De warme namiddagwind waaide zachtjes door de open raampjes van onze VN-terreinwagens. Ik had mijn ene arm ontspannen aan het stuur, de andere hing losjes buiten het voertuig. Zodra de colonne voertuigen stopte, midden in Gao in Mali, renden vanuit allerlei onoverzichtelijke steegjes hordes kinderen naar onze wagen. Eentje kroop zowat door het open raam naar binnen. Mijn collega en ik lachten erom, stapten uit de voertuigen, maakten grapjes met de kinderen, deelden snoepjes uit. Het enige dat mij herinnerde aan een mogelijke dreiging was de Glock-17 die ik in mijn holster droeg. Maar zelfs meenemen van dat handvuurwapen voelde een beetje overdreven. Na een aantal turbulente jaren, beginnend met een staatsgreep in 2012, gevolgd door een burgeroorlog plus een influx van gewelddadige jihadisten, leek met de komst van blauwhelmen de situatie in 2015 in Mali aanmerkelijk verbeterd. Het was zelfs zo kalm dat een pennenlikkende stafofficier van het Contingentscommando zoals als ik er zonder noemenswaardige force protection op uit werd gestuurd om af en toe sociale patrouilles te rijden.

Hoe anders is de situatie zeven jaar later. Na opnieuw een staatsgreep, dit keer in 2020 door een militaire junta, lijkt het land gevaarlijker dan ooit, en bovendien weer terug bij af. In dat jaar trokken pantserwagens door de straten van de hoofdstad Bamako om leden van de regering vast te zetten en president Ibrahim Boubacar Keïta de macht te ontnemen. Dat die een keer het veld moest ruimen, leek logisch: de van corruptie verdachte Keïta had zijn land in economische chaos gestort, met dagenlange protesten tot gevolg. Die twee keer dat ik in Mali op de luchthaven van Bamako landde, stond daar glimmend in de zon de gloednieuwe 40 miljoen dollar kostende Boeing 737 van de president van Mali, een van de allerarmste landen ter wereld (dit terwijl in Nederland op dat moment een slepende discussie plaatsvond over de goedkoopst mogelijke vervanging van het stokoude Fokker-regeringstoestel).

Dat er iets moest veranderen binnen het leiderschap van Mali, leek evident. Maar de militaire dictatuur die er nu heerst is bepaald niet de droomoplossing. Beloftes om het land weer naar een democratie te transformeren lijken tot op heden op niets uit te lopen. De junta lijkt intussen alleen geïnteresseerd in de bevolkingscentra. In het aansturen van de etnisch gecompliceerde buitengebieden, zoals Noord-Mali, tonen ze geen interesse. Het gevolg: radicaalislamitische groeperingen springen in het vacuüm dat de junta achterlaat. Overal laait het geweld op, ook tegen burgers. Ruim 400.000 mensen zijn ontheemd en bijna twee miljoen mensen zijn aangewezen op voedselhulp.

Een van de oorzaken van de situatie in Mali is, volgens mijn bescheiden mening, dat de internationale gemeenschap de problemen in het land nooit serieus genoeg heeft genomen. Frankrijk is weliswaar sinds jaren actief in de Sahel-regio onder de vlag van anti-terreuroperatie Barkhane, maar deze operatie zal begin van dit jaar verder afgebouwd worden. En ook Nederland heeft in het verleden een aardig contingent op de been gebracht in het noorden van Mali, in het kader van de VN-operatie MINUSMA. Sinds november 2021 levert Nederland zelfs de Force Commander van de missie: voor minimaal een jaar leidt luitenant-generaal Kees Matthijssen de VN-troepen in Mali. Ook stuurt Nederland een C-130 transportvliegtuig. Daarnaast biedt Nederland liaisonofficieren aan binnen het Europese samenwerkingsverband Taskforce Takuba, die lokaal samenwerkt met Malinese partnereenheden om de invloed van terroristische groeperingen te bestrijden. Klinkt allemaal geweldig, maar Taskforce Takuba levert momenteel op papier niet meer dan 600 militairen. Door de ontstane chaos trekken steeds meer partnerlanden hun personeel terug uit de missie. Met de  VN-missie in Mali is bovendien iets raars aan de hand. In 2015 en 2016, toen ik er rondliep, zag ik nog veel Nederlandse, Duitse en Zweedse militairen met de blauwe baret. Maar na die tijd verloren westerse landen hun interesse in Mali. Ook Nederland trok elk jaar weer meer militairen terug uit het land. Ooit bestond het Nederlandse contingent uit 450 militairen, maar half 2020 keerde het laatste materieel terug naar Nederland.

De terugtrekking van westerse landen uit MINUSMA blijkt niet zonder gevolgen. De VN probeert in allerijl het troepenniveau nog wat op peil te houden, maar westerse landen geven niet langer thuis. Peacekeepingmissies zoals die in Mali worden steeds vaker ‘uitbesteed’ aan armere landen: laat die het vuile werk maar opknappen. Zoals we inmiddels onze kleding onder ellendige omstandigheden in lagelonenlanden laten maken, doen we zoiets tegenwoordig ook met VN-vredesmissies. Kijk maar naar het lijstje landen dat zich nog wel committeert aan MINUSMA: op dit moment levert Tsjaad met 1.444 militairen de meeste mensen aan de VN-missie (totaal 13.200 militairen), gevolgd door Bangladesh, Egypte, Senegal, Togo, Burkina Faso, Niger, Ivoorkust en Guinee.[1] Alle respect voor deze landen, maar geen van alle staan ze bekend om hun uitmuntende krijgsmachten. De vraag is of je met een stel militairen uit (voormalig) derdewereldlanden echt het militaire vermogen op de mat kunt leggen om de complexe veiligheidsproblemen in Mali het hoofd te bieden. Ik wens luitenant-generaal Matthijssen veel succes. Hij heeft in elk geval ook nog 500 Duitse militairen in Mali onder zich.

Het terugtrekken van westerse landen uit VN-vredesmissies zoals die in Mali is verklaarbaar. In alle landen heerst onder het grote publiek een zekere vermoeidheid over al die slepende missies met hun beperkte resultaten. Maar helemaal niet meer meedoen heeft grote gevolgen. Kijk opnieuw naar Mali. Mede door gebrek aan VN-troepen heeft de Malinese regering het outsourcen van militaire steun inmiddels naar een heel nieuw (bedenkelijk) niveau getild. Volgens The Economist heeft Mali huurlingen van de Russische Wagner Group ingeschakeld om het vuile werk in het land op te knappen (circa 450 man).[2] Deze private military contractor is opgericht door ene Jevgeny Prigozjin, een protegé van Vladimir Poetin. Het Nederlandse kabinet schreef op 9 februari aan de Tweede Kamer bekend te zijn met het feit dat er Russische paramilitairen actief zijn in Mali.[3] Niet gehinderd door mandaten of mensenrechten wordt op deze manier de Russische invloedssfeer ook in West-Afrika verder uitgebreid. Een nogal wrang bijeffect voor westerse landen die een voor een Mali-moe zijn geworden, en daarop hun eenheden terugtrokken. Rusland vult dit gat nu op. Met alle gevolgen van dien.

           

[1] Zie: United Nations Peacekeeping, factsheet MINUSMA (New York, VN, stand november 2021).

[2] ‘Small band of mercenaries extend Russia’s reach in Africa’, The Economist, 15 januari 2022.

[3]  ‘Kamerbrief over de politieke ontwikkelingen in de Sahelregio’ (Den Haag, 9 februari 2022).

Over de auteur(s)

Jaus Müller MA

Jaus Müller MA is militair historicus en werkt bij het cluster Onderwijs van de afdeling Operationele Dienstverlening van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie.