Het zijn interessante tijden voor de beoefenaren van de krijgswetenschap. Drie jonge Fransen houden hun land en ook rest de van Europa drie dagen in hun greep. Als we de media mogen geloven, heerst er angst en vrees onder de ruim 500 miljoen inwoners van de landen van de EU. De ontknoping van het drama is live op tv te volgen en de deskundigen struikelen over elkaar heen om de ernst van de zaak te duiden. Ondertussen wordt Sven Kramer voor de zevende keer Europees kampioen all-round schaatsen.
Zijn we nu in oorlog, of is er eigenlijk niet zoveel aan de hand? Moeten we ons nu zorgen maken of kunnen we vanavond gewoon weer rustig gaan slapen? Wat betekent dit nu allemaal krijgskundig gezien?
In ieder geval is het in korte tijd heel druk geworden op het gebied van veiligheid. In nog geen jaar tijd gaat de aandacht uit naar de gruwelijkheden van de zogeheten Islamitische Staat, naar de aanhoudende onrust in het oosten van Oekraïne, naar de annexatie van de Krim, naar het neerhalen van de MH-17 en natuurlijk naar de recente terreuraanslagen binnen Europa. De media staan er telkens bol van om vervolgens weer moeiteloos over te schakelen naar luchtiger dingen, zoals het Europees kampioenschap schaatsen. We kunnen niet zeggen dat Europa in oorlog is, want enkele tientallen teruggekeerde Syrië-gangers kunnen natuurlijk nooit 500 miljoen mensen hun wil opleggen. Aan de andere kant weten drie van hen wel enkele miljoenen burgers de straat op te krijgen voor tegendemonstraties en regeringen te bewegen tot het nemen van tal van tegenmaatregelen, waaronder het inzetten van militairen. In de sociale media en op internet voeren voor- en tegenstanders een verbale respectievelijk digitale strijd, waarbij ze wederzijds elkaars sites infiltreren of platleggen. Er is dus duidelijk wel een spiraal van actie en reactie in gang gezet.
Er is, krijgskundig gezien, duidelijk weer een roerige tijd aangebroken, doordat enkele staten en groeperingen wederom met geweld bepaalde zaken in of van Europa gedaan proberen te krijgen. Dat er op dit continent conflicten zijn is van alle tijden, maar sinds kort menen enkele groepen en sommige staten dat ze specifieke vormen van geweld kunnen gebruiken, van cyberaanvallen en terreuraanslagen tot en met het inzetten van reguliere krijgsmachteenheden. In die zin is de oorlog dus gewoon weer terug op het Europese toneel.
De eerste verontrustende constatering die we kunnen doen is dus dat overgaan op geweld: van afschrikking is geen enkele sprake meer. Europa als geheel of de individuele landen afzonderlijk boezemen geen angst meer in bij een aantal agressieve partijen. Terwijl de economische en militaire krachtverhoudingen soms sterk in hun nadeel zijn, pakken al die partijen toch rustig de wapens op. Dat hadden we al jaren niet meer gezien op dit continent. Als tweede vallen de hybride strijdvormen op. In geen van de genoemde gevallen wordt de directe militaire confrontatie met Europa of de Europese staten gezocht. Integendeel, het gaat bijvoorbeeld bij de moslimextremisten om soft targets; dáár plegen ze terreuraanslagen tegen en dat wordt ondersteund met alle moderne vormen van propaganda en cybercriminaliteit. Tegelijkertijd is er een openlijke strijd om het bezit van grondgebied, waarbij we regulier en irregulier optreden zien.
Ook in de strijd rond Oekraïne lopen de verschillende strijdvormen in elkaar over. Daar zien we subversief optreden door veiligheidsdiensten, het steunen van afscheidingsbewegingen en het op allerlei manieren beïnvloeden van het politieke proces, gekoppeld aan irregulier optreden dat af en toe overgaat in heus regulier militair optreden. Regelmatig worden gewone militaire eenheden, al dan niet ontdaan van nationale symbolen als de vlag, ingezet om de ‘veroveringen’ veilig te stellen. Krijgskundig gezien wordt Europa momenteel geconfronteerd met een aantal autonoom opererende partijen, die bewust géén directe militaire confrontatie zoeken, maar juist allerlei andere vormen van geweld hanteren om hun doelen te bereiken. Voor een meer rechtstreekse bedreiging hebben we de NAVO. Maar nu gaat het om kwesties waarop geen eenduidig antwoord mogelijk is, om zaken waarover de Europese staten nog autonoom kunnen beslissen en waarbij tevens verschillende ministeries betrokken zijn.
De bijzondere rol van de media is het derde fenomeen dat de laatste tijd in het oog springt. Er is een zekere hypergevoeligheid bij de media voor alles wat gaat over de relatie tussen overheid en – zoals zij dat meestal noemen – de ‘gewone burger’. De veiligheid van die burgers is daarmee een onderwerp van verhoogde belangstelling en elke inbreuk daarop moet de volledige aandacht krijgen. En laat dat nu precies zijn waarop de terroristische groeperingen het gemunt hebben. Hun beperkte mankracht en gebrekkige middelen moeten worden gecompenseerd door maximale aandacht voor hun daden. Voor een groepering als de Islamitische Staat is alle media-aandacht meegenomen om de publieke opinie in hun voordeel te beïnvloeden, maar ook om nieuwe strijders te werven voor hun zaak. We praten dus eigenlijk over propaganda, maar dat woord kennen we niet in vredestijd, zeker niet als het wordt afgewisseld met nieuws over de spannende strijd over het kampioenschap schaatsen.
De reacties vanuit Europa op al deze nieuwe bedreigingen getuigen niet van een weloverwogen aanpak op strategisch niveau. Het is allemaal wat hapsnap, om het kort en krachtig uit te drukken. Elk land, regering en ook de EU en NAVO bedenkt zelf een eigen antwoord op elk probleem en overlegt slechts over een gezamenlijke aanpak die er echter zelden of nooit komt. Geen van de agressieve partijen ligt daar echt wakker van. Europa is, al dan niet samen met de VS en Canada, zeer krachtig, maar keer op keer komt er geen gezamenlijk antwoord. Juist nu er duidelijk een toenemende vervlechting van interne- en externe veiligheid is, zouden er meer seinen op rood moeten springen en zou er meer gezamenlijk moeten worden opgetrokken. Wat bijvoorbeeld het ene land in de strijd tegen de Islamitische Staat aldaar doet, heeft invloed op de stabiliteit in een ander land hier.
Het zijn bijzondere tijden voor ons vakgebied. En dat zal nog wel even zo blijven.