De afgelopen maanden is er veel te doen geweest over de speelfilm De Oost. Het is een technisch goed gemaakte en indrukwekkende film over de dekolonisatieoorlog in Nederlands-Indië. De film volgt de Nederlandse soldaat Johan de Vries, die met duizenden andere Nederlandse jongens als oorlogsvrijwilliger naar Indië afreist om daar te helpen orde en rust te herstellen. In plaats van een soort opbouwmissie ter bevrijding van de lokale bevolking, blijkt hij al snel in een gecompliceerde en wrede guerrillaoorlog te zijn beland. Daarbij situeren de makers van de film een deel van de handelingen bewust bij het Depot Speciale Troepen. Deze elite-eenheid, onder leiding van de charismatische, maar ook gewetenloze kapitein Raymond Westerling, krijgt van de Nederlandse legerleiding een volstrekt onuitvoerbare opdracht. Hij moet met slechts 120 militairen een immens groot gebied op het eiland Celebes zuiveren van opstandelingen.
Natuurlijk krijgt Westerling geen schriftelijke opdracht om oorlogsmisdaden te plegen. Maar oogluikend krijgt hij van de legerleiding carte blanche om de enige manier te ontdekken waarop hij zijn opdracht misschien deels kan uitvoeren: met extreem geweld. Dat hierbij gewone Hollandse (en Indonesische) jongens in staat blijken om – soms met tegenzin en in opdracht – grove schendingen van het oorlogsrecht te plegen, is iets wat inmiddels vast staat. De tegenstanders van de film verzetten zich tegen dit, in hun ogen eenzijdige, perspectief. Immers, de meeste Nederlandse eenheden hebben zich niet op vergelijkbare wijze gedragen. Men is bang dat in de beeldvorming rond deze 120 aantoonbaar ontspoorde militairen het beeld van de 200.000 Nederlandse soldaten die ingezet zijn clichématig negatief vervormt.
Als zoon van een oorlogsvrijwilliger die van oktober 1946 tot september 1949 heeft deelgenomen aan de gevechtshandelingen in Indonesië, voel ik mij natuurlijk betrokken bij deze beeldvorming. Valt regisseur Jim Taihuttu (zelf met Molukse roots) wat te verwijten? De vraag die dan eerst beantwoord moet worden is of een speelfilm slechts een deel van de werkelijkheid mag belichten. En het antwoord daarop is natuurlijk: ja. Speelfilms met een fictief verhaal tegen een historische achtergrond belichten – anders dan een documentaire – vrijwel altijd maar een deel van de werkelijkheid. Wat veel mensen kennelijk niet beseffen is dat er in Indonesië zelf al honderden films gemaakt zijn over deze oorlog. Ik heb er daar wel eens een paar van gezien en de film De Oost is een baken van genuanceerdheid vergeleken bij de Indonesische speelfilms over dit conflict. De Tweede Wereldoorlog heeft duizenden speelfilms opgeleverd. Tot op de dag van vandaag worden daarin 99 procent dappere en nobele geallieerden geportretteerd, die in gevecht zijn met 99 procent laffe en gewetenloze Duitsers, bij voorkeur van de SS. Hoewel goed en fout in de Tweede Wereldoorlog op macroniveau best duidelijk lag, was dat op microniveau natuurlijk niet zo. Er zijn Duitse eenheden die dapper en binnen het oorlogsrecht hebben gevochten en er zijn tal van geallieerde eenheden die zware en onnodige vergrijpen tegen het oorlogsrecht hebben begaan. Maar het macroperspectief (van de overwinnaar) domineert nu eenmaal de beeldvorming achteraf.
Uiteindelijk schrijft de winnaar de geschiedenis en gebruikt daarbij niet zelden clichématige verhalen. Dat doet hij natuurlijk om zijn gelijk op dat macroniveau te benadrukken. En hoewel we dat als Nederlanders lang niet hebben willen uitspreken, was onze oorlog in Indonesië achteraf gezien een strijd tussen goed (de opstandelingen) en fout (de kolonisatiemacht). En dat doet zeer, omdat onze vaders en opa’s dus bij nader inzien, en zonder dat te beseffen, aan de foute kant van het conflict hebben gestaan.
Niet dat daarmee onze veteranen oorlogsmisdadigers zijn. Integendeel. De meesten hebben zich aan de regels van het oorlogsrecht gehouden. Ze waren daarheen gezonden door een regering die beter had moeten weten. Vrijwel alle soldaten die naar Indonesië werden gestuurd, zijn door de Nederlandse overheid misleid. Hun handelen werd door de regeringspropaganda geframed in een bevrijderperspectief, met als bad guys eerst de Japanners en later de opstandelingen. De meeste veteranen waren er van overtuigd de goede zaak te dienen. Zij hebben daar grote offers gebracht en toen ze terugkwamen werden ze met de nek aangekeken. Want niemand associeert zich graag met een verloren oorlog. De verantwoordelijke politici waren de eersten die hebben geprobeerd om dit conflict maar zo snel mogelijk te vergeten. En terwijl in de rest van de wereld de vraag over goed en fout al snel vrij duidelijk was, hebben we in Nederland 70 jaar lang geprobeerd dit een beetje in het midden te laten.
Dat er tot nu toe nog geen serieuze oorlogsfilm in Nederland over dit thema gemaakt was, zegt wat dat betreft genoeg.[1] We hebben ons nog steeds niet verzoend met het perspectief van goed en fout. Slachtoffers hiervan zijn vooral onze veteranen. Wij hebben ze 70 jaar laten rondzwemmen in onduidelijkheid: ‘We gingen daar toch heen om iets goeds te doen? En: de tegenstander was wreed, dus waren wij dat soms ook’. Dat laatste is waar, maar dat eerste niet. Dit benadrukt alleen nog maar weer welke grote verantwoordelijkheid er rust op de regering indien zij besluit om de krijgsmacht in te zetten. Want er vallen altijd slachtoffers. En de lijst van slachtoffers is lang: de ruim 6000 militairen die zijn omgekomen en hun familieleden, de vele Nederlandse burgerslachtoffers die in Indonesië zijn gevallen, de tienduizenden getraumatiseerde en teleurgestelde veteranen en hun familieleden, de misleide en misbruikte Molukkers, maar ook de naar schatting 100.000 Indonesische strijders en burgers die tijdens wat zij zien als een rechtvaardige bevrijdingsoorlog zijn omgekomen.[2]
Op macroniveau kun je achteraf zeggen welke partij goed of slecht was en wie gewonnen of verloren heeft. Op microniveau kende deze oorlog voornamelijk verliezers. De film De Oost laat dat zien. Hij volgt één persoon, bij uitstek het microniveau. Zonder alle nuances. Net als veel andere oorlogsfilms over andere oorlogen. Ik denk dat we dat moeten accepteren. Ik zie De Oost dus niet als een aanval op de integriteit van mijn vader, maar wel als een indringende sfeertekening van een vergeten oorlog. Waarbij, toegegeven, een beperkt perspectief wordt belicht. Maar is dat niet een begin? De heftige discussie tussen voor- en tegenstanders van de film is daarmee misschien juist een stap in de goede richting. Mijn advies: ga vooral kijken en vorm uw eigen mening. Zodat we niet vergeten.
[1] In 1993 verscheen Oeroeg van Hans Hylkema, maar die film bevat nauwelijks oorlogshandelingen.
[2] De schattingen onder historici van het aantal slachtoffers aan de kant van Indonesië lopen sterk uiteen. Het aantal is echter met zekerheid tientallen malen hoger dan de Nederlandse verliezen.