Afschrikking (‘deterrence’), ‘dat was toch iets van de Koude Oorlog?’ zullen waarschijnlijk velen van u denken bij het zien van de titel van dit boek. Afschrikking, met haar zware nadruk op nucleaire wapens, lijkt sinds de jaren negentig verdrongen door bedreigingen van heel andere vorm en omvang. Maar sinds een aantal jaren keert de term deterrence weer terug. Begin dit jaar konden we bijvoorbeeld lezen hoe de NAVO afschrikking weer nadrukkelijk op haar agenda heeft geplaatst.[1]
Deterrence in the 21st Century is een uitgave in het kader van de ‘Netherlands Annual Review of Military Studies’ (NL ARMS), een jaarlijkse thematische publicatie van het meest recente onderzoek van de Faculteit Militaire Wetenschappen van de NLDA. Bijeen gebracht door Frans Osinga en Tim Sweijs als redactie laten vierendertig onderzoekers van diverse (inter)nationale onderzoeksinstellingen in vijfentwintig artikelen zien dat de ontwikkeling van afschrikkingstheorie allerminst heeft stilgestaan. In de afgelopen vijfenzeventig jaar heeft zij zelfs vier ontwikkelingsslagen (‘waves’) doorgemaakt. De redacteurs willen weten of nu sprake is van een vijfde golf.
Dreiging van de ‘composite challenges’
Om deze vraag te beantwoorden, komt niet alleen onderzoek aan bod dat afschrikking vanuit de (traditionele) politiek-militaire invalshoek belicht. Integendeel, het boek heeft een multidisciplinaire benadering en biedt veel ruimte aan andere wetenschapsdomeinen. In thematische blokken worden analyses gepresenteerd vanuit politiek-cultureel, technologisch, sociaalpsychologisch en juridisch perspectief. De analyses leggen vanuit deze verschillende invalshoeken de complexiteit bloot van de hedendaagse strategische turbulentie en de manier waarop deze zich aan de horizon manifesteert. De verschillende auteurs beschrijven hun onderzoek naar nieuwe of verbeterde afschrikkingsconcepten die volgens hen een antwoord bieden op nieuwe veiligheidsuitdagingen.
Het antwoord is overigens niet eenvoudig. De gezaghebbende Lawrence Freedman wijst hierop in een helder inleidend hoofdstuk: ‘Deterrence works best with unambigious red lines (…)’. Maar die zijn er niet meer, schrijft hij. De focus van afschrikkingstheorie bewoog in golven mee met de ontwikkeling van de nucleaire bewapening, naderhand in combinatie met conventionele bewapening en, eind vorige eeuw, naar afschrikking gericht op het beteugelen van none-state actors en rogue leaders. Naast deze nog steeds bestaande dreigingen onderkennen we nu ook de zogenoemde hybride dreiging. Complexiteit en risico’s nemen toe door steeds verdergaande automatisering van beoordelings- en besluitvormingsprocessen en zelfs autonoom inzetbare wapens. De redacteurs noemen dit bij elkaar de dreiging van de ‘composite challenges’, de vijfde golf.
De onderzoekers belichten afschrikking vanuit een breed perspectief. Zij wijzen bijvoorbeeld op de heel andere opvattingen over afschrikking die buiten de westerse wereld bestaan en dito invulling ervan. Evenmin ontbreekt een analyse van de Chinese perceptie op afschrikking. Gelet op de dominante economische positie van China in de wereld en zijn toenemende militaire ambities een uiterst actueel en relevant onderzoeksveld. Hoe men in andere politiek-strategische culturen omgaat met afschrikking daagt uit tot denken over alternatieven of aanvullingen op ‘ons’ denken over afschrikking.
De onderzoekers beschrijven verder concepten waarmee we vat kunnen krijgen op de bedreigingen met behulp van nieuwe technologieën (zoals cyber en artificial intelligence). Zij wijzen op economische sancties en het verhogen van de weerbaarheid (resilience) van de bevolking als mogelijkheden om de effecten van bedreigingen van buitenaf te beperken. Als voorbeeld van dit laatste beschrijven de onderzoekers dat na het neerschieten van de MH-17 de Nederlandse overheid maatregelen nam om de bevolking moeilijker beïnvloedbaar te maken voor Russische desinformatie. Ander onderzoek wijst uit welke invloed puur menselijke emoties hebben op de beoordeling van dreigingen en afschrikking en welk effect dit heeft op de besluitvormingsprocessen bij de bepaling of en hoe tot afschrikking wordt overgegaan. Ten slotte onderstreept een onderzoek het belang van de juiste juridische grondslag bij de voorbereiding van en het treffen van afschrikkingsmaatregelen. De onderzoekers werken een model uit, op basis van de Nederlandse politiek-bestuurlijke veiligheidsstructuur, waarmee op grond van geïnstitutionaliseerde verdeling van taken en verantwoordelijkheden de voorbereiding en uitvoering van afschrikkingsmaatregelen als rechtmatige daad gewaarborgd wordt.
Kortom: een veel bredere benadering van het begrip afschrikking die veel meer recht doet aan de complexiteit van dit begrip en het inzicht dat we inmiddels hebben gekregen in de werking van afschrikking.
Belang van interdisciplinair onderzoek
Osinga en Sweijs concluderen in het afsluitende hoofdstuk dat we inderdaad zijn aanbeland in de volgende, vijfde golf van afschrikkingstheorie. Maar zij zijn bijzonder kritisch. Zij stellen vast dat het onderzoek in het kader van deze vijfde golf nog verre van compleet is. Het ontbreekt vooral aan empirisch bewijs. Het onderzoek zit nog te veel in de fase van begripsomschrijving en verkenning. Het onderzoek moet dieper en verder reiken anders loopt het vast, vrezen zij.
Ze doen concrete voorstellen om dit te bewerkstelligen. De nog te beantwoorden vragen zijn volgens hen: wie zijn precies de spelers in het krachtenveld van de hedendaagse afschrikking? De macrobenadering van voorheen gaat niet meer op in onze steeds enger verbonden wereld. Wat precies betekent al die nieuwe terminologie die de verschillende auteurs introduceren om de vele afschrikkingsconcepten en -mogelijkheden te onderscheiden? Hebben de onderzoekers wel voldoende kennis en begrip van dimensies zoals cyber en space om deze op zinvolle wijze in hun afschrikkingsconcepten op te nemen (wat natuurlijk ook ten aanzien van andere relevante wetenschapsdomeinen geldt)? Als sleutel voor de beantwoording van dit vraagstuk wijzen zij dan ook op het belang van interdisciplinair onderzoek. Dit soort onderzoek is nu nog niet erg gebruikelijk en wordt bijvoorbeeld gehinderd door de strakke scheiding van de verschillende onderzoeksterreinen, schrijven zij. Met dit boek hopen Osinga en Sweijs nieuwsgierigheid en enthousiasme te generen om deze en andere obstakels te overwinnen. Dat is belangrijk, want het concept van afschrikking om gewelddadig conflict te voorkomen heeft door de jaren niets aan belang ingeboet.
Samenhangend geheel
De hand van de redacteurs draagt merkbaar bij aan de toegankelijkheid van het beschreven onderzoek. Ik noemde al de thematische indeling. Verder zijn alle artikelen van ongeveer gelijke lengte en opbouw, inclusief een samenvatting en bibliografie per artikel. Alle auteurs beschrijven hun onderzoek aan de hand van nagenoeg dezelfde terminologie. Het boek is een samenhangend geheel van elkaar aanvullende artikelen die ook eigenstandig gelezen kunnen worden. Het boek is dus geen debat onder onderzoekers. Wat dan wel weer de vraag oproept hoe het met tegenstelde onderzoeksresultaten staat, want die treffen we niet aan. De Engelse tekst is goed toegankelijk, op een enkele uitschieter na met soms veel te abstract vakjargon. Naast zijn primair academische doelgroep is het boek zeker een aanrader voor de veiligheidsprofessional, maar ook voor de lezer die zich voor dit soort vraagstukken interesseert.
Tot slot: het boek is een zogenaamde open access-publicatie en kan, ook als e-book, worden gedownload via https://link.springer.com/book/10.1007%2F978-94-6265-419-8.
Deterrence in the 21st Century
Insights from Theory and Practice
Serie: NL ARMS Netherlands Annual Review of Military Studies 2020
Door Frans Osinga en Tim Sweijs (red.)
Den Haag (Springer/Asser Press) 2021
538 blz.
ISBN 9789462654181
[1] C.J. Matthijssen, ‘NATO’s refocus on deterrence. More challenging than ever, but feasible nonetheless!’, in: Militaire Spectator 190 (2021) (1).