Op 17 februari dit jaar werden de resultaten bekend van het grootschalige onderzoek naar de toepassing van – militair – geweld tijdens de dekolonisatieoorlog in voormalig Nederlands-Indië. Dit onderzoek werd uitgevoerd door het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. De belangrijkste conclusie van het onderzoek, dat werd verricht met financiële steun van het kabinet-Rutte II, luidt dat Nederland tijdens deze oorlog structureel extreem geweld heeft toegepast. De ontsporingen van geweld waren dus niet incidenteel, zoals lang en misschien wel tegen beter weten in werd aangenomen. Politici, journalisten, wetenschappers én veteranen(organisaties) worstelen immers al decennialang en in velerlei opzicht met ‘de erfenis van Indië’. Over deze moeizame omgang van Nederland met het gewelddadige en controversiële einde van zijn aanwezigheid ‘in de Oost’ handelt de studie Een kwaad geweten van de hand van voormalig Trouw-journalist Meindert van der Kaaij. Het is één van de zeven deelprojecten waaruit het totale onderzoek bestaat.

Suggestief

De focus van een Een kwaad geweten ligt op de publieke reflectie op en de verwerking van het Nederlandse optreden tijdens de oorlog, met als centrale vraag of en zo ja waarom Nederland worstelde met het oorlogsverleden in Indonesië. De studie is, na een aantal inleidende hoofdstukken, chronologisch opgebouwd rond de momenten dat de oorlog en het daarin toegepaste geweld in de media veel aandacht kregen, waarna ze vervolgens weer een periode in de luwte terecht kwamen. Voorbeelden van zulke momenten zijn de Hueting-affaire in 1969 en het staatsbezoek aan Indonesië in 1995. Het eerste dat opvalt aan het boek is – niet heel verrassend – de titel in combinatie met de omslagillustratie. En die combinatie is op zijn minst suggestief. Immers, de titel Een kwaad geweten wordt ondersteund door een beeld van de rouwende weduwe van een in december 1947 door Nederlandse militairen geëxecuteerde Indonesische strijder in Rawagede. Het had de auteur gesierd als hij achter die titel een vraagteken had geplaatst om in een afsluitend hoofdstuk vast te stellen of dat vraagteken terecht is danwel zou moeten worden vervangen door een uitroepteken. Door het ontbreken van zo’n vraagteken is de beschuldigende toon richting militairen/veteranen gezet, temeer daar aan de context van de gebeurtenissen in Rawagede onvoldoende aandacht wordt besteed.

Bij lezing van het boek valt een aantal zaken op. Het eerste is de periodisering, namelijk vanáf 1950. Daarmee blijven de cruciale jaren 1945-1950 buiten beschouwing en daarmee dus ook de maatschappelijke opvattingen ten tijde van de strijd zelf, bijvoorbeeld waar het gaat om de Indië-weigeraars, of de inzet door Nederland van militairen die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan Duitse kant hadden meegevochten. Mogelijk worden deze jaren in een ander deelonderzoek behandeld, maar juist in deze studie had aandacht voor de jaren 1945-1950 zeer wel gepast. Verder wordt er een voor mij onbekende Vereniging Oud-Strijders opgevoerd (blz. 246) en een eveneens onbekende generaal Helfrich (blz. 47). Mogelijk wordt bedoeld luitenant-admiraal Conrad Helfrich (blz. 45), die echter op zijn beurt één pagina later is gedegradeerd tot viceadmiraal. Storender is het dat de auteur spreekt over 2600 Indië-weigeraars (blz. 273), terwijl het er ruim 6000 waren. Van deze totale groep werden er 2600 berecht en veroordeeld, maar dat staat er niet.

En over cijfers gesproken: in 1950 noemde minister Staf in de Tweede Kamer het aantal van 4751 omgekomen militairen (Staf spreekt daarbij niet over de ruim 100 omgekomen NNG-gangers), over welke 4751 Van der Kaaij opmerkt: ‘Latere schattingen wijken slechts marginaal af’ (blz. 53). Later schrijft hij over de ‘ruim zesduizend militairen die in Indonesië en/of Nieuw-Guinea sneuvelden of door andere oorzaken overleden zoals ziekten en ongevallen’ (blz. 268). Dat is een méér dan marginaal verschil.

Balans

Ondanks bovenstaande kritiek heeft Van der Kaaij een goed leesbare, rijk gedocumenteerde studie geschreven over een onderwerp dat in de Nederlandse samenleving lang onderbelicht is gebleven. Waarom dat kon gebeuren laat hij helder zien op basis van het handelen van de verschillende betrokken doelgroepen, zoals politici, Indische Nederlanders, Molukkers, journalisten en natuurlijk de Indiëgangers zelf. Wat het boek zichtbaar maakt is dat de verwerking van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog in Nederland zich schoksgewijs heeft doorontwikkeld. Immers, na spraakmakende gebeurtenissen als de Hueting-affaire zakte de aandacht voor het gewelddadige ‘einde van de Oost’ doorgaans weer in als de spreekwoordelijke plumpudding, tot zich na verloop van tijd een volgende gebeurtenis aandiende.

Blijft over dat kwade geweten uit de titel. De auteur slaagt er niet of onvoldoende in duidelijk te maken wie of wat er last had van zo’n kwaad geweten, zeker niet de eerste decennia na 1950. Toenmalig Nederland als totaliteit zal dat gevoel zeker niet hebben gehad, simpelweg omdat de bevolking mede als gevolg van effectieve overheidspropaganda nauwelijks benul had van wat zich in Indië afspeelde. De betrokken militairen? Een deel zeker, afhankelijk van waar en wanneer men werd ingezet. Het grootste deel van die 200.000 militairen en later veteranen heeft echter zelf niet deelgenomen aan zulke excessen (blz. 10) en zal ze zelf waarschijnlijk ook niet van nabij hebben meegemaakt. Hedendaags Nederland dan? Breed wordt nu ingezien dat de dekolonisatie heel anders had kunnen en ook moeten verlopen. Anno 2022 kunnen politici en leden van het Koninklijk Huis daarvoor excuus aanbieden en dat gebeurt ook, maar dat betekent niet dat ze ook met een kwaad geweten zouden moeten worstelen. En dat geldt ook voor de hedendaagse samenleving en krijgsmacht.

Ten slotte

Een deel van de lezers dat het boek ter hand neemt zal zich ongemakkelijk voelen door de combinatie van titel en omslagfoto. Overigens is een ongemakkelijk gevoel helemaal niet verkeerd daar waar het gaat om ontsporingen van geweld in oorlogssituaties, al helemaal niet als die aantoonbaar door eigen militairen zijn veroorzaakt. Dat maakt wat betreft dit boek niet alleen zulke ontsporingen van geweld tot een ongemakkelijke kwestie; ongemakkelijk blijft ook de wijze van benaderen en uitwerken van die excessen door de auteur, en zijn opvattingen over de maatschappelijke omgang er mee. En dat was nu net de bedoeling van het boek.

Jan Schoeman

Een kwaad geweten

De worsteling met de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog vanaf 1950

Door Meindert van der Kaaij

Amsterdam (Amsterdam University Press) 2022

368 blz. – ISBN 9789463720687

Een kwaad geweten

Over de auteur(s)

Drs. J.R. Schoeman

De auteur was als communicatiewetenschapper in dienst van onder meer de Stichting Maatschappij en Krijgsmacht en het Veteraneninstituut. Sinds 2013 is hij zelfstandig onderzoeker en publicist.