Begin juni 1945 waren ook alle Waddeneilanden bevrijd en kon Nederland zich opmaken voor een geleidelijke hervatting van het ‘normale’ leven. De Duitsers marcheerden massaal terug naar hun eigen land, uitgezonderd een groep die door hen gelegde mijnen moest ruimen.

De meidagen van 1940 leken heel ver weg. Na die snelle nederlaag vijf jaar eerder was de Militaire Spectator blijven verschijnen, maar ieder nummer moest vooraf worden voorgelegd aan de Duitse censor. De redactie riep de lezers op hun ervaringen uit de meidagen op te schrijven en in te sturen. De verslagen, die een gedetailleerd beeld gaven van de strijd, werden vanaf oktober 1940 gepubliceerd. In mei 1942 besloot de bezetter alle Nederlandse officieren in krijgsgevangenschap af te voeren en werd ook de Militaire Spectator verboden.[1]

Op het moment van de Duitse capitulatie in 1945 waren er in Nederland meer militairen van de Wehrmacht dan geallieerde troepen. Onder toezicht van Canadese en Nederlandse eenheden ontwapenden zij zichzelf en begonnen aan hun mars ‘naar huis’, naar kampen in Duitsland. Onderweg vond bij controleposten fouillering plaats, werden gestolen spullen afgenomen en oorlogsmisdadigers en NSB’ers er tussenuit ‘geplukt’. Tussen medio mei en de eerste helft van juni verliet zo het gros van de circa 120.000 militairen tellende bezettingsmacht Nederland.

Ondanks de papierschaarste verscheen de Militaire Spectator weer vanaf oktober 1945, als ‘Officieel Orgaan van het Ministerie van Oorlog’, met dunne nummers die niet minder dan 1,25 gulden per stuk kostten. De redactie zei in een verklaring aan de lezers net als voor de oorlog te willen bijdragen aan de scholing van het officierskorps en een nieuwe aanzet te willen geven tot het boekstaven van de gevechten in mei 1940. Terugblikkend zei J.J.C.P. Wilson, generaal-majoor van de generale staf, dat bij veel lezers terecht de vraag gerezen kon zijn of de feiten in de artikelen van mei 1940-mei 1942 wel klopten. Volgens Wilson gaven artikelen, die gevechten beschreven waarin de Duitsers de internationale oorlogsregels waren nagekomen, ‘zonder meer de volledige waarheid’ weer. Wel noemde hij twee voorbeelden uit artikelen van hemzelf, waarin de censor had verdraaid hoe twee Nederlandse militairen bij hun gevangenneming zonder pardon door Duitsers waren doodgeschoten.

Wilson bedankte de honderden officieren, onderofficieren en soldaten die tot mei 1942 inlichtingen hadden verschaft over het verloop van de strijd ‘en die daarbij – ondanks de bezetting – niet hebben geaarzeld om de waarheid, ook al was die nog zoo onaangenaam voor de Duitschers, te zeggen.’[2]

[1] Zie: Ben Schoenmaker en Floribert Baudet, Officieren aan het woord. De geschiedenis van de Militaire Spectator 1832-2007 (Amsterdam, Uitgeverij Boom, 2007) 124-127.

[2] J.J.C.P. Wilson, ‘Het Krijgsgeschiedkundig Onderzoek in de jaren 1940-1942’, in: Militaire Spectator 114 (1945) (10) 39-40. 

Over de auteur(s)