Landstrijdkrachten, 2018).
[20] F.G. Hoffman, ‘Hybrid vs. Compound War’, in: Armed Forces Journal (2009) (10) 1-6. Definitie van hybrid warfare: ‘any adversary that simultaneously and adaptively employs a fused mix of conventional weapons, irregular tactics, terrorism and criminal activities in the battle space to obtain their political objectives.’
[21] In de Nederlandse vakliteratuur is er geen consensus over het begrip hybrid warfare. Voor voorbeelden zie: T. de Munnik, ‘De Verdediging in het Hybride Tijdperk’, in: Infanterie (2016) (2) 19-26; A. Geers, ‘Hybrid Warfare, WTF?’, in: Infanterie (2016) (1) 41-48; zie ook het European Centre of Excellence on Hybrid Warfare, https://www.hybridcoe.fi/hybrid-threats/.
[22] I.L. Wiltenburg, ‘The Importance of Understanding Russian Strategic Culture’, in: Atlantisch Perspectief 45 (2020) (1) 7-12; F. van Nijnatten, ‘Het antwoord van Gerasimov op het Paard van Troje’, in: Militaire Spectator 188 (2019) (7/8) 392-397.
[23] Ibidem.
[24] Voor een uitgebreide review over de literatuur over hybrid warfare, zie R. Johnson, 'Hybrid war and its countermeasures: a critique of the literature', in: Small Wars & Insurgencies 29 (2018) (1) 141-163.
[25] R. Johnson, 'Hybrid war and its countermeasures', 159.
[26] Zie: https://www.gartner.com/en/research/methodologies/gartner-hype-cycle.
[27] Houvast in een onzekere wereld. Lijnen van ontwikkeling in het meerjarig perspectief voor een duurzaam gerede en snel inzetbare krijgsmacht (Den Haag, , ministerie van Defensie, 2017).
[28] A. Twigt, ‘De Robots Komen’, in: Landmacht 69 (2019) (1).
[29] H. Vaalburg, N. Frantsen en E. Gort, ‘Infanterierobots’, in: Infanterie (2010) (2) 16-20.
[30] J. Koevoets, Presentatie Operationeel Concept Lichte Brigade (OCLB).
[31] Ibidem.
[32] A.W. van Adrichem en D. van den Wollenberg, ‘Swarming‘, in: Sinte Barbara 70 (2018) (1) 22.
[33] J. Arquilla en D. Ronfeldt, Swarming and the Future of Conflict (Santa Monica, Rand Corporation, 2000).
[34] Naast manoeuvrecapaciteit moet men ook hier ook denken aan contramobiliteit en vuursteun.
[35] Land Training Center Bulletin, ‘Russian Motor Rifle Brigade’ (LTC, Amersfoort, 2017).
[36] ‘Return of the Bear: Russian Ground Forces Modernisation’, Jane’s Defence Weekly, 7. Zie: https://www.janes.com/images/assets/643/58643/Return_of_the_bear_Russian_Ground_Forces_modernisation.pdf. ; O. van Wiggen en R.J. Aarten, ‘Oefening Bison Drawsko 2017. Een essentiële nulmeting voor de landmacht’, in: Militaire Spectator 186 (2017) (12) 581.
[37] Bestuursstaf Directoraat-generaal Beleid, Eindrapport Beleidsdoorlichting Omvorming 13e Gemechaniseerde Brigade tot een lichtere Gemotoriseerde Brigade (Den Haag, 2019) 25. Zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-885816.pdf, De medium brigade capability wordt hierin nagestreefd naast een heavy en een light brigade capability, te realiseren tussen 2018 en 2036. De NAVO-definitie voor een medium brigade is een task force die bestaat uit drie medium infanteriebataljons en een heavy infanteriebataljon aangevuld met voldoende ISTAR, Combat Support en Combat Service Support.
[38] J. Koevoets, Presentatie Operationeel Concept Lichte Brigade (OCLB).
[39] J.B. Alterman, ‘The Enemy Gets A Vote’, in: Middle East Notes and Comment (2018) (May), Center for Strategic and International Studies. Zie: https://www.csis.org/analysis/middle-east-notes-and-comment-enemy-gets-vote.
[40] K.A. Alderliesten, ‘Maurits waar ben je?’, in: Militaire Spectator 188 (2019) (3) 152-153.
[41] Zie: Brochure 13e Lichte Brigade voor een verhandeling over de capacities en capabilities van 13 Ltbrig.
[42] Het Britse leger heeft de Boxer aanbesteed, maar de voertuigen zijn nog niet ingestroomd bij de eenheden.
[43] Ook Australië heeft als onderdeel van zijn modernisatie besloten tot de aanschaf van enkele honderden exemplaren van de Boxer, maar dit is gezien de scope van het artikel niet verder uitgewerkt. Litouwen heeft de Boxer, voorzien van een 30mm-kanon, ook recent aangekocht.
[44] Deze voertuigen zijn zogenaamde armoured personnel carriers (APC’s), gepantserde voertuigen die bedoeld zijn om het personeel beschermd te vervoeren over het gevechtsveld. In populair taalgebruik wordt dit soort voertuigen ook aangeduid als battlefield taxis.
[45]J. Watling en J. Bronk, ‘Strike. From Concept to Force’, Royal United Services Institute
for Defence and Security Studies, 2019. Zie: https://rusi.org/sites/default/files/201906_op_strike_web.pdf.
[46] Ibidem.
[47] In defensiejargon heeft een vierkante brigade een viertal gevechtsbataljons.
[48] De Ajax is een pantserrupsvoertuig uitgerust met 40mm-kanon. Zie ook: https://www.janes.com/images/assets/503/65503/Ajax_uncovered_Detailing_the_British_Armys_latest_combat_vehicle_family.pdf.
[49] In militair jargon is een ‘team’ een eenheid van compagniesgrootte, die beschikt over een mix van tank-, pantserinfanterie- en anti-tankpelotons.
[50] J. Watling en J. Bronk, ‘Strike’.
[51] Ibidem.
[52] G. Molinell, ‘Strike. A Solution in Search of a Problem?’, The Wavell Room (2017). Zie: https://wavellroom.com/2017/11/02/strike-a-solution-in-search-of-a-problem/.
[53] S. Crawford, ‘Strike Brigades – Back to the Future?’, in: UK Defence Journal (juli 2019). Zie: https://ukdefencejournal.org.uk/strike-brigades-back-to-the-future/.
[54] Ibidem.
[55] M. de Kruif, ‘De Infanterie op weg naar 2015’, in: Infanterie (2010) (1) 5-7.
[56] Zie bijvoorbeeld: R. van Dorp, ‘Misvattingen over Luchtmobiele Eenheden’, in: Infanterie (2010) (3) 8-9.
[57] Zie bijvoorbeeld: Britse 155e brigade tijdens WO2, US Army tijdens D-Day, en de Nederlandse inzet van AASLT-eenheden in YPR’s (voormalig Joegoslavië) en pantserinfanterie-eenheden in de AASLT-rol (Afghanistan 2009).
[58] N. Drummond, ‘The Universal Infantry Battalion’, The Wavell Room (augustus 2019). Zie: https://wavellroom.com/2019/08/29/the-universal-battalion-possible-future-infantry-unit-structures/.