Het leek een stap vooruit: Libisch kustwacht- en marinepersoneel dat training kreeg aan boord van het Nederlandse marineschip Rotterdam. In november 2016 klom de politieke verslaggever van RTL, Fons Lambie, even aan boord voor een reportage. Hij constateerde dat het opleidingsniveau van de Libiërs niet al te hoog was. Op de ‘drijvende school’ leerden de Libiërs ‘boardingoperaties’ en brandbestrijding. Heel basic, vertelde Lambie. ‘Uitleggen hoe een brandblusser werkt, hoe je op de juiste manier aan boord gaat, fouilleren voor beginners.’ Twee maanden later zaten de trainingen er alweer op. Achtenzeventig Libiërs waren opgeleid, ook op een Italiaans schip. De Rotterdam voer terug naar Den Helder voor verlof en onderhoud.
De Libische zeetroepen hebben sindsdien niet stilgezeten. We zijn een jaar verder en berichten over samenwerkingsverbanden tussen de Libische marine en slavenhandelaren gaan de wereld over: marine en kustwacht onderscheppen ze, de handelaren verhandelen ze. Op CNN-beelden zien we hoe migranten bij opbod verkocht worden.
Maar laten we wel wezen, iedereen wist natuurlijk allang van de mensenhandel in Libië. De berichten over gedwongen arbeid, opsluiting, mishandeling en afpersing doen al jaren de ronde. Sinds 2015 draagt bijna iedere migrant die door Artsen zonder Grenzen uit zee gered werd de wonden en littekens van extreem geweld. Maar tot nu vond niemand het nodig om er iets aan te doen. Men volstond met de Libische marine te leren hoe een brandblusser werkt.
Nu is tout le monde erbovenop gedoken: de Libische regering, met de verzekering dat ze de slavenhandel zullen verpulveren als Europa helpt; de Europese Commissie en de Afrikaanse Unie, die een gezamenlijke Task Force beloven die een einde gaat maken aan slavenhandel langs de hele migratieroute en de Franse president Macron, die een Veiligheidsraadresolutie eist voor ‘concrete militaire actie’ tegen slavenhandel.
‘Mensensmokkelaars zijn de slavenhandelaren van de 21e eeuw,’ zei de Italiaanse premier Matteo Renzi onlangs. In de loop der jaren verdween in de discussie over migranten het onderscheid al tussen ‘mensensmokkelaars’ en ‘mensenhandelaren’, terwijl het bij mensensmokkel gaat om afspraken tussen smokkelaars en migranten en bij mensenhandel om dwangarbeid. Nu wordt de term ‘slavenhandel’ er nog eens bijgemixt. Handel in slaven klinkt erger dan handel in mensen: zo kan de internationale politiek het gebruik van militair geweld bespreken alsof het een morele plicht is.
Maar wat er nu op de Middellandse Zee gebeurt lijkt in de verste verte niet op de oude trans-Atlantische slavenhandel. De Afrikanen van destijds wilden niet migreren. Ze werden aan kettingen uit Afrika weggesleept. De migranten en vluchtelingen van nu willen juist heel graag migreren. Als het mocht, zouden ze een vliegtuig naar Europa nemen. In plaats daarvan worden ze opgesloten in Libische gevangenissen die voor een deel betaald worden door de EU.
Ik denk terug aan mei 2015. De stroom migranten uit Libië werd steeds groter. Een document uit Brussel lekte uit, waarin de strategie voor een militaire EU-missie tegen de migratiestroom werd besproken. ‘Mensensmokkelaars’ en ‘mensenhandelaars’, zouden gebombardeerd worden. Er werd rekening gehouden met collateral damage onder migranten en vluchtelingen, maar die werd op de koop toe genomen.
Ik kan met de beste wil van de wereld niet meevoelen in de internationale heilige verontwaardiging over de slavenhandel in Libië. Wat ik zie zijn politieke leiders die een humanitaire spin geven aan een op handen zijnde militaire campagne met collateral damage.
Migratie met militair geweld neerslaan is geen nobele strijd tegen het kwaad van de slavernij. Het is alleen maar een volgende, gewelddadige stap in de strijd die moet voorkomen dat bepaalde groepen mensen zich vrij naar ons toe verplaatsen.