In het bekende sprookje van Hans Christian Andersen wordt de draak gestoken met een keizer die dol is op mooie kleren. Handige oplichters verkopen hem een ‘onzichtbare’ mantel en alle hovelingen prijzen hem om zijn voortreffelijke smaak, omdat het nu eenmaal de rol van hovelingen is om hun keizer te prijzen. Ook al is er niets te zien en loopt de keizer in zijn ondergoed door de gang. Want de oplichters hebben iedereen duidelijk gemaakt dat alleen mensen die ‘eerlijk en bekwaam’ zijn de onzichtbare stof van deze bijzondere mantel kunnen zien. En welke hoveling wil nu als eerste toegeven dat hij de mantel niet ziet en dus kennelijk niet ‘eerlijk en bekwaam’ is? Zo maakt de keizer aan het hof goede sier met zijn nieuwe mantel en enkel en alleen de gewone man of vrouw in de straat moet er hartelijk om lachen.

Een onschuldig sprookje waaraan ik steeds moet denken als er weer een nieuwe toekomstvisie voor onze krijgsmacht wordt gelanceerd. In de vorige eeuw waren er talrijke toekomstvisies, vooral gericht op bezuinigingen. En weet u nog: altijd werd de krijgsmacht beter… maar kleiner. Steeds bleek het weer mogelijk om – op papier – met minder middelen, minder mensen en minder geld een veel flexibelere, modernere, slagvaardigere en duurzamere krijgsmacht neer te zetten. En altijd lagen de zegeningen van deze wonderbaarlijke transformatie in de toekomst. En oh ja, eerst moeten we natuurlijk door het ‘zuur’ heen. Maar dan…

Want ja, de ambtenaren en generaals op het ministerie die belast zijn met het beleid weten donders goed wat ze moeten doen. Het slechte nieuws moet met een positieve spin verkocht worden. Pijnlijke bezuinigingen gaan daarom altijd hand in hand met schitterende vergezichten, die op het ministerie – want beter voor je eigen carrière – en zelfs in de Tweede Kamer, grif worden geloofd, maar doorgaans op de werkvloer of het scheepsdek worden herkend voor wat ze werkelijk zijn: illusies!

De Defensievisie 2035 past prima in dit rijtje. Het is een soort opsommen wat we allemaal nodig hebben in de toekomst – als er geld voor zou zijn – terwijl geen van de partijen in de Tweede Kamer er in hun verkiezingsprogramma het noodzakelijke geld voor willen uittrekken. In deze bijdrage richt ik mij slechts op een klein onderdeel van de nieuwe visie, namelijk ‘Inrichtingsprincipe 2’, flexibel optreden: snel inzetbaar, schaalbaar en zelfstandig. Hoe zijn we daar gekomen?

In januari 2017 schrijft minister Hennis-Plasschaert een brief aan de Tweede Kamer over het Total Force Concept (TFC).[1] Kort samengevat maakt de regering het voornemen bekend om gebruikmakend van flexibele capaciteit de inzetmogelijkheden van de krijgsmacht te vergroten en te flexibiliseren zodat ‘piekbelasting beter kan worden opgevangen en het voortzettingsvermogen kan worden vergroot’, allemaal zaken die hard nodig zijn bij ons mini-leger. Dit TFC was het zoeklicht naar de toekomst. De inzet van grote aantallen reservisten maakt een belangrijk onderdeel uit van dit toekomstplaatje. Want de ‘flexibel inzetbare capaciteit en meer uitwisseling met de maatschappij moet de organisatie sterker en wendbaarder maken.’ Oh ja, en het is beleid dat ‘direct ingaat’, valt er te lezen.[2] En omdat er even later dat jaar in het nieuwe regeerakkoord voor het eerst een klein beetje meer geld voor Defensie is uitgetrokken, denk je nog: misschien wordt het wat met het TFC. Maar het aandachtig volgen van briljante toekomstvisies geeft zelden de voldoening dat de prachtige beloftes worden ingelost.

We maken een sprong naar 2018, als minister Bijleveld-Schouten in november een brief aan de Tweede Kamer schrijft met de rapportage Adaptieve Krijgsmacht. Want het Total Force Concept-is inmiddels omgedoopt naar de Adaptieve Krijgsmacht. Zal wel iets met oude wijn zijn, denk ik dan. En opnieuw wordt benadrukt dat er ‘actiever gebruik zal worden gemaakt van reservisten en gedeeld werkgeverschap’. En zo worden – in de toekomst – alle capaciteitsproblemen opgelost.

Ondertussen zijn we weer drie jaar verder en behalve een handvol extra cyberreservisten – die we met heel veel moeite hebben binnengehaald door alle aanstellingsnormen en eisen te negeren – zijn we niet veel verder gekomen. Er is nog geen reservistenbeleid, geen deugdelijke beheersorganisatie, geen visie op de inzet en geen capaciteit om de ‘duizenden’ extra reservisten die al jaren worden aangekondigd, binnen te halen, laat staan in te zetten. Het blijft bij waar de top van ons ministerie zo goed in is: illusies verkopen waarvan de realisatiedatum altijd in de toekomst ligt en waarvan de concrete vormgeving net vóór die concreet moet worden, wordt vervangen door een nieuwe illusie. Nieuwe onzichtbare kleren dus.

Die nieuwe illusie is ICT en werd in november 2020 gelanceerd in de Defensievisie 2035. In de toekomst kan Defensie alle problemen oplossen door beter gebruik te maken van informatietechnologie. De duizenden reservisten wijken in de nieuwe toekomstvisie naar de achtergrond (want ze komen er toch niet) en worden aangeduid met de vage term ‘schaalbaarheid’. De informatietechnologie rukt daardoor naar de voorgrond. Cyber en hoogtechnologische informatieverzameling lossen daarmee de reservist uit de flexibele krijgsmacht als silver bullet af. En natuurlijk de bekende disclaimer: we moeten eerst door een moeilijke periode, maar in de toekomst wacht ons een nog betere, duurzamere, flexibelere en slagvaardigere – maar wederom kleinere – krijgsmacht, die in de wereldtop kan meedraaien. Maar we weten allemaal dat onze beleidsmakers over drie of vijf jaar weer een andere Haarlemmerolie aan de Tweede Kamer en de mannen en vrouwen van Defensie gaan verkopen.

Eureka! 10.000 vacatures worden in de nieuwe toekomstplannen niet langer door 10.000 reservisten opgevuld, maar door 10.000 computers. Zo blijven de problemen van Defensie bestaan en zijn er altijd weer slimme beleidsmedewerkers op het ministerie die nieuwe kleren weten te creëren en er zo in slagen de illusie van een oplossing van alle (hele reële) hedendaagse problemen op een voor de leek geloofwaardige wijze te verkopen als visie voor de toekomst. De minister loopt daar dan weer mee te pronken in de Tweede Kamer.

Ondertussen blijft de werkelijkheid op de werkvloer ontnuchterend simpel. Steeds minder militairen, met steeds minder werkende spullen kunnen een steeds kleiner deukje schoppen in een steeds groter pakje boter. Maar zoals u begrijpt is dat – op papier – over een paar jaar allemaal weer heel anders… Want toekomstvisies kun je net zo makkelijk vervangen als onzichtbare kleren.

 

[1]  Brief 34550 X Nr 73 (Den Haag, 13 januari 2017).

[2] Op 14 november 2020 weet Het Financieele Dagblad nog te melden dat de overheid 14.000 deeltijdmilitairen wil gaan zoeken bij het bedrijfsleven voor een flexibel deeltijdleger. Kennelijk zijn we in vier jaar nog niet erg opgeschoten met het uitbreiden van de flexibele capaciteit.

Over de auteur(s)