De top van de NAVO en de Nederlandse krijgsmacht stellen dat we beter voorbereid moeten zijn op grootschalige geweldsincidenten of zelfs oorlog. In maart legde luitenant-admiraal Rob Bauer, voorzitter van het Militair Comité van de NAVO, de noodzaak van een andere mentaliteit en extra investeringen nog eens uit in een interview in het Algemeen Dagblad.[1] Vlak daarna gaven de operationele commandanten van de krijgsmacht eensgezind aan wat Nederland zou moeten doen om de dreigingen het hoofd te kunnen bieden. Enkele politici en een deel van het Nederlandse bedrijfsleven haakten met name aan bij de oproep voor extra investeringen.

Maar laten we realistisch blijven. Waar de militairen zich beperken tot een zakelijke analyse en aangeven in welke richting de problemen op te lossen zijn, komen enkele politici en een deel van het bedrijfsleven met invulling gedreven door politiek opportunisme of eigen belang: het aandringen op productie van strategische goederen in eigen land.

Nederland had in het verleden een geroemde militair-industriële capaciteit: de Walrusklasse heeft zich bewezen en munitiebedrijven als De Kruithoorn, Hembrug/Eurometaal en Muiden Chemie waren wereldtop. Maar dat is meer dan twintig jaar geleden. Inmiddels zijn infrastructuur en kennis verdwenen. In de materieel-logistiek blijkt de tijd om iets opnieuw op te bouwen ongeveer twee keer langer dan de periode waarin het is afgebroken. Tekorten aan technisch personeel en de langdurige procedures voor nieuwbouwprojecten zijn daar mede debet aan. Als het al zou lukken, dan alleen tegen enorme kosten en veel tijd. Dat is economisch onverantwoord en voor de Nederlandse krijgsmacht  veel te laat.

Admiraal Bauer weet wat nodig is, maar ook dat niet alles mogelijk is. Hij dringt niet voor niets aan op betere samenwerking met NAVO-partners. Een goede insteek, mits er uit oogpunt van veiligheid minstens twee leveranciers zijn en een goed evenwicht in uitgaven en inkomsten. Als Nederland (deel)systemen aanschaft bij buitenlandse bedrijven moeten Nederlandse bedrijven daar iets voor terugkrijgen. Toppers als ASML, BAM, Defenture, DSM, Ten Cate, Thales Nederland, bedrijven op het gebied van oppervlakteschepen/jachtbouw, leveranciers van componenten, maar ook van ICT en datamanagment spelen hier een rol.

Wat helpt is dat het ministerie van Economische Zaken bij grote materieelprojecten eist dat een deel van de investering terugvloeit in de vorm van Industriële Participatie. Dat dit werkt is bij megaprojecten als de aanschaf van het infanteriegevechtsvoertuig CV-90 en de F-35 aangetoond. Ook bij de gunning van de opdracht voor nieuwe onderzeeboten is een substantieel deel Industriële Participatie meegenomen en gaat een aantal Nederlandse bedrijven een belangrijke rol spelen. Dus niet teruggrijpen naar het roemrijke, maar voorbije verleden, maar investeren in het heden en de toekomst: doen waar je goed in bent.

Over de auteur(s)