De westerse inspanningen om Oekraïense militairen te trainen zijn enorm. Voor februari 2022 werden Oekraïense Special Forces getraind door onder meer de VS, het VK en Canada, en mede hierdoor hadden de Russische konvooien ten noorden van Kyiv een groot probleem. Afgelopen jaar werden enkele grote trainingsprogramma’s voor tactische vaardigheden opgezet. Eerst organiseerde het VK een groot trainingsprogramma voor 30.000 Oekraïense militairen; nu leidt de Europese EUMAM-missie een vergelijkbaar aantal troepen op.
Nederland nam/neemt aan beide deel. Hiernaast bestaat er een uitgebreid scala aan gespecialiseerde opleidingen. Oekraïne heeft immers onoverzichtelijk veel verschillende wapensystemen gekregen van het Westen – alleen al een dozijn verschillende types 155mm-houwitsers. Elk wapensysteem vereist een eigen opleiding, om nog te zwijgen over onderdelen en onderhoud. Voor al deze opleidingen zou eigenlijk het concept Train the trainer leidend moeten zijn. Dit betreft het creëren van een netwerk van toekomstige trainers, die allemaal zelf gaan opleiden. In de praktijk blijkt het lastig om toekomstige trainers op te leiden, want de nood is hoog en de meesten worden gelijk naar het front gestuurd. Toch heeft het concept hier ook een andere betekenis. Eigenlijk zouden Oekraïense troepen opleidingen moeten geven aan westerse militairen. Zij hebben immers als enigen – nu al bijna anderhalf jaar – ervaring in het voeren van een grootschalig gevecht tegen een zogeheten peer adversary.
Opleidingen en trainingsinfrastructuur – en het verwerken van lessons learned – spelen al sinds het begin van het conflict in Oekraïne een cruciale rol. Vanaf 2014 werd Oekraïne dagelijks gedwongen lessen te trekken uit het gevecht. In februari 2022 mobiliseerde Oekraïne onmiddellijk, Rusland niet. De Russen zetten al hun professionele eenheden volledig in; die werden gelijk vermangeld in de strijd. De Russische mobilisatie-infrastructuur bleek de jaren ervoor verwaarloosd te zijn, en het kader om op te leiden is nu beperkt. Zowel Oekraïne als Rusland ervoer de pijnlijke les dat de eerste weken van een conflict met hoge intensiteit veel moderne wapensystemen – en helaas ook de aanwezige troepen – zal opbranden. Vervolgens moet men terugvallen op wat er nog in de opslag staat. De Russische wapenopslagen waren vol, maar door corruptie en wanbeheer waren de wapens slecht onderhouden en vaak ontdaan van cruciale componenten. Westerse en Nederlandse opslagen lagen er beter bij. Zo konden de YPR’s redelijk snel naar Oekraïne, al moest men waarschijnlijk wat handleidingen afstoffen en enkele deskundigen benaderen die allang met pensioen waren. De westerse opslagen zijn inmiddels helemaal leeg – alles is in Oekraïne. Wat betreft het menselijk kapitaal heeft Nederland nog de dienstplicht. Die is opgeschort, en niet afgeschaft, en kan in principe in tijd van oorlog zo weer geactiveerd worden. Helaas zijn wel de hiervoor benodigde kazernes en opleidingscapaciteit verdwenen.
Terwijl westerse militairen Oekraïense soldaten hebben opgeleid, hebben de Oekraïners nu ruimschoots gevechtservaring. Hun lessons learned kunnen over de hele linie getrokken worden, van strategisch tot operationeel en tactisch niveau. Ook hebben ze ervaring hoe joint en combined optreden in de praktijk uitpakt. De Oekraïense krijgsmacht heeft zich volledig moeten aanpassen aan de harde realiteit. Dit is altijd een pijnlijk proces, maar in nood gaan innovatie en aanpassingsvermogen in een stroomversnelling. Bij de NAVO-landen bestaat geen vergelijkbare druk om de krijgsmacht te hervormen, en militairen (en organisaties in het algemeen) hebben een natuurlijke weerstand tegen al te rigoureuze veranderingen. Er is dus een groot risico dat het Westen uit het conflict in Oekraïne wat versnipperde conclusies trekt en geen geïntegreerde analyse maakt om deze vervolgens rigoureus te implementeren. Drones zijn daar een voorbeeld van. Britse onderzoekers van het gerenommeerde Royal United Services Institute (RUSI) schatten in dat Oekraïne zo’n 10.000 drones per maand verliest. Dit getal is natuurlijk omstreden, en het is nogal wiedes dat NAVO-krijgsmachten meer moeten investeren in drones. De kernvraag is hoe deze capaciteit in te bedden in bestaande structuren. Of moeten bestaande structuren wellicht juist worden omgegooid om (goedkope en vervangbare) drones op pelotonsniveau te integreren? Uiteindelijk gaat het niet om de drones zelf, maar hoe een bepaald effect kan worden bereikt op het slagveld.
Elk domein, elk niveau en elke militaire specialiteit zal fundamentele lessen moeten trekken uit het conflict in Oekraïne. Vervolgens zullen deze allemaal moeten worden geïntegreerd, idealiter binnen de nieuwe doctrine van Multi Domain Operations. Sommige conclusies zullen op organisatorische weerstand stuiten en misschien moeten bestaande structuren, modellen en eenheden op de schop. Andere conclusies zullen politiek ongemakkelijk zijn. Als Oekraïense militairen overtuigd zijn dat de tank onontbeerlijk is voor het landgevecht, dan loont het om goed te luisteren. De lessons learned zullen ongetwijfeld grote gevolgen hebben voor de Nederlandse krijgsmacht. Misschien moeten binnen en tussen krijgsmachtdelen andere prioriteiten worden gesteld, met grote financiële gevolgen. Het is goed dat er een Defensievisie 2035 ligt, maar deze stamt wel uit oktober 2020, toen de wereld er anders uitzag.
Het lijkt eenvoudig om lessen te trekken uit het conflict in Oekraïne, maar dat is het niet. Om de krijgsmacht te kunnen aanpassen zullen eerst alle assumpties tegen het licht moeten worden houden die ten grondslag liggen aan een grootschalig conventioneel gevecht. Het betekent vooral niet: we bestellen er een flink aantal drones en HIMARS bij, en klaar is Kees. Lessen trekken kan alleen met hulp van Oekraïense militairen. Hun krijgsmacht heeft zich immers razendsnel aangepast en staande gehouden. Ook de Russen trekken hun lessen, al lijkt dit proces aanzienlijk pijnlijker te verlopen. Zo zal de dreiging tegen de NAVO zich eveneens verder ontwikkelen en aanpassen. Oekraïne zal voorlopig nog een grote behoefte aan westerse militaire opleidingscapaciteit hebben, maar het is belangrijk om te beseffen dat wij op veel vlakken inmiddels meer van de Oekraïense krijgsmacht kunnen leren dan zij van ons. Momenteel hebben zij andere zorgen aan hun hoofd dan ons bijspijkeren in de kunst van het oorlogvoeren. Toch dienen Den Haag en de Operationele Commando’s nu de voorbereidingen te treffen om geïntegreerde lessons learned van de frontlinies te vergaren. Implementatie van deze lessen zal de volgende stap zijn. Hier hoort een open houding bij, samen met de bereidheid om eigen stokpaardjes te offeren. Het motto train as you fight blijft leidend, en het zijn de Oekraïense militairen die momenteel dapper vechten. Ongeacht het resultaat op het slagveld mogen we hopen dat zij straks ook ons uitgebreid willen trainen.