Voormalig ambassadeur Nikolaos van Dam heeft een overtuigende reden om ‘de Arabische en islamitische wereld’ als afbakening voor zijn boek Granaten en minaretten te kiezen. Hij studeerde politieke wetenschappen en Arabische taal en Islam en verbleef aansluitend nog een aantal jaren in het Midden-Oosten om aan zijn proefschrift te werken. In 1975 maakte Van Dam al de overstap van de universiteit naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Vrijwel alle functies die hij daarna bekleedde waren in de Arabische of islamitische wereld of stonden daarmee in verband. Voor Granaten en minaretten heeft Van Dam een selectie gemaakt van gebeurtenissen die hij als ambassadeur meemaakte en, zoals hij het beschrijft, als hoogtepunten beschouwde, belangrijk of leuk.
Wat volgt is een nuchter relaas, niettegenstaande de vaak complexe of onverwachte en soms aangrijpende gebeurtenissen waarvoor hij als ambassadeur oplossingen of een uitweg moest zien te vinden. Het gaat om het behartigen van Nederlandse politieke en economische belangen, waartoe goede kennis van de lokale context van doorslaggevend belang is. Soms gaat het om de veiligheid van hemzelf en zijn ambassadestaf, bijvoorbeeld wanneer Israël in 1982 Libanon binnenvalt en soms zelfs om mensenlevens, bijvoorbeeld de gijzeling van Nederlanders in Irak in 1990. Maar Van Dams boek is zeker geen nostalgische terugblik op tweeëntwintig jaar als ambassadeur op zeven posten: Duitsland, Indonesië en vijf in het Midden-Oosten. Daarnaast was Van Dam jarenlang bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en als secretaris van de Europese Midden-Oostenmissie met het dossier Midden-Oosten belast. Hij gaat in zijn boek dan ook uitgebreid in op de conflicten en crises in deze regio.
Rode lijn
De rode lijn die hier doorheen loopt, is, zoals Van Dam het noemt, ‘het Arabisch-Israëlisch conflict’ met als kernprobleem de ‘kwestie Palestina’. Dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen onverminderd voortduurt, zonder een bevredigende oplossing in zicht, daarvoor dragen ‘de meeste westerse landen (…) een zekere verantwoordelijkheid (…)’, schrijft Van Dam. Ook wat betreft de andere conflicten in het Midden-Oosten heeft hij kritiek op het Westen. Keer op keer heeft het Westen gefaald vanwege volgens hem nodeloze en mislukte militaire interventies en economische sancties, met als gevolg een ontwrichting in het hele Midden-Oosten waarvan de lokale bevolking de gevolgen voelt. Als enige uitzondering hierop ziet hij de strijd tegen IS en al-Qaida. Verantwoordelijk voor dit falen zijn volgens Van Dam ‘politici’. Hij stelt dat politieke leiders van allerlei landen zich te weinig rekenschap hebben gegeven van de consequenties van de conflicten die zij beginnen of steunen, zoals dodelijke slachtoffers, vluchtelingen en vernietiging, ‘niet onder hun eigen bevolking, maar onder andere volkeren’.
Zijn kritische analyse lezend en bedenkend hoe lang het Midden-Oosten zijn werkterrein was, wordt duidelijk dat Van Dam dus meer dan eens zijn visie op de problemen in die regio ondergeschikt heeft moeten maken aan het Nederlandse buitenlandbeleid (lees: de politiek). Dit moet, zo zou je verwachten, vaak spanning hebben opgeroepen tussen zijn ideeën, gebaseerd op diepgaande kennis van de Arabische en islamitische wereld en de politieke richtlijnen vanuit Nederland. Het zou Van Dams boek verrijkt hebben als hij wat meer inzicht had gegeven in hoe hij deze spanning oploste.
Praktische diplomatie
Naast de politieke analyse van het Midden-Oosten besteedt Van Dam veel aandacht aan hoe hij als diplomaat te werk gaat. Opmerkelijk genoeg staat hij niet echt stil bij het ‘diplomatieke handwerk’ zoals onderhandelen. Waar Van Dam wel veel aandacht aan besteedt is het belang van het hebben van goede kennis van het land, de cultuur en de taal waar hij als diplomaat geplaatst is. Dat levert respect op en veel betere toegang, schrijft hij. Telkens weer laat hij zien hoe hij erin slaagt een benadering te kiezen die inspeelt op de lokale (politieke) cultuur, religie of gewoontes. Juist dit helpt hem zijn doelen te bereiken. Dit is niet alleen de opbrengst van zijn wetenschappelijke achtergrond. Op elke post steekt Hij veel tijd en energie in het leren kennen van land en bevolking.
Van Dam laat zien hoe praktische diplomatie tot stand komt. Dit maakt zijn boek dan ook zo interessant, zeker voor de militaire lezer die het pad van de diplomatie wil inslaan. Ik verwijs hierbij naar het artikel in de Militaire Spectator van Mirjam Grandia Mantas en Ted Mutsaers over militaire diplomatie.[1] In hun artikel wijzen zij op de kansen die militaire diplomatie biedt om het informatiegestuurde optreden van Defensie te versterken. Daarvoor is verdere professionalisering van deze vorm van diplomatie nodig. Het vraagt bijvoorbeeld van de militairen die binnen deze sector werken het ontwikkelen van specifieke competenties en vaardigheden, of organisatorische aanpassingen, zoals het creëren van specifieke loopbaantrajecten. Daarvoor is verder onderzoek nodig, schrijven de auteurs. Het onderzoek waarvoor zij zich hard maken zou er goed aan doen de ervaringen van professionals zoals Van Dam hierin te betrekken. Niet om te kopiëren, daarvoor zijn Buitenlandse Zaken en Defensie natuurlijk te verschillende organisaties, maar om ervan te leren en toe te passen vanuit het defensieperspectief.
Lt-kol b.d. drs. Jan-Leendert Voetelink
Granaten en minaretten
Een diplomaat op zoek naar vrede in de Arabische en islamitische wereld
Door Nikolaos van Dam
Amsterdam (Prometheus) 2020
320 blz. – ISBN 9789044645217
[1] Mirjam Grandia Mantas en Ted Mutsaers, ‘Militaire diplomatie als enabler en handelingsoptie voor Defensie’, Militaire Spectator 190 (2021) (6) 300-313.