Met gepast militair ceremonieel heeft luitenant-generaal Mart de Kruif op 24 maart het commando over de Koninklijke Landmacht overgedragen aan zijn ranggenoot Leo Beulen. Minister van Defensie Hennis-Plasschaert bedankte de scheidende commandant voor zijn tomeloze inzet en onderscheidde hem met het Ereteken voor Verdienste in goud. Naast de festiviteiten rond de commando-overdracht werd die dag ook stilgestaan bij de tragische aanslagen in Brussel.
Na 38 jaar trouwe dienst neemt De Kruif afscheid, in de wetenschap dat ondanks alle inspanningen de wereld er niet veiliger op is geworden. De behoefte aan goed opgeleide en voor hun taak berekende militairen blijft onverminderd groot. Vanuit die gedachte heeft De Kruif in zijn afscheidsinterview stilgestaan bij de jeugd van vandaag.
Het interview van De Kruif is door de Volkskrant kernachtig weergegeven met de kop ‘Rekruten zijn softer door gamen’. Volgens De Kruif zijn de jongeren van nu minder fit, hebben ze minder kracht en beschikken ze over minder fijne motoriek dan enkele decennia geleden. Legt De Kruif hiermee de vinger op de zere plek? Of is het slechts de bekende klaagzang van de oudere over de jeugd van tegenwoordig?
‘Onze jeugd heeft tegenwoordig een sterke hang naar luxe, heeft slechte manieren, minachting voor het gezag en geen eerbied voor ouderen. Ze geven de voorkeur aan kletspraatjes in plaats van training…’. Dit citaat van Socrates, van 2000 jaar geleden, is vandaag de dag nog steeds van toepassing. Het geeft de betrekkelijkheid aan van de interpretatie over het gedrag van de jeugd.
De Nederlandse socioloog Henk Becker heeft veel onderzoek gedaan naar generaties. Elke vijftien jaar staat er weer een nieuwe generatie aan de startlijn die dezelfde maatschappelijk ervaring opdoet en zo overeenkomsten vertoont in houding en gedrag. Generaal De Kruif is een adept van de ‘verloren generatie’. Deze generatie schikte zich in haar lot en maakte er het beste van. Een generatie die snel volwassen moest worden, die praktisch is ingesteld, zelfredzaam, relativerend en zich kenmerkt door een no-nonsense mentaliteit. Het is niet verwonderlijk dat juist deze generatie kritisch is over de huidige instroom van rekruten bij defensie. Een instroom die bestaat uit rekruten van de zogeheten generatie-Z. Deze generatie is geboren tussen 1992 en 2010. Ze is opgegroeid met internet, spelcomputers, MSN, chat, enzovoorts. Een generatie die zich geen voorstelling kan maken van een leven zonder computer en mobiel. Een generatie die grillig is en niet gewend aan autoriteit. Een generatie waarin overgewicht een veelvoorkomend probleem is.
De Kruif constateert dat deze generatie een minder fijne motoriek heeft, te veel achter een beeldscherm zit en daardoor over minder fysieke capaciteiten beschikt. Hij baseert zich onder meer op het hoge uitvalpercentage van de rekruten bij de fysiek zware opleidingen voor de infanterie, het Korps Commandotroepen en ook het Korps Mariniers. Was er bij het Korps Mariniers in de jaren negentig een uitvalpercentage van 5 à 10 procent gebruikelijk, nu houdt men terdege rekening met 40–60 procent. Dit ondanks een strengere voorafgaande fysieke selectie.
Volgens het onderzoek van dr. Dorine Collard zijn basisschoolkinderen van tegenwoordig significant minder fit dan kinderen van 25 jaar geleden.[1] Op de motorische fitheidtesten die kracht, snelheid, lenigheid en coördinatie meten, scoren deze kinderen beduidend slechter. De kracht in romp en bovenbenen is in de jaren het sterkst afgenomen. Ook wijst Collard erop dat kinderen die weinig bewegen een aanzienlijk grotere kans hebben op sportblessures.
Zowel bij defensie als in de sport gaat het niet alleen om fysieke belastbaarheid. Ook mentale belastbaarheid speelt een rol. Interviews met rekruten die tussentijds de dienst verlaten laten zien dat er ook op dat vlak sprake is van een afname. De hedendaagse jeugd is sneller afgeleid, minder volhardend en al snel geneigd om het bijltje erbij neer te leggen als het even tegenzit.
Generatie-Z geeft Defensie dan ook een uitdaging. Veltens en Verhoeff geven in hun artikel in de Militaire Spectator aan dat de toekomstige soldaat meer materiaal (uitrusting, voorraad) mee zal krijgen en dat zijn werk fysiek en psychisch zwaarder wordt. [2] Zij signaleren een ontwikkeling richting twee stereotypen van de militair: ‘enerzijds is hij de gamer die de strijd voert met een gamepad zonder fysiek op het gevechtsveld aanwezig te zijn; anderzijds is hij de Robocop die weet te overleven en de beoogde effecten weet te genereren in extreme omstandigheden’.
Defensie blijft dus behoefte houden aan de fysiek en mentaal sterke rekruut, die ook nog eens goed kan omgaan met allerlei moderne technieken. Defensie kan de generatie-Z echter niet veranderen. Er zijn dan ook veranderingen nodig op het gebied van werving, aanname-eisen, opleidingen en trainingen.
Voor het gamer-profiel gelden andere fysieke eisen. De generatie-Z zou hiervoor waarschijnlijk uitermate geschikt zijn. Deze generatie is immers opgegroeid met de joy stick en zogeheten shooter games, waaronder het realistische spel Future Soldier. Dit is de generatie die met speels gemak een drone zal kunnen besturen en weinig moeite zal hebben met het bedienen van complexe wapensystemen. De opleidingen zullen beter moeten aansluiten op de belevingswereld van deze generatie door meer gebruik te maken van computerondersteund onderwijs en simulatoren.
Het zal daarentegen niet eenvoudig zijn om in de toekomst een Robocop te werven. Het naar beneden bijstellen van de fysieke eindtermen is geen optie, wil de soldaat op het slagveld kunnen overleven. De oplossing moet worden gevonden in goed afgestemde opleidingen die voldoende ruimte bieden voor een gedegen opbouw van de fysieke belasting; zeker nu de kans op blessures onder de nieuwe generatie jongeren groter is. Het is logisch om te veronderstellen dat hiervoor meer opleidingstijd benodigd is. Ook zal er een groter beroep gedaan moeten worden op de professionaliteit van de instructeur. Hij zal naast de fysieke trainingsopbouw ook meer aandacht moeten besteden aan de mentale component. Een generatie met minder doorzettingsvermogen vraagt immers meer coaching, uitleg en ondersteuning.
Sinds kort is geëxperimenteerd met het monitoring-programma fieldlab. Dit programma is erop gericht vroegtijdige uitval en langdurige blessures te voorkomen. Het biedt vroegtijdig specialistische ondersteuning aan de rekruten en begeleidt ze zo optimaal mogelijk. Daarnaast biedt het opleiders, trainers en commandanten inzicht in hoe de rekruut zijn opleiding ondergaat. De resultaten van dit programma zijn bijzonder hoopgevend: niet alleen is het aantal blessures significant afgenomen, ook de uitstroom is afgenomen.
Natuurlijk moet hiervoor geïnvesteerd worden. Net zoals een langere opleiding meer geld gaat kosten. Dit is een behoefte die vervuld moet worden, wil Defensie in de toekomst kunnen blijven beschikken over goed opgeleide militairen die fysiek voor hun taak berekend zijn. Bij de doorontwikkeling van de krijgsmacht zijn effectieve opleidingen dan ook een essentiële randvoorwaarde. Het boodschappenlijstje van Defensie wordt steeds langer, maar daar moeten we niet voor terugschrikken. Het is eerder een bevestiging van de noodzaak om het defensiebudget structureel en aanzienlijk te verhogen. Alleen dan zal luitenant-generaal b.d. De Kruif tevreden zijn.
[1] Dr. Dorine Collard, Motorische fitheid van basisschoolkinderen (10-12 jaar). Factoren geassocieerd met kracht, snelheid, lenigheid en coördinatie (Utrecht, Mulier Instituut, mei 2014).
[2] A. Verhoeff en I.C. Veltens, ‘The soldier of the future in het landoptreden van 2030. Robot, mens of gerobotiseerd mens?’, in: Militaire Spectator 183 (2014) (9) 404-414.