Ter gelegenheid van de historische onderhandelingen in Singapore vertoonde de Amerikaanse president aan de Noord-Koreaanse leider een promotiefilmpje waarin zij getweeën de hoofdrol spelen. In de film worden ze toegejuicht door het volk en zij zwaaien terug, en er waren allemaal glimmende dingen in te zien: monorails, een drone, torenflats, laboratoria die oogden alsof er belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen in werden gedaan. De beelden waren bedoeld om Kim Jong-un te laten zien hoe de toekomst voor Noord-Korea eruit zou kunnen zien. Als Noord-Korea zijn nucleaire arsenaal ontmantelt, kan het net zo welvarend worden als Amerika’s bondgenoot Zuid-Korea, was de boodschap.
‘He really enjoyed it,’ verzekerde de Amerikaanse president. Hij roemde ook de schoonheid van Noord-Korea’s stranden (hoe mooi die zijn, kun je op tv steeds zien ‘als ze kanonnen in zee laten ontploffen’, zei hij). Trump doe je geen groter plezier dan met toplocaties om beach resorts op te bouwen. Maar Kim Jong-un heeft een andere liefhebberij.
Om te gedijen heeft de Noord-Koreaanse leider de VS wel nodig, maar als aartsvijand, niet als bondgenoot. Volgens de Noord-Koreaanse geschiedenisboeken viel de VS op 26 juni 1950 Noord-Korea binnen om er chaos en leed te veroorzaken. Noord-Korea’s eerste grote leider, Kim Il-sung, was er destijds bij en zag met eigen ogen dat de Amerikanen er op uit waren om ‘van het Koreaanse volk hun slaven te maken en van Korea hun kolonie’.
Het was natuurlijk andersom in 1950: Noord-Korea viel Zuid-Korea binnen. Maar nog steeds leren Noord-Koreaanse kindertjes op school dat drie dode Amerikaanse militairen plus vier dode Amerikaanse militairen, zeven dode Amerikaanse militairen zijn. Nog steeds hangen in heel Noord-Korea posters met de waarschuwing dat de Amerikanen op het punt staan om Noord-Korea opnieuw binnen te vallen. De constante dreiging uit Amerika verklaart voor het Noord-Koreaanse volk waarom de grote leider zijn nucleaire wapens, zijn parate krijgsmacht (de op drie na grootste ter wereld) en zijn totale, genadeloze interne controle nodig heeft: Amerikaanse agenten schuilen onder elke Noord-Koreaanse steen.
Voor de dictator is het noodzakelijk om een aartsvijand te hebben en het volk denkt er ook wel bij te varen. Hannah Arendt schreef het al: totalitarisme elimineert de afstand tussen mensen. In een dictatuur versmelten alle mensen tot één gigantische creatuur, die gedijt in de illusie van warmte en samenzijn. Totalitaire regimes verbroederen, helemáál tegen een vijand, en ze mobiliseren: kijk naar de pleinen waar het volk schouder aan schouder met vlaggetjes zwaait en juicht.
Als Amerikaanse toeristen vakantiereizen gaan boeken naar Trumps gedroomde recreatieoorden op Noord-Koreaanse stranden, is de dictator zijn rechtvaardiging kwijt. Dat Noord-Korea op Zuid-Korea kan gaan lijken is voor Kim Jong-un geen verlokkend vergezicht, maar een gruwel. Het Noord-Koreaanse volk, in splendid isolation, heeft überhaupt geen beelden bij het concept van Amerikaanse toeristen in een Noord-Koreaans strandhotel. Om met George Orwell te spreken: net zoals dat gaat met de meeste wilde dieren, floreert de menselijke verbeelding niet in gevangenschap.
Alleen de president van Amerika droomt. Eerder vertelde hij journalisten dat hij voor zich zag wat hij in de lunchpauze van de vredesonderhandelingen zou doen: hij zou hamburgers voor Kim Jong-un laten aanrukken. Dát zou de Noord-Koreaan leren wat hij allemaal zou kúnnen hebben, als hij maar voor de Amerikaanse eis zou buigen.
Mooi dat er bij de top in Singapore niet één hamburger op tafel kwam. In plaats daarvan liet Kim Jong-un gevulde komkommers à la Noord-Korea serveren. Met stukjes ui erin. Zure happen voor twee.