Op 1 maart 2017 heeft koning Willem-Alexander mij eervol ontslag verleend bij het beroepspersoneel van de krijgsmacht. Na ruim 39 jaar zat mijn diensttijd erop. Sinds 1 januari 2019 werk ik weer bij Defensie, maar dit keer op basis van een jaarcontract en als burgerambtenaar. En bij deze nieuwe status hoort het afleggen van de belofte. Dit gebeurde op donderdag 4 april tijdens een stijlvolle ceremonie op de KMA. Commandant-NLDA generaal N. Geerts pakt dit serieus en waardig aan. Ieder half jaar neemt hij de tijd en moeite om zijn nieuwe burgermedewerkers te beëdigen. En daarbij geeft hij bijzonder goed aan wat de betekenis hiervan is. Gezien de bijzondere (machts)positie van de ambtenaar – ook bij Defensie – is het een goede zaak dat zij publiekelijk uitspreken dat ze zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheden. Goed dat deze wettelijke verplichting bestaat en goed dat C-NLDA daar tijd voor vrijmaakt.

Maar desondanks kijk ik met gemengde gevoelens terug op deze dag en het opnieuw afleggen van de belofte. Ik ervaar deze wettelijke verplichting als een miskenning van mijn belofte die ik op 10 september 1982 heb afgelegd. Toen heb ik ‘voor het front van de alhier (Middelburg) in garnizoen zijnde troepen met hoorbare stemme de volgende woorden uitgesproken: Ik beloof trouw aan de Koningin, gehoorzaamheid aan de Wetten en onderwerping aan de Krijgstucht. Dat beloof ik’. Ondanks mijn eervolle ontslag voel ik mij, naar de geest van de doelstelling van een belofte, daaraan nog steeds gebonden en bovenal gehouden. Officieren hebben traditioneel publiekelijk een belofte of eed afgelegd, de (wettelijke) verplichting voor burgerambtenaren is van recentere datum. Voorafgaande aan de invoering hiervan is daar ongetwijfeld uitgebreid door juristen naar gekeken. En dat is dan ook goed merkbaar in de lengte en ‘volledigheid’ van de belofte die de burgerambtenaar aflegt.

Het begint met: ‘Ik beloof dat ik trouw zal zijn aan de Koning en dat ik de Grondwet en alle overige wetten van ons land zal eerbiedigen’ en eindigt met: ‘Ik beloof dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt kan schaden. Dat verklaar en beloof ik!’ (zie het einde van deze column voor de volledige tekst).

Het eerste en laatste deel van de burgerbelofte geeft kort en kernachtig weer wat van mij als (rijks)ambtenaar wordt verwacht. En komt in mijn ogen aardig overeen met de doelstelling en strekking van de ooit afgelegde militaire belofte. En daar voel ik mij in ieder geval nog steeds aan gebonden. Ik heb die plechtige belofte in 1982 niet voor niets afgelegd.

Wat ik nu zo opmerkelijk vind is, dat wanneer ik bij een ander ministerie de belofte had afgelegd, die ook geldig is bij Defensie. En nu kom ik, na 39 jaar trouwe dienst als militaire ambtenaar, als burgerambtenaar terug bij mijn ‘eigen’ ministerie en dan blijkt de militaire belofte van nul en generlei waarde te zijn. En dat vind ik zeer apart en eigenlijk ook onverteerbaar. Immers, militairen, dienend bij een organisatie die (massaal) geweld mag toepassen, moeten juist integer en zorgvuldig met die bevoegdheid omgaan. En daarom was en is het ook goed dat zij, van oudsher, publiekelijk verklaarden de wetten te respecteren. Die belofte om dit vergaand mandaat binnen de kaders van de wet toe te passen wordt dus niet serieus genomen door mijn eigen ministerie. En dat steekt.

De ongetwijfeld juridisch verantwoorde lange en formalistische tekst is voor mij, als niet-jurist, kort en bondig samen te vatten met de belofte die ik in 1982 heb afgelegd. En waar ik, bij mijn weten, nooit formeel van ben ‘ontslagen’. Maar ook het eerste en laatste punt van de burgerbelofte zouden voldoende moeten zijn. De tussenliggende vier (!) beloften zijn in mijn ogen nadere aanvullingen op zaken die ik al heb beloofd: namelijk het naleven van de wetten en mij als goed ambtenaar te gedragen.

Het zou het Defensie sieren wanneer zij zich hard maakt om te voorkomen dat militairen die als burgerambtenaar weer in dienst treden aan deze overbodige ceremonie moeten deelnemen.   

 

Volledige tekst Belofte burgerambtenaar

‘Ik beloof dat ik trouw zal zijn aan de Koning en dat ik de Grondwet en alle overige wetten van ons land zal eerbiedigen;

Ik beloof dat ik noch direct, nog indirect in welke vorm dan ook valse informatie heb verstrekt in verband met het verkrijgen van mijn aanstelling;

Ik beloof dat ik tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets heb geschonken of beloofd en dat ik dit ook niet zal gaan doen;

Ik beloof dat ik tot het verkrijgen van mijn aanstelling van niemand giften heb aanvaard en aan niemand beloften heb gedaan en dat ik dat ook niet zal gaan doen;

Ik beloof dat ik plichtsgetrouw en nauwgezet de mij opgedragen taken zal vervullen en zaken die mij uit hoofde van mijn functie vertrouwelijk ter kennis komen of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet inzien, geheim zal houden voor anderen dan die personen aan wie ik ambtshalve tot mededeling verplicht ben;

Ik beloof dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt kan schaden.

Dat verklaar en beloof ik!’

 

Over de auteur(s)

W. Hagemeijer

Wouter Hagemeijer is luitenant-kolonel b.d. en burgermedewerker bij Defensie.