Tijdens de oorlog tegen de Republiek Indonesië in de jaren 1945-1949 gebruikte de Nederlandse krijgsmacht structureel extreem geweld, zo luidde in 2022 de eindconclusie van het ODGOI-onderzoek.[1] Benieuwd naar de onderbouwing hiervan, kocht ik een exemplaar van het boek Over de grens, een 578 pagina’s tellende samenvatting van het onderzoek. Ik verwachtte daarin een heldere uiteenzetting van definities (‘wat is structureel, wat is extreem geweld?’), gevolgd door een opsomming van goed onderzochte geweldsincidenten als bewijsvoering en een daarop gebaseerde conclusie. Maar zo’n methodische aanpak zag ik niet, en na lezing begreep ik nog altijd niet wat ‘structureel extreem geweld’ precies betekende en welke feiten de eindconclusie zouden rechtvaardigen. ‘Kritiek is goed, dat houdt je scherp’ zo stelde ODGOI-onderzoeker dr. Rémy Limpach onlangs.[2] Ik haak daar graag op in met onderstaande beschouwing.

Dat in Indië het Nederlandse leger extreem geweld incidenteel had toegepast, weten we: zie de Excessennota uit 1969. In 2017 kreeg ODGOI als vraag te beantwoorden of bij nader inzien dat geweld structureel was geweest. Zie bijvoorbeeld blz. 17 in Over de grens: ‘Het onderzoek beoogt zoals gezegd (...). Meer toegespitst gaat het om de vraag of extreem geweld van de Nederlandse krijgsmacht een structureel karakter had en zo ja, waarom dit plaatsvond, (et cetera).’ Die vraagstelling zet het woord ‘structureel’ centraal, en dat is daarmee hét kernbegrip waar het onderzoek om draaide.

Prof. dr. Frank van Vree, een van drie programmadirecteuren van ODGOI, had het publiek beloofd: ‘Er is nu een lijst van vijftig tot zestig termen opgesteld, begrippen waarvan we zeggen dat de precieze betekenis of het specifieke gebruik ervan niet automatisch voor zichzelf spreekt. Denk bijvoorbeeld aan “extreem geweld” of “oorlogsmisdrijf”. In onze teksten zullen we telkens heel nauwgezet aangeven wat een term in dat verband betekent en waarom we die term gebruiken.’[3] In dit essay neem ik die belofte onder de loep als het gaat om het kernbegrip ‘structureel’.

Dubbelzinnig

Allereerst valt op dat dit kernbegrip meer betekenissen heeft, en dus dubbelzinnig is. Het woord ‘bank’ is dat bijvoorbeeld ook (bijvoorbeeld zitplek of financieel bedrijf) maar omdat de betekenissen zo uiteenlopen, zal zelden verwarring ontstaan bij ‘ik loop naar de bank’. Bij het begrip ‘structureel’ is dat anders.

ODGOI schrijft op blz. 33: ‘De conclusies van het onderzoek ondersteunen de opvattingen die de afgelopen jaren door steeds meer historici zijn verwoord, namelijk dat de Nederlandse krijgsmacht zich niet incidenteel maar structureel bediende van extreem geweld.’ Wat bedoelt men hier met het woord structureel? Het begrip ‘incidenteel’ heeft als gangbare betekenis ‘af en toe’ of ‘sporadisch’ en kent als tegenhanger het begrip ‘structureel’: iets wat niet af en toe, maar ‘geregeld’ voorkomt. In deze context drukt het een frequentie uit, dus hoe vaak iets voorkomt: kwam het geweld incidenteel voor of structureel? Neem bijvoorbeeld de website van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) over huiselijk geweld.[4] Het CBS betitelt een slachtoffer als ‘structureel’ zodra die persoon minimaal één keer per maand huiselijk geweld heeft ervaren: het onderscheid incidenteel-structureel wordt hier dus bepaald door frequentie. Hoe zit dat bij Over de grens?

Nadat het woord ‘structureel’ al een paar keer is genoemd, geeft het boek op blz. 29-30 er een definitie van: ‘Het huidige debat spitst zich derhalve vooral toe op de vraag in hoeverre dit geweld inderdaad als structureel en/of systematisch – in plaats van incidenteel – moet worden bestempeld, en hoe het te verklaren is. Wij sluiten ons aan bij de wijze waarop deze termen in de historiografie zijn gebruikt, in de zin dat het verschil tussen structureel en systematisch geen kwestie is van kwantiteit of frequentie, maar meer een kwestie van intentie. Systematische inzet van extreem geweld geschiedt met opzet, dat wil zeggen op bevel of met instemming van de hogere militaire en politieke leiding, terwijl bij structureel gebruik van extreem geweld sprake is van al dan niet stilzwijgend gedogen of onverschilligheid’ (cursivering door auteur). Opnieuw zet het ODGOI-project de begrippen incidenteel en structureel tegenover elkaar, en dan blijkt dat het een andere invulling geeft aan het kernbegrip structureel, dat volgens de onderzoekers niets te maken heeft met frequentie. Kortom: als het gaat om de vraag of het geweld incidenteel of structureel was, dan ziet ODGOI structureel niet als ‘frequentie’ maar als ‘gedogen of onverschilligheid’.[5]

Verwarrend

Dat is raar. Allereerst is het wetenschappelijk gezien not done om te werken met een dubbelzinnige onderzoeksterm die tot verwarring kan leiden, zoals hier. Ik heb de proef op de som genomen en een aantal personen de vraag voorgelegd wat zij verstaan onder ‘structureel’ in de context van ‘structureel extreem geweld’ in vergelijking met ‘incidenteel’, precies zoals ook ODGOI deze termen tegenover elkaar zet. Als antwoord volgde dan: ‘dat het vaak gebeurde’ of variaties daarop – dus precies de betekenis van frequentie die het CBS eraan geeft. Het spreekt voor zich dat een wetenschappelijk onderzoek moet werken met duidelijk omschreven begrippen. Vandaar ook dat ‘heel nauwgezet aangeven’ van Van Vree. Maar als het kernbegrip ‘structureel’ voor de commissie de betekenis had van de (niet dubbelzinnige) term ‘gedogen’, waarom gebruikte zij die term dan niet in plaats van ‘structureel’? Dan was de centrale onderzoeksvraag geweest: ‘was er sprake van gedogen van extreem geweld?’

Extra verwarrend is dat ODGOI-onderzoekers zelf het begrip ‘structureel’ uitlegden aan de hand van frequentie. Zo deed het Historisch Nieuwsblad verslag van een georganiseerde ontmoeting tussen publiek en onderzoekers prof. dr. Gert Oostindie en dr. Limpach in januari 2017.[6] Daar werd de vraag gesteld wat ‘structureel’ betekende in ‘structureel geweld’. Een voor de hand liggende vraag, want (zie hiervoor) dat is het kernbegrip waar het onderzoek om draaide. Ik citeer: ‘Wat is “structureel”? Wat “structureel” precies inhoudt, bleek een belangrijke kwestie te zijn voor zowel de sprekers als het publiek. De zaal stelde dan ook de vraag welke definitie de historici aanhouden. Limpach merkte op dat “structureel” hierbij aangeeft dat er gevallen van geweld waren die veel vaker voorkwamen dan alleen incidenteel. Wel gaf hij aan dat structureel niet per se betekent dat het de meerderheid betreft. Oostindie haakte hier op in door te stellen dat hij in zijn boek benoemt dat een groot deel van het leger excessief geweld gebruikte, maar zeker niet de meerderheid.’

Indonesische en Nederlandse militairen poseren gezamenlijk, Java 1948. Foto Nationaal Archief

Kortom: beide ODGOI-leden brengen ‘structureel’ in verband met de frequentie waarmee iets gebeurt, namelijk ‘veel vaker dan alleen incidenteel’ en ‘dat een groot deel van het leger het gebruikte’. Opvallend: de in Over de grens gehanteerde definitie van gedogen wordt nergens genoemd. Al in 2015 stond in NRC een artikel ‘Geweld Indië was structureel’ van Anne-Lot Hoek (die later als onderzoeker zou toetreden tot ODGOI) waarin zij schreef: ‘Maar de kernvraag, of het ging om “excessen” dan wel structureel geweld, is nooit onderzocht. (…) Volgens Limpach koos de regering-De Jong destijds bewust voor de eufemistische term “exces” “om te suggereren dat geweld niet op grote schaal voorkwam”. (…) Limpach concludeert echter dat het Nederlandse leger Indonesiërs juist wel “regelmatig”, “op grote schaal” en “buiten onmiddellijke gevechtsacties om doodde en mishandelde”. Limpach spreekt van vermoedelijk “duizenden” gevallen. Het gaat onder meer om gevallen van moord op ongewapende burgers als wraakactie of, om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen, het doodschieten van geboeide gevangenen, martelingen in gevangenissen, verkrachting en plundering.’

Ook hier komt de tegenstelling incidenteel-structureel terug, waarbij het kernbegrip structureel als frequentie (‘duizenden gevallen’) wordt uitgelegd. Het laat verder zien dat wetenschappers de term structureel van begin af aan hebben gebruikt, en die term al snel inburgerde in de media. ODGOI-onderzoeker dr. Onno Sinke zei bij de kick-off in 2017 in een interview in NRC: ‘Duidelijk is inmiddels dat dit extreme geweld niet incidenteel, maar structureel voorkwam’.[7]

Kwantificeren als onbegaanbare weg?

Op blz. 30, meteen onder ODGOI’s uitleg van het begrip structureel, staat een verwijzing naar het korte hoofdstuk Tussenbalans (blz. 105-109): ‘In Tussenbalans (…) vatten wij samen hoe wij een aantal kernbegrippen definiëren…’ Zou daar de verklaring te vinden zijn voor het (toch) gebruiken van ‘structureel’? Ik stuitte op blz. 106 op een opmerkelijke passage, die de indruk geeft van een interne worsteling hierover: ‘Tegenover het “incidentele” karakter dat het kabinet De Jong toeschreef aan “excessen” staat het in de huidige historiografie dominante beeld dat het extreme geweld een structureel of zelfs deels een systematisch karakter had. Dit roept evenwel de vraag op, op basis van welke criteria dit is vast te stellen. Kwantificering zou een onderdeel van het antwoord kunnen zijn; het is echter duidelijk dat dit een uiterst moeilijke, mogelijk zelfs onbegaanbare weg is, met aan het eind slechts beperkte of fragmentarische resultaten.’[8]

Waarom kwantificering ‘een uiterst moeilijke, mogelijk zelfs onbegaanbare weg is’ vinden de auteurs naar eigen zeggen ‘duidelijk’, maar uitleg geven ze niet. Die uitleg valt – zo vul ik dan maar aan – verderop te vinden in Over de grens.

We hebben geen cijfers over extreem geweld

Het is een beetje ondergesneeuwd in de media-aandacht voor het onderzoek: het aantal gevallen van Nederlands extreem geweld (en de daaraan te koppelen aantal slachtoffers) is onbekend – we weten het niet. Wellicht is het goed om ter illustratie daarvan enkele passages uit Over de grens te citeren.

Citaat 1, afkomstig van blz. 472 van Over de grens: ‘Als het gaat om een kwantificering van de omvang en de gevolgen van extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog en dus ook de aantallen slachtoffers, moet worden vastgesteld dat het onvolledige karakter van het Nederlandse en Indonesische bronnenmateriaal dat onmogelijk maakt. (...) Het is eenvoudigweg onmogelijk gebleken ook maar bij benadering aan te geven hoe vaak extreem geweld, uitgesplitst naar zijn vele verschijningsvormen, zich heeft voorgedaan. Dat geldt dus ook, zoals gezegd, voor het vaststellen van de precieze impact in termen van doden, gewonden en andere getroffenen aan Indonesische zijde en het maken van een scherp onderscheid tussen militaire en burgerslachtoffers.’

Citaat 2, op blz. 107 van Over de grens: ‘Bij veel van de duizenden gevechtscontacten tussen Nederlandse troepen en Indonesische strijders – vaak letterlijk situaties van doden of gedood worden – is het niet doenlijk om te bepalen of daarbij de grens van proportioneel naar disproportioneel geweld werd overschreden. Het beperkte bronnenmateriaal is daar grotendeels debet aan.’

Citaat 3, afkomstig van blz. 473 van Over de grens: ‘Het conflict kende hoe dan ook een hoog geweldsniveau, zij het met grote verschillen naar plaats en tijd. Bovendien waren veel grenzen vaag en fluïde: die tussen strijders en niet-strijders, tussen perioden van strijd en wapenstilstanden, en ook topografisch, in de zin dat er geen duidelijke frontlijnen waren. In deze complexe context viel de grens tussen “geoorloofd” oorlogsgeweld en vormen van extreem geweld doorgaans niet scherp te trekken.’

Bij bespreking van Nederlands extreem geweld in Indië behoren deze vaststellingen van ODGOI te functioneren als een grens: ‘tot zover reikt onze kennis’. Het overschrijden van die grens brengt de discussie op een terrein waarvan de wetenschap zegt ‘sorry, maar dat is giswerk’. De commissie stelt duidelijk dat we niet weten hoe vaak extreem geweld zich heeft voorgedaan: ‘Het is eenvoudigweg onmogelijk gebleken ook maar bij benadering aan te geven hoe vaak extreem geweld (…) zich heeft voorgedaan.’ – zie citaat 1. Dit terwijl kennelijk duizenden gevechtssituaties werden onderzocht: ‘Bij veel van de duizenden gevechtscontacten tussen Nederlandse troepen en Indonesische strijders – vaak letterlijk situaties van doden of gedood worden – is het niet doenlijk om te bepalen of daarbij de grens van proportioneel naar disproportioneel geweld werd overschreden’ – zie citaat 2. Kortom: de weg van kwantificeren loopt dood op gebrek aan data.

Voor de lezers van de Militaire Spectator is dit wellicht geen nieuws. Dr. Rémy Limpach schreef in 2022 het zeer inzichtelijke artikel ‘Ze vielen als gemaaid koren’.[9] Daarin onderstreepte hij de grote onduidelijkheid over cijfers over extreem geweld. Zijn vaststelling correspondeert met bovenstaande conclusie van ODGOI dat het eenvoudigweg onmogelijk is om ‘enigszins precieze cijfers’ te geven – de wetenschap tast hier in het duister. Dit niet-weten lijkt mij een cruciaal gegeven als het gaat om wetenschappelijk onderzoek naar extreem geweld in Indonesië in 1945-1949. Uiteraard heeft er extreem geweld plaatsgevonden, maar als uit onderzoek blijkt dat er geen cijfers voorhanden zijn van aantallen, hoe kies je dan tussen ‘incidenteel of structureel’? Toch concludeerde de commissie in 2022 stellig dat sprake was geweest van structureel extreem geweld. Maar hoe rechtvaardigt ODGOI die wetenschappelijke conclusie?

Terug naar de opmerkelijke passage op blz. 106. Ik lees dat als ‘de weg van structureel in de betekenis van kwantificering/frequentie loopt dood, bij gebrek aan cijfers’. Maar hoe erg is het dat wetenschappelijk onderzoek leidt tot beperkte of fragmentarische resultaten? Moet er dan een ‘mooi’ resultaat uitrollen? Wetenschappelijk onderzoek gaat om waarheidsvinding, en die waarheid is soms niet meer te vinden bij gebrek aan bronnenmateriaal. Dan behoort het onderzoeksresultaat te luiden: het antwoord op de vraag is niet meer te achterhalen.

Spoorwissel

Wat de passage op blz. 106 zo interessant maakt, is dat de onderzoekstrein daar tijdens de reis van spoor lijkt te wisselen. Die spoorwissel lees ik op blz. 107, en volledigheidshalve citeer ik hier de gehele alinea: ‘Bij veel van de duizenden gevechtscontacten tussen Nederlandse troepen en Indonesische strijders – vaak letterlijk situaties van doden of gedood worden – is het niet doenlijk om te bepalen of daarbij de grens van proportioneel naar disproportioneel geweld werd overschreden. Het beperkte bronnenmateriaal is daar grotendeels debet aan. Wel staat vast dat de Nederlandse eenheden doorgaans een groot “vuuroverwicht” hadden en dat ook ruimschoots benutten, wat zorgde voor een grote disbalans in slachtofferaantallen: veel meer doden en gewonden aan Indonesische dan aan Nederlandse kant. Het doel van deze studie is dan ook niet zozeer een uitspraak te doen over de totale omvang van het extreme geweld, als wel zo goed mogelijk aan te geven in welke situaties – binnen of buiten militaire acties – welke vormen van geweld zich al dan niet structureel of systematisch hebben voorgedaan.’[10] Let op dat ‘dan ook’ in de laatste zin – wat moet de lezer daarmee? Waarom is de totale omvang van extreem geweld niet meer het (of een) doel van de studie, terwijl die gáát over extreem geweld? Dat gegeven is toch evident van belang voor het onderzoek? ODGOI lijkt hier bij gebrek aan data te kiezen voor een ander doel, dat langs een (volgens het project) beter begaanbare weg is te bereiken door een andere betekenis te geven aan het kernbegrip ‘structureel’. Want kennelijk wenst men geen beperkte of fragmentarische resultaten.

Militairen van het Korps Speciale Troepen tussen lokale jeugd. Foto Beeldbank NIMH

Ik kom hier terug op het voorbeeld van het CBS, dat voor het onderscheid tussen ‘incidenteel’ of ‘structureel huiselijk geweld’ als criterium hanteert ‘minimaal één keer per maand’. Dat lijkt mij een duidelijke maatstaf. Maar welk criterium Over de grens toepast voor het verschil tussen incidenteel of structureel extreem geweld, blijft voor mij gissen. ‘Dit roept evenwel de vraag op, op basis van welke criteria dit is vast te stellen’ schrijft ODGOI in de passage op blz. 106, maar na de vaststelling dat kwantificering (‘de cijfers’) geen begaanbare weg is, lees ik daarna nergens ‘welke (andere) criteria’ vervolgens worden toepast.

In een notendop: waarom heeft ODGOI een kernbegrip gebruikt dat dubbelzinnig was, waarom is frequentie/kwantificering uit ‘structureel’ verdwenen, waar in Over de grens staat precies wat ODGOI wél bedoelt met ‘structureel’?[11] Waar kan ik de door ODGOI toegepaste criteria voor het verschil tussen ‘incidenteel-structureel’ aantreffen, met daarbij een onderbouwde uitleg waarom eraan is voldaan?

Toen de onderzoeksresultaten in februari 2022 bekend werden, stonden de krantenkoppen vol met de eindconclusie ‘structureel extreem geweld’. ‘Nederland heeft in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog structureel “extreem geweld” toegepast. Dat is onze conclusie.’ aldus programmadirecteur prof. dr. Ben Schoenmaker.[12] Misschien is het mij ontgaan, maar wie vroeg zich af wat hier precies de betekenis was van ‘structureel’, en wat de onderbouwing daarvoor was? Terwijl in 2017 het publiek bij de lezing van het Historisch Nieuwsblad zo graag wilde weten wat structureel precies betekende, waar was in 2022 die vraag gebleven?

‘Show me the evidence’

Ik mis ook het bewijs. In geval ODGOI in Over de grens de term ‘structureel’ uitlegt als ‘gedogen’, waar in het boek staat het bewijs daarvan? In het boek De geschiedenis van de 1 Divisie ‘7 December’ 1946-1996 lees ik op blz. 86: ‘Het toenemend besef dat de steeds heftiger wordende guerrilla ook aan Nederlandse zijde tot ontsporing van geweld kon leiden, hield de verantwoordelijke commandanten steeds vaker bezig. Dürst Britt (dat is de divisiecommandant, toevoeging auteur) en zijn ondercommandanten legden er derhalve de nadruk op dat geweld tegen de bevolking en overtredingen van het oorlogsrecht ontoelaatbaar waren. Hoewel ook na Rawahgedeh nog enkele geweldsincidenten voorkwamen, mag op grond van de nu bekend zijnde gegevens worden geconcludeerd dat het aantal excessen binnen de divisie beperkt is gebleven.’[13]

Dit weerspreekt ODGOI’s conclusie. Let wel, ik sta geheel open voor bewijsvoering van ODGOI dat commandanten als Britt wél hebben meegedaan aan het gedogen van extreem geweld. Britt – zo staat in Over de grens op blz. 83 – werd in september 1948 gedwongen ontslagen. Het boek zegt niets over zijn vermeend aandeel in (gedogen van) extreem geweld, en zou dat toch zeker hebben gedaan als er bewijs voor handen was. Dan denk ik als lezer: als Britt het kennelijk niet deed, wie dan wel? Anders gezegd: als het gaat om bewijsvoering van gedogen van extreem geweld, waar is die onderbouwing, bijvoorbeeld een opsomming van al die officieren die – volgens ODGOI – meededen aan het gedogen? Het zou mij als lezer enorm helpen om te begrijpen hoe ODGOI de eindconclusie onderbouwt. Maar die opsomming heb ik niet gevonden.

Ik voeg daar nog een gedachte aan toe. Waar duidelijk is dat ODGOI anno 2022 kampt met een groot tekort aan data (zie hiervoor de citaten 1, 2 en 3) als het gaat om extreem geweld, en getalsmatig niet kan zeggen wanneer wel en wanneer niet sprake was van extreem geweld, hoe was dat in 1945-1949 op politiek, militair en justitieel niveau? Beschikten destijds ‘alle niveaus’ (citaat ODGOI) wél over die data, op basis waarvan zij hadden kunnen oordelen? ODGOI trekt vergaande conclusies: ‘bewust inzetten van extreem geweld werd op alle niveaus getolereerd’, ‘Kennelijk wilden zij dat er werd gemarteld’ (blz. 455) en dat ‘vele vormen van extreem geweld structureel werden uitgeoefend door eenheden van de KL, het KNIL en de Mariniersbrigade’ (blz. 473). Als die conclusies kloppen, so be it: ik doe niet aan Hollands Glorie. Maar bij een dergelijk verwijt van ODGOI is het normaal dat wetenschappelijk gedegen bewijsvoering volgt: show me the evidence. Als lezer verwacht ik dan een overzicht van specifieke voorvallen waar ODGOI de conclusie over de KL, het KNIL en de Mariniersbrigade op baseert, zodat de lezer daar inzicht in krijgt. Ik kwam het niet tegen.

Stammenstrijd

Tot slot. In een discussie over Indonesië 1945-1949 kan het er fel aan toe gaan. Niet zelden worden deelnemers eraan al snel weggezet als lid van de stam ‘woke’ of van de stam ‘koloniaal’. Dat is jammer, want dat staat een goede gedachtewisseling over dit onderwerp in de weg. Ik heb persoonlijk geen band met Indië, noch met het leger. Ik onderschrijf het belang om kritisch te kijken naar onze eigen geschiedenis. Maar bij een wetenschappelijk onderzoek van vier jaar verwacht ik een gedegen wetenschappelijke aanpak, met een dito eindrapport. Ik ben teleurgesteld in Over de grens – zie dit artikel[14] – en ik hoop dat deze kritische feedback gewoon op zijn merites kan worden bekeken, en niet ten onder gaat in een stammenstrijd.

 

[1] Volledig: het onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950 (ODGOI).

[2] A. Claver en F. van Nijnatten, ‘Kritiek is goed, dat houdt je scherp’, Militaire Spectator 193 (2024) (9). Zie: https://militairespectator.nl/artikelen/kritiek-goed-dat-houdt-je-scherp.

[3] Reijn Bijkerk, ‘Geen morele oordelen’, Checkpoint 22 (2021) (4). Zie: https://content.yudu.com/web/1r3p1/0A1zrki/CP2104/html/index.html?origin=reader.

[5] Strikt genomen: ‘al dan niet stilzwijgend gedogen of onverschilligheid’. Ik zal hierna de betekenis aanhouden van ‘gedogen’, en omwille van de beperkte omvang van dit essay niet ingaan op de vraag hoe een definitie kan bestaan uit twee verschillende termen als gedogen en onverschilligheid – toch echt twee verschillende begrippen.

[6] Eline Hoeneveld, ‘Indië:excessen of structureel geweld?’, Historisch Nieuwsblad, 23 januari 2017. Zie: https://www.historischnieuwsblad.nl/indie-excessen-of-structureel-geweld. Prof. dr. Gert Oostindie was, samen met prof. dr. Frank van Vree en prof. dr. Ben Schoenmaker, Programmadirecteur van ODGOI. Dr. Rémy Limpach was een belangrijke projectleider van ODGOI. De harde conclusies in zijn dissertatie uit 2016 over Nederlands extreem geweld in Indië vormden voor Den Haag de doorslag voor dit onderzoek.

[7] ‘Ik moet de op bloed beluste Indonesische strijder begrijpen’, NRC, 12 september 2017. Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2017/09/12/ik-moet-de-op-bloed-beluste-indonesische-strijder-begrijpen- 12965684-a1573174. Opvallend is dat deze conclusie ‘structureel’ al werd getrokken bij de kick-off.

[8] Kwantificering betekent het vaststellen van de hoeveelheid, de omvang, en komt overeen met de frequentievraag: wat waren de aantallen? Over de grens spreekt op blz. 30 ook zelf over ‘kwantiteit of frequentie’ – zie het citaat hierboven.

[9] Rémy Limpach, ‘Ze vielen als gemaaid koren’, Militaire Spectator 191 (2022) (1) 32-49.

[10] Uit het hiervoor genoemde (zeer lezenswaardige) artikel van Limpach (zie voetnoot 9) blijkt dat de Indonesische strijders niet zelden op een Nederlandse militaire post afstormden, die dan met bijvoorbeeld een brengun een slachting aanbracht onder de aanvallers. Dit soort onbezonnen tactiek aan Indonesische kant was mede debet aan de grote disbalans in aantallen slachtoffers. De verdediging aan Nederlandse zijde in de vorm van neerschieten van de aanstormende vijand kan in alle redelijkheid niet worden gezien als ‘extreem geweld’, en Over de grens doet dat mijns inziens ook niet. Wel doet het ongelukkig aan dat een zin over die disbalans in slachtofferaantallen wordt gevolgd met een zinsnede over ‘de totale omvang van het extreme geweld’ – alsof die aantallen an sich toch extreem geweld zouden impliceren.

[11] De op blz. 30 aangegeven omschrijving ‘al dan niet stilzwijgend gedogen of onverschilligheid’ verdient allerminst de schoonheidsprijs, zie hiervoor voetnoot 5. Hetzelfde geldt voor de door ODGOI gebruikte definitie van ‘extreem geweld’ op blz. 445, die in mijn optiek praktisch onwerkbaar is.

[12] Ben Schoenmaker, ‘Term “extreem geweld” is juist niet gebruikt om te verhullen’, NRC, 16 juni 2022.

[13] Martin Elands, Richard van Gils en Ben Schoenmaker, De geschiedenis van de 1 Divisie ‘7 December’ 1946-1996 (Sdu, 1996).

[14] Zie ook: Benedict Janssen, ‘Hoe politiek is studie van historie Indië?’, EW Magazine, 2 augustus 2022. Zie: https://www.ewmagazine.nl/nederland/achtergrond/2022/08/hoe-politiek-is-studievan-historie-indie-23040w/.

Over de auteur(s)