‘Your IJssel river is no obstacle at all. I can jump over it.’[1] Veldmaarschalk Montgomery was in 1949 zeer sceptisch over een mogelijke waterlinie langs de IJssel om Europa te verdedigen tegen een Russische inval. Dit liet hij blijken tijdens een vergadering van alle generaals en sectiehoofden in Den Haag. Het originele plan van de geallieerden, een verdediging achter de Rijn, liet een groot deel van Nederland overgeleverd aan de Russen. Vandaar dat Nederland aandrong op het overwegen van een IJssellinie.[2] Montgomery’s woorden maakten vooral indruk op de notulist, Joseph Constantine Eugène (Joop) Haex, kapitein van de Generale Staf.[3]

Joop Haex zag in de IJssel wel potentie, en noodzaak, om Nederland beter te beschermen in de Koude Oorlog. Het weekend na de vergadering reed hij naar Pannerden, naar de splitsing van de Rijn in de Waal en de Nederrijn. ‘Tot op de dag van vandaag ben ik onder de indruk van het massale (en beheerste) geweld dat ik toen voor mij zag’, schreef hij in 1997.[4] Hij nam zijn chef, luitenant-kolonel C.J. Valk, mee en ook die raakte overtuigd van de potentie van een IJssellinie. Samen hebben zij bijgedragen aan de motivering van het realiseren van dit plan, dat in 1951 is goedgekeurd.

J.C.E. Haex als staatssecretaris van Defensie. Foto Beeldbank NIMH

Wat volgde waren jaren van hard werk door Rijkswaterstaat en de genie van de landmacht, en uiterste geheimhouding. Er waren enkele duizenden mensen betrokken bij ‘Plan C’ (naar Menno van Coehoorn) en ‘Plan D’ (‘noodbruggenpontonplan Deventer’, waar een van de stuwen gebouwd zou worden).[5] Haex was toen al vertrokken naar Washington, waar hij militair attaché werd als beloning voor zijn doorzettingsvermogen in het ‘plan C-gekrakeel’, zoals hij het zelf omschreef.[6] Met de uitvoering van de plannen had hij niets te maken. Wel werd Haex in 1952 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau, voor zijn ‘inspanning en doorzettingsvermogen’ waaraan het ‘te danken is geweest, dat het plan, waarmede een zeer hoog bedrag was gemoeid […] door de Regering kon worden goedgekeurd en tot uitvoering gebracht.’[7]

Haex had nadien een succesvolle carrière binnen Defensie. In 1959 werd voor hem zelfs speciaal een nieuwe functie gecreëerd: hoofd Bureau Voorlichting, Vorming en Psychologische oorlogsvoering (VVP) binnen het Hoofdkwartier van de Generale Staf, waarin hij pionierswerk verrichtte.[8] De kroon op zijn werk kwam op 14 augustus 1963, toen Joop Haex voor het eerst werd benoemd tot staatssecretaris van Defensie, belast met de Koninklijke Landmacht. Als staatssecretaris heeft hij opnieuw blijvende invloed gehad op Defensie door de bezuinigingsoperaties Chirurg, Bever en Egel.[9]

Ondertussen waren de verdedigingsplannen van de NAVO opgeschoven naar het oosten. In de Bondsrepubliek Duitsland was de Bundeswehr opgericht, wat de uitbreiding van de verdedigingsstrategie mogelijk maakte. Deze Forward Defense Strategy werd tussen 1958 en 1963 in fases ingevoerd. De hoofdverdedigingslijn lag nu niet meer bij de Rijn en de IJssel, maar langs de Weser en de Fulda. De IJssellinie had voortaan geen nut meer.[10]

Begin 1964 ontving minister van Defensie P.J.S. de Jong het voorstel van zijn staatssecretaris om de Plannen C en D op te heffen. De IJssellinie was een hindernis geworden voor de bevoorrading en de terugtrekking van de Nederlandse troepen in West-Duitsland, en het onderhoud drukte te zwaar op de Nederlandse budgetten. Haex hakte de knoop door en kreeg op 21 februari 1964 goedkeuring van de minister.[11]

Sloop van een van de stuwen van de IJssellinie. Foto Beeldbank NIMH

Zo had Haex aan de wieg gestaan van de IJssellinie, en was hij vijftien jaar later verantwoordelijk voor de liquidatie. De IJssel had diepe indruk op hem gemaakt en hem een onderscheiding opgeleverd, maar spreken over zijn verdiensten kon hij pas in 1990, toen de geheimhouding officieel werd opgeheven na de val van de Berlijnse Muur.*

 

[1] J.C.E Haex, ‘Inleiding’, in: J.R. Beekmans en C. schilt (red.), Drijvende stuwen voor de landsverdediging. Een geschiedenis van de IJssellinie (Zutphen, Walburg Pers, 1997) 12.

[2] J. Hoffenaar, ‘De IJssellinie. Een frontlinie in de Koude Oorlog’, Armex 93 (2009) 25-28.

[3] Haex schreef een aantal artikelen in dit tijdschrift, bijvoorbeeld: E.J.C. Van Hootegem en J.C.E. Haex, ‘Gevechtsbereidheid, één der grondslagen voor een hoge gevechtswaarde’, Militaire Spectator 130 (1961) (10) 365-369.

[4] Haex schreef dit op voor het concept van de inleiding van Beekmans en Schilt (red.), Drijvende stuwen, brief te vinden in zijn persoonlijke archief, collectie NIMH, nog niet geïnventariseerd.

[5] J. Hoffenaar, ‘De IJssellinie’, 26.

[6] Concept inleiding, persoonlijk archief Haex.

[7] Brief aan J.C.E. Haex van het Bureau Onderscheidingen met hierin het document voor de officiële onderscheiding, ondertekend op 18 oktober 1952, persoonlijke archief Haex.

[8] ‘Staatssecretaris op defensie. Joop Haex. Joyeuze figuur en “doordrukker”’, Het Parool, 14 augustus 1963.

[9] J. Hoffenaar en B. Schoenmaker, Met de blik naar het Oosten. De Koninklijke Landmacht 1945-1990 (Den Haag, Sectie Militaire Geschiedenis, 1994) 240-246.

[10] E.C. de Reijer, De IJssellinie 1950-1968 (Zwolle, Waanders Uitgevers, 1997) 128-129.

[11] De Reijer, De IJssellinie 1950-1968.

* Onderzoek en tekst door Doris de Witt.

Over de auteur(s)