Hoewel verschillende grote festiviteiten vanwege de coronacrisis niet doorgingen, was er dit jaar in de geschreven pers en in andere media volop aandacht voor de herdenking van 75 jaar bevrijding. De Militaire Spectator nam de lezer in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Militaire Historie in de rubriek RetroSpectator maandelijks mee in het rijke archief van het tijdschrift. Het archief, dat teruggaat tot 1832 en vrij raadpleegbaar is via de knop Archief op www.militairespectator.nl, toont ook het reilen en zeilen van de Militaire Spectator tijdens de bezettingsjaren. Het valt onmiddellijk op dat de jaargangen 1943 en 1944 ontbreken. Ook blijkt dat het in oktober 2020 precies 75 jaar geleden is dat de Militaire Spectator als een feniks uit de as van de bezetting herrees. In de eerste oorlogsjaren verscheen er nog regelmatig een aflevering van De Militaire Spectator. De redactie, geheel bestaande uit landmachtofficieren, en de directeur/uitgever reserve luitenant-kolonel Jacob Moorman wisten ondanks de oorlogshandelingen en de daarop volgende bezetting maandelijks een aflevering te produceren. Maar de afvoer in krijgsgevangenschap van de Nederlandse officieren in mei 1942, onder wie alle redactieleden, en een door de bezetter ingesteld verbod op verschijning betekenden de voorlopige nekslag voor Nederlands oudste tijdschrift.
Opvallend is dat in het meinummer van 1940 niets stond over de Duitse inval. Waarschijnlijk had het zijn weg naar de drukker al voor 10 mei gevonden. In het juninummer werd in een zwart rouwkader onder de titel ‘Na vijf dagen oorlog de wapens neergelegd’ ruim geciteerd uit de radiotoespraak op 14 mei en de dagorders van 14 en 15 mei van opperbevelhebber Henri Winkelman. Hij legde uit hoe zwaar het besluit was om de strijd te staken en sprak zijn erkentelijkheid uit naar de militairen van leger en vloot. Bovenal werden de gesneuvelden geëerd. In het julinummer deed de redactie ‘een beroep op de medewerking van allen, om episoden of voorvallen te beschrijven, welke thans reeds voor publicatie in aanmerking komen’. Wel moest, zo vervolgde de redactie, ‘in een bezet land de nodige zorgvuldigheid betracht worden om de waarheid te kleden in een vorm, die de bezettende mogendheid en haar leger niet schaden of kwetsen kan’.
We kunnen niet anders dan bewondering hebben voor de toenmalige redactie en de auteurs om ondanks de bezetting door te gaan met de door Moorman’s Periodieke Pers N.V. uitgegeven Militaire Spectator. Het laatste nummer verscheen voorlopig in mei 1942. De oproep van de redactie om te schrijven had succes, want de krijgsverrichtingen van diverse eenheden tot die tijd zijn vastgelegd in de Militaire Spectator. De oproep heeft niets aan actualiteit ingeboet. Ook nu doet de redactie een beroep op iedereen om over zijn of haar ervaringen tijdens uitzendingen en oefeningen in de Militaire Spectator te publiceren. Dat heeft naast de soms wat meer wetenschappelijke invalshoek (krijgswetenschappelijke onderwerpen) een grote meerwaarde voor de lezer en voor latere onderzoekers.
De jaren mei 1942-oktober 1945 vormden vanaf de oprichting in 1832 de enige periode waarin de Militaire Spectator niet is verschenen. Zodra het kon vormde zich onmiddellijk na de bevrijding weer een redactie, met daarin twee oudgedienden, kolonel en latere staatssecretaris van Defensie Michael Calmeijer en toenmalig luitenant-kolonel Dirk van Hilten. In de tijd die voor hen lag zou de Nederlandse krijgsmacht weer van onderaf opgebouwd moeten worden en wachtte een expeditionaire missie van ongekende omvang.
Het was de uitdrukkelijke wens van de militaire en politieke leiding dat er zo snel mogelijk weer een vakblad voor de krijgswetenschap zou zijn. De verschijning van de eerste naoorlogse Militaire Spectator werd dan ook door velen toegejuicht. In de eerste naoorlogse aflevering van oktober 1945 verleenden diverse autoriteiten hun steun met een column. Zo wachtte het tijdschrift volgens minister van Oorlog Jo Meijnen een belangrijke taak ‘voor de militaire problemen die een grondig wetenschappelijk onderzoek vorderen’. Ook prins Bernhard zag als toenmalig Inspecteur-Generaal der Koninklijke Landmacht een belangrijke rol voor de Militaire Spectator bij de vorming van de nieuwe Nederlandse strijdkrachten en wees onder meer op de voorlichting op militair-technisch gebied. Chef van de generale staf luitenant-generaal Hendrik Kruls vestigde de aandacht op de nieuwe verspreidingswijze van het tijdschrift: kosteloos onder alle officieren. Kruls schreef dat een abonnement niet langer ‘op het budget van een officiersgezin’ zou drukken en sprak de wens uit dat ‘de nieuwe uitgave van De Militaire Spectator niet alleen verspreid, maar ook geraadpleegd zal worden. De belangstelling voor zijn werk, die ik van iederen officier verwacht, brengt dit mede.’
Deze gedachten zijn 75 jaar later nog steeds actueel. In de geest van minister Meijnen doet de Militaire Spectator nog steeds verslag van krijgswetenschappelijk onderzoek. Het blad wil een belangrijke rol blijven spelen in de voorlichting van het officierskorps op militair-technisch gebied, met een 3-D benadering: Development, Dissemination en Debate. De oproep van Kruls is er ook een aan de huidige lezer. De verspreiding van de Militaire Spectator is sinds 2015 digitaal en kosteloos voor iedereen. Dat had Kruls natuurlijk niet kunnen voorzien, maar kijkend hoe goed het blad op internet wordt gelezen zou hij waarschijnlijk niet ontevreden zijn. Dat is niet alleen de verdienste van de redactie, maar vooral van de auteurs, die de Militaire Spectator maken tot wat het is: hét wetenschappelijk tijdschrift op het gebied van de krijgswetenschap in de ruimste zin van het woord.