Sinds de introductie in het militaire lexicon door de Amerikaanse luchtmachtjurist kolonel Charles J. Dunlap jr. is lawfare een complex en vooral lastig element van onconventionele oorlogvoering geweest. Dunlap maakte een porte-manteau van de woorden law en warfare en definieerde lawfare in een essay uit 2001 als ‘het gebruik van de wet als oorlogswapen’, waarbij hij poneerde dat de deugd van de wet beschermd dient te worden met het oog op het behoud van humanitaire waarden. In de afgelopen twee decennia schreef Dunlap, inmiddels gepensioneerd als majoor-generaal, uitgebreid over het concept. In Dunlaps teksten maakt lawfare een reis van obscuur element naar een centraal kenmerk in moderne (hybride) oorlogvoering, wat meerdere malen de complexiteit van lawfare duidelijk maakt.
Ongemakkelijke waarheid
Het is deze complexiteit die luitenant-kolonel Christopher M. Ford en luitenant-kolonel Winston S. Williams wilden vangen in het inaugurele deel van de Lieber-series. In het grotere kader van asymmetrische oorlogvoering is lawfare een vaak verwaarloosd instrument, hoewel het in militaire termen een vorm is van effects-based operations. Misschien is het nog niet helemaal uit de obscuriteit geraakt, of misschien zijn wij, als westerse landen, nog niet volledig in het reine gekomen met de ongemakkelijke waarheid dat onze tegenstanders het internationale recht en het recht van gewapend conflict naar eigen goeddunken misbruiken en gebruiken. Daarbij doen onze tegenstanders dit niet spontaan, maar wordt lawfare vakkundig gepland, voorbereid en ingezet.
Het verzamelwerk Complex Battlespaces bouwt voort op een workshop uit 2016, gehouden ter ere van de opening van het Lieber Instituut aan de United States Military Academy in West Point. In veertien hoofdstukken geeft het boek de complexiteit van de wet van gewapend conflict en moderne oorlogvoering weer door middel van vier lenzen: wettelijke regimes, bestuur, technologie en de verstedelijking van het slagveld. Elk van de vier lenzen geeft op zijn eigen manier een toevoeging aan de complexiteit van de slagvelden van de 21e eeuw.
Vier ‘lenzen van complexiteit’
Deel een van het boek gaat met vier hoofdstukken in op de complexiteit van juridische regimes. Het gebruik van juridische terminologie is vrij eenvoudig te volgen voor een amateur in het internationale recht, zoals de auteur van deze recensie. Dat gezegd hebbende is het, om de argumenten van de auteurs volledig te begrijpen, raadzaam zichzelf in te lezen in de Verenigde Naties, internationaal humanitair recht/humanitair oorlogsrecht en de Rechten van de Mens. Basiskennis van ius ad bellum (de wettelijke rechtvaardiging om oorlog te voeren) en ius in bello (de wet die bepaalt hoe oorlog wordt gevoerd) is ook nuttig voor begrip van de onderliggende debatten. In zekere zin toont deze vereiste startkennis al de complexiteit van verschillende wettelijke regimes aan. Om het makkelijker te maken hebben de verschillende auteurs gekozen voor historische gevallen van de afgelopen drie decennia om de talloze problemen met praktische voorbeelden te illustreren.
Het tweede deel van het boek gaat in op de complexiteit van governance, of liever gezegd, de complexiteit die voortkomt uit een gebrek aan behoorlijk bestuur in falende staten. Dit omvat vragen over soevereiniteit, wettelijke erkenning, verantwoordelijkheid van de staat en de juridische verplichting om het soevereine grondgebied niet te (laten) gebruiken voor handelingen die strijdig zijn met de rechten van andere staten. Met de persoonlijke interesse in hybrid warfare staan mijn favoriete hoofdstukken wellicht in dit deel. Zo schrijft Aurel Sari in hoofdstuk zes dat lawfare een integraal en kritisch onderdeel is van hybride oorlogvoering. Evenzo onderzoekt Jeff Kahn verdere implicaties voor hybride oorlogvoering in hoofdstuk zeven, met het koppelen van hybride tactieken aan krijgsgevangenen, waarbij hij de lopende oorlog in Oekraïne als casestudy gebruikt. Door dit te doen trekken Sari en Kahn Complex Battlespaces naar hedendaagse conflicten en benadrukken ze de noodzaak om lawfare te begrijpen als een hulpmiddel waar hybride tegenstanders afhankelijk van zijn als enabler en force multiplier. Als er enige reden is voor de militaire denker van vandaag om Complex Battlespaces te lezen, dan zijn het de hoofdstukken zes en zeven van dit boek.
Technologie en verstedelijking
Lopende discussies over de juridische aspecten van opkomende technologieën vormen het derde deel van dit boek. Of het nu gaat om drones, cyberwapens of robotica (denk bij de laatste bijvoorbeeld aan de RAS-eenheid van 13 Lichte Brigade), nieuwe technologieën brengen een military revolution of een revolution in military affairs teweeg. In beide gevallen wordt van juridische geleerden gevraagd internationaal overeenstemming te bereiken over normen voor het gebruik van dergelijke nieuwe technologieën. Hoewel het inderdaad waar is dat de ongekende vernietiging in gewapende conflicten in de 20e eeuw niet in de laatste plaats veroorzaakt was door vooruitgang in de (militaire) technologie, tillen de auteurs van de hoofdstukken in dit deel van het boek het debat boven het niveau van killer robots. Bijzonder interessant is het hoofdstuk over cyber, dat voor een groot deel ook de juridische aspecten van het verzamelen van informatie omvat.
Het laatste en kortste deel van het boek – maar zeker niet het minste – behandelt de complexiteit die verstedelijking aan het slagveld toevoegt. Waar expeditionaire operaties in het verleden grotendeels in het open gebied werden uitgevochten, is het moderne conflict zwaar verstedelijkt (denk bijvoorbeeld aan de Russische invasies van Georgië in 2008 en Oekraïne in 2014). Beide hoofdstukken vestigen uitgebreid de aandacht op de netelige kwestie van het gebruik van burgers als menselijk schild. Het internationale recht is hier nogal absoluut over (het is verboden!), maar zodra een tegenstander, of het nu een staat of een non-state actor is, weet dat het je in je acties zal beperken, wordt het vechten met één arm op de rug. Hier herinneren de auteurs de lezer aan Dunlaps oorspronkelijke argument: bescherm de deugd van de wet met het oog op het behoud van humanitaire waarden (en zorg dus dat je in staat bent te vechten met één arm op de rug).
Doordachte perspectieven
Samengevat behandelen de veertien hoofdstukken samen verschillende, doordachte perspectieven die tot nadenken aanzetten over het gebruik en misbruik van recht in moderne oorlogvoering. Hoewel ik over het algemeen zeer te spreken ben over Complex Battlespaces, is de dekking van niet-statelijke actoren (en het gebruik van niet-statelijke actoren door statelijke actoren) enigszins oppervlakkig en zou dit een invalshoek kunnen zijn voor het tweede deel van de Lieber-series. Het boek leest relatief gemakkelijk weg (na het lezen van enkele juridische definities zoals eerder genoemd) en hedendaagse casestudy’s zorgen voor levendige voorbeelden. Daarbij ook een advies aan toekomstige lezers: schrik niet terug voor de 528 pagina’s die de bundel telt, want zoals elke verantwoorde juridische tekst bestaat Complex Battlespaces voor meer dan de helft uit voetnoten.
Ritmeester G.L.J. Jacobs
Complex Battlespaces
The Law of Armed Conflict and the Dynamics of Modern Warfare
Door Christopher M. Ford en Winston S. Williams (red.)
New York (Oxford University Press) 2019
528 blz – ISBN 9780190915360